Besluit van 3 september 1999 tot wijziging van het Besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, GVM/GGZ/991752, 7 mei 1999, mede namens Onze Minister van Justitie.

Gelet op artikel 59, tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juni 1999 nr. W1399.0238/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, GVM/GGZ/993630, 30 augustus 1999, mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1 van het Besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz1 wordt de komma achter «verpleeginrichting» vervangen door: of, terwijl de zinsnede «of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis of van een academisch ziekenhuis», vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 september 1999

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de drieëntwintigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge het Besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz bestaat uitsluitend voor besturen van algemeen en categoriale psychiatrische ziekenhuizen de verplichting er voor zorg te dragen dat hun patiënten kunnen worden bijgestaan door een patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). Deze verplichting geldt niet voor besturen van psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van academische ziekenhuizen.

De achtergrond van deze beperking binnen de categorie psychiatrische ziekenhuizen was gelegen in een louter historisch verklaarbaar verschil. Direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen – (Wet Bopz) bestond die verplichting ook uitsluitend voor de besturen van algemene en categoriale ziekenhuizen op grond van de zogeheten erkenningsvoorwaarden. De bestaande situatie is destijds in de nieuwe wetgeving overgenomen.

Het onderhavige besluit strekt tot schrapping van de uitzondering van de verplichting voor afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen. Daarmee wordt een inhoudelijk niet te beargumenteren verschil tussen psychiatrische afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen enerzijds, en algemene en categoriale psychiatrische ziekenhuizen anderzijds, weggenomen. In psychiatrische afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen waren op projectbasis wel reeds patiëntenvertrouwenspersonen werkzaam. De ervaringen die daarmee zijn opgedaan zijn positief.

Aan besturen van instellingen voor verstandelijk gehandicapten, verpleeginrichtingen en justitiële inrichtingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden, is in het Besluit patiëntenvertrouwenspersoon evenmin de verplichting opgelegd een patiëntenvertrouwenspersoon aan te stellen, hoewel artikel 59, tweede lid, ruimte daartoe de ruimte biedt. Daartoe wordt ook thans niet overgegaan.

Het gaat in de twee eerstgenoemde instellingen veelal om een ander type patiënten, namelijk om bewoners die maar zeer beperkt in staat zijn zelf hun rechten uit te oefenen. Voor deze patiënten wordt dit gedaan door vertegenwoordigers, hetgeen voor de taakvervulling van een eventueel werkzame patiëntenvertrouwenspersoon gevolgen zal hebben. In justitiële inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden ligt de situatie nog weer anders. Daar bestaan reeds geruime tijd onafhankelijke commissies van toezicht. Eén van de leden van de commissie is bij toerbeurt maandcommissaris.

De taken van de patiëntenvertrouwenspersoon vallen voor een groot deel samen met die van de maandcommissaris. Het verplicht stellen van een patiëntenvertrouwenspersoon op grond van de Wet Bopz zou leiden tot een ongewenste overlapping van de taken van deze en van de maandcommissaris.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1993, 565.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.

Naar boven