Besluit van 27 september 1999, houdende bepalingen
ter uitvoering van artikel 46b, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer
1995
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 16 juli 1999,
nr. WJB 99/553 M, Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke
Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1999, No. W06.99.0415/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 22 september
1999, WJB 99/551 M;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De aanwijzing, opgenomen in artikel 3 van de Regeling melding en reglementering
transacties in effecten 1999, wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 27 september 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de dertigste september 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Per 1 januari 1999 is de Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Wet
toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte) teneinde de effectiviteit van
deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te
verbeteren (Stb. 1998, 320; hierna: de wet) in werking getreden, met uitzondering
van een aantal artikelen die per 1 april 1999 in werking zijn getreden. Deze
wet vervangt de voordien geldende tekst van artikel 46 van de Wte en voegt
vier nieuwe artikelen toe. De voorgestelde aanpassingen beogen de effectiviteit
van de wetgeving inzake gebruik van voorwetenschap te verbeteren. Doel van
het verbod is in het bijzonder het vertrouwen van het publiek in de integriteit
van de effectenhandel te handhaven.
Hiertoe zijn de bewoordingen van de strafbepaling meer in overeenstemming
gebracht met de bewoordingen van de Europese richtlijn inzake transacties
van ingewijden1 en de wetgeving van de overige Europese
lidstaten. Bovendien is aan het uitgangspunt, dat een ieder die over voorkennis
beschikt zich dient te onthouden van effectentransacties, meer gewicht toegekend.
Op grond van artikel 46b, derde lid, onder c, van de wet is de Regeling
melding en reglementering transacties in effecten 1999 (Stcr. 1999, 122) tot
stand gekomen. In deze regeling worden categorieën van personen aangewezen
die, onder daarbij gestelde voorwaarden, naast de reeds in artikel 46b, derde
lid, onder a en b, van de wet genoemde categorieën van personen, melding
moeten maken van hun bezit van en transacties, in of vanuit Nederland, in
effecten van de betreffende instelling. Van deze personen is het waarschijnlijk
dat zij over koersgevoelige informatie (kunnen) beschikken en op hen is derhalve
een meldingsplicht van toepassing. Onder meer is voorzien in een meldingsplicht
voor degenen die rechtstreeks of middellijk meer dan 25% van het kapitaal
van de instelling verschaffen, alsmede voor de bestuurders en commissarissen
van die rechtspersoon of vennootschap. De melding dient plaats te vinden aan
de Minister van Financiën, in casu overgedragen aan de Stichting Toezicht
Effectenverkeer.
Wil de in de Regeling melding en reglementering transacties Wet toezicht
effectenverkeer 1995, opgenomen aanwijzing van categorieën van personen
gelding blijven behouden, dan dient overeenkomstig artikel 46b, vierde lid,
van de wet, binnen zes maanden na inwerkingtreding van de regeling waarbij
zij tot stand is gekomen, goedkeuring plaats te vinden bij algemene maatregel
van bestuur. Tevens is in dit artikel bepaald dat de algemene maatregel van
bestuur niet eerder inwerking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld
mededeling gedaan aan de beide kamers van de Staten Generaal. In deze goedkeuring
wordt thans voorzien.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van
State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
XNoot
1Richtlijn nr. 89/592/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
13 november 1989 (PbEG L 334) tot coördinatie van de voorschriften van
ingewijden.