Besluit van 22 december 1998, houdende wijziging van het besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Stb. 141)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 22 oktober 1998, directie Wetgeving, nr. 723972/98/6;

Gelet op artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 26 november 1998, nr. W03.98 0494);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 1998, directie Wetgeving, nr. 733239/98/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Stb. 141) wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3° komt te luiden:

3°. het College van toezicht sociale verzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;.

2. Onderdeel 4° vervalt en de onderdelen 5° tot en met 10° worden vernummerd tot 4° tot en met 9°.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 december 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de veertiende januari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 1, onderdeel 3°, van het besluit van 31 maart 1987, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Stb. 141) waren als rechtspersonen of organen van rechtspersonen waarvan de taken en de bevoegdheden zijn omschreven bij of krachtens wet, aangewezen de Sociale Verzekeringsraad, de bedrijfsverenigingen en het Gemeenschappelijk Administratie-kantoor, bedoeld in de Organisatiewet Sociale Verzekering uit 1952. De opvolgster van deze wet, de Organisatiewet sociale verzekeringen uit 1994, is inmiddels, met uitzondering van enige artikelen, ingetrokken bij de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. Laatstgenoemde wet heeft tot gevolg gehad dat de Sociale Verzekeringsraad en de bedrijfsverenigingen met ingang van 1 maart 1997, dat is de datum van inwerkingtreding van de wet, niet meer bestaan. Ingevolge artikel 38 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 is thans het Landelijk instituut sociale verzekeringen belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten en verrichten de uitvoeringsinstellingen, in opdracht van dat instituut, de feitelijke uitvoeringswerkzaamheden (zie de artikelen 41 en 43). In dat verband kunnen deze rechtspersonen kennis krijgen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het is daarom van belang dat zij in artikel 1, onderdeel 3°, van het aangehaalde besluit worden aangewezen in de zin van artikel 162, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering en derhalve ingevolge het eerste en tweede lid van dat artikel verplicht zijn in voorkomende gevallen aangifte te doen bij en inlichtingen te verstrekken aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren. Artikel I van het onderhavige besluit strekt daartoe. Daarnaast heeft artikel I, op grond van dezelfde overweging als hiervoor vermeld, tot doel het College van toezicht sociale verzekeringen als aangifte- en inlichtingenplichtig aan te wijzen. Dat is het rechtspersoonlijkheid bezittend orgaan dat ingevolge artikel 10 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 toezicht dient te houden op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van de sociale verzekeringswetten door de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen.

Met ingang van 1 januari 1996 is het Gemeenschappelijk Administratiekantoor opgehouden te bestaan en zijn de taken van dit orgaan overgenomen door Gak Nederland B.V. Afzonderlijke aanwijzing hiervan in het besluit van 31 maart 1987 is niet noodzakelijk, omdat het een uitvoeringsinstelling is als bedoeld in de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

De Sociale Verzekeringsbank is thans in artikel 1, onderdeel 4°, van het besluit van 31 maart 1987 aangewezen als orgaan dat aangifte- en inlichtingenplichtig is in de zin van artikel 162, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Omdat de taken en de bevoegdheden van de Sociale Verzekeringsbank zijn neergelegd in de artikelen 25 tot en met 29 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, is het logischer als zij wordt opgenomen in de opsomming van onderdeel 3°. Artikel I van dit besluit voorziet daar dan ook in. Hierdoor zijn alle organen die met de uitvoering van die wet zijn belast en aangifte- en inlichtingenplichtig als hiervoor bedoeld zijn, in één artikelonderdeel genoemd.

Onderdeel 4° is als gevolg van het vorenstaande vervallen en de onderdelen 5° tot en met 10° zijn vernummerd tot de onderdelen 4° tot en met 9°.

Tot slot zij nog het volgende opgemerkt. Overeenkomstig artikel 162, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering is het ontwerp-besluit in de Staatscourant (Stcrt. 1998, 142) gepubliceerd. Deze vóórpublicatie heeft geen reacties opgeleverd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven