Besluit van 15 september 1999, houdende wijziging van het Huursubsidiebesluit (verplichting voor huurders van onzelfstandige woonruimten van toegelaten instellingen om de verklaring huurgegevens huursubsidie over te leggen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 juni 1999, nr. MJZ 99185272, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 11, tweede lid, en 28, derde lid, van de Huursubsidiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 1999, nr. W08.99.0317/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 september 1999, nr. MJZ 99209264, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Huursubsidiebesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt na «woonvorm,» ingevoegd: en in eigendom is van een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is,.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Bij de aanvraag wordt een verklaring van de voorzitter van de huurcommissie verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op een woning:

    a. waarvoor de huurder voor de eerste keer een aanvraag doet tot toekenning van huursubsidie, en

    b. die een zelfstandige woonruimte of een onvrije etage is, die niet wordt verhuurd door een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet of een gemeente, dan wel een onzelfstandige woonruimte is, die door Onze Minister is aangewezen krachtens artikel 11, tweede lid, van de wet, en die wordt verhuurd door een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet of een gemeente.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing, als de toegelaten instelling of de gemeente een andere verhuurder vertegenwoordigt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 september 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de dertigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

artikel I, onderdeel A

Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Huursubsidiewet bepaalt onder meer dat een onzelfstandige woonruimte voor de huur waarvan huursubsidie kan worden toegekend, dient te worden verhuurd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is. Bovendien geldt daarvoor het vereiste van de aanwijzing door het Rijk van een woongebouw of woning waarvan die woonruimte deel uitmaakt, welke aanwijzing is geregeld in artikel 11, tweede lid, van die wet.

Uit artikel 3 van het Huursubsidiebesluit bleek niet voldoende duidelijk dat die aanwijzingsbevoegdheid beperkt is tot die onzelfstandige woonruimte en dat een aanwijzing dan ook kan worden ingetrokken als een onzelfstandige woonruimte niet langer door een rechtspersoon als eerder bedoeld wordt verhuurd. Met de wijziging in artikel 3, onderdeel a, van dat besluit is dit rechtgezet.

artikel I, onderdeel B

Sinds 1995 is de zogenoemde «brengplicht» van kracht. Huurders dienen de verklaring huurgegevens huursubsidie, welke wordt opgesteld door de voorzitter van de huurcommissie, te voegen bij het aanvraagformulier huursubsidie. Deze «brengplichtverklaring» behelst een verklaring omtrent de redelijkheid van de huurprijs en de juistheid van andere gegevens betreffende de woonruimte, een en ander voor zover van belang voor de toepassing van de wet.

De brengplicht is in eerste instantie alleen van toepassing verklaard op huurders die voor het eerst huursubsidie aanvragen en een zelfstandige woonruimte of een onvrije etage bewonen in eigendom bij een particuliere verhuurder. Een brengplicht voor huurders van woonruimte van sociale verhuurders werd niet nodig geacht, aangezien deze verhuurders expliciet de taak hebben in het belang van de volkshuisvesting werkzaam te zijn.

Artikel 4 van het Huursubsidiebesluit is nu in twee opzichten gewijzigd. In de eerste plaats kon door de tekst van artikel 4, aanhef (de term «woning») en onderdeel b, van dat besluit, de indruk worden gewekt dat ook voor huurders van onzelfstandige woonruimte in eigendom van particuliere verhuurders een brengplicht geldt. Dit is echter niet de bedoeling en niet de huidige uitvoeringspraktijk. Derhalve is thans in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van genoemd besluit verduidelijkt dat slechts voor huurders van zelfstandige woonruimte of een onvrije etage die niet wordt verhuurd door een toegelaten instelling of een gemeente de brengplicht geldt.

Voorts is een categorie woonruimte toegevoegd waarvoor de brengplicht zal gelden. Sinds de invoering van de Huursubsidiewet per 1 juli 1997 is het mogelijk geworden om begeleid wonen-projecten bestaande uit onzelfstandige woonruimten in het bezit van toegelaten instellingen of gemeenten door de minister aan te laten wijzen. Bij deze projecten is vaak sprake van vermenging van volksgezondheids- en volkshuisvestings- aspecten. Daarom is ook één van de eisen dat sprake is van een afzonderlijk zorgcontract en een afzonderlijk huurcontract. Uitgangspunt voor het huurcontract is, dat geen zorgelementen (bijvoorbeeld kamer nachtwacht) worden meegenomen en alleen woonelementen in de huur mogen voorkomen.

De huurders in deze projecten komen alsdan voor huursubsidie in aanmerking (artikel 11, tweede lid juncto artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Huursubsidiewet). Deze ontwikkeling heeft aanleiding gegeven om ook de onzelfstandige woonruimten in eigendom van toegelaten instellingen of gemeenten, die – als projecten voor begeleid wonen – door de minister zijn aangewezen krachtens artikel 11, tweede lid, van de Huursubsidiewet, onder de brengplicht te laten vallen. Deze toevoeging heeft aanleiding gegeven om, terwille van de leesbaarheid, een gedeelte van artikel 4, onderdeel b, van het Huursubsidiebesluit in een apart tweede lid van dat artikel onder te brengen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Stb. 1997, 269, gewijzigd bij besluit van 20 mei 1998, Stb. 321.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.

Naar boven