Besluit van 30 augustus 1999, houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, in verband met het toekennen van verkeersregelende bevoegdheden aan verkeersregelaars

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 januari 1999, nr. CDJZ/WJZ/98–1316, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 12 en 13 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 30 maart 1999, nr. W09 0022/V.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 augustus 1999, nr. CDJZ/WBI/1999–1065, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 82, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 19901 komt te luiden:

  • 1. Weggebruikers zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door:

    a. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren,

    b. de militairen van de Koninklijke Marechaussee voor zover niet behorend tot de in onderdeel a bedoelde ambtenaren en

    c. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaars.

ARTIKEL II

Hoofdstuk V van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer2 komt te luiden:

HOOFDSTUK V VERKEERSREGELAARS EN VERKEERSBRIGADIERS

Artikel 56

  • 1. Verkeersregelaars als bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel c, van het RVV 1990, worden aangesteld door:

    a. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wanneer zij landelijk werkzaam zijn;

    b. in de overige gevallen door de burgemeester.

  • 2. Verkeersbrigadiers als bedoeld in artikel 82, derde lid, van het RVV 1990, worden aangesteld door de burgemeester.

Artikel 57

Op verkeersregelaars en verkeersbrigadiers wordt toezicht gehouden door de politie.

Artikel 58

Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld omtrent:

a. de aanstelling van verkeersregelaars en verkeersbrigadiers;

b. het toezicht op verkeersregelaars en verkeersbrigadiers;

c. de opleiding van verkeersregelaars en verkeersbrigadiers;

d. de plaatsen waar en de tijdstippen waarop verkeersregelaars en verkeersbrigadiers hun taken mogen uitoefenen;

e. de uitoefening van de bevoegdheden van verkeersregelaars en verkeersbrigadiers;

f. het aanstellingscertificaat;

g. de gevallen waarin de aanstelling kan worden ingetrokken;

h. de uitrusting van verkeersregelaars en verkeersbrigadiers.

ARTIKEL III

  • 1. Het Besluit tijdelijke aanwijzing verkeersassistent Den Haag wordt ingetrokken.

  • 2. Na inwerkingtreding van dit besluit berusten de krachtens het Besluit tijdelijke aanwijzing verkeersassistent Den Haag vastgestelde besluiten tot aanstelling als verkeersassistent op artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat dertig dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in dit besluit geregelde onderwerp van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eenentwintigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In de loop van de jaren is het verkeer fors toegenomen. Door deze verkeerstoename werd de behoefte aan regeling van het verkeer steeds sterker. Dit leidde ertoe dat in steeds meer situaties en omstandigheden naast de politie ook andere personen verkeersregelend gingen optreden. Bekend zijn de verkeersbrigadiers die bij oversteekplaatsen de schoolkinderen veilig laten oversteken. Deze verkeersbrigadiers hebben daarvoor in artikel 82 van het RVV 1990 een wettelijke bevoegdheid gekregen om aan het verkeer stoptekens te geven. De ontwikkelingen in het verkeer hebben er toe geleid dat deze verkeersbrigadiers behalve voor het laten oversteken van schoolkinderen ook breder ingezet worden; een ontwikkeling overigens waarin de aan verkeersbrigadiers toegekende bevoegdheid tot het geven van stoptekens niet voorziet. Bij grote evenementen zoals wielerwedstrijden, optochten en dergelijke werden soms verkeersbrigadiers ingezet om het verkeer in goede banen te leiden. In de meeste situaties echter worden personen ingezet die op generlei wijze de bevoegdheid hebben gekregen om het verkeer te regelen. Deze vrijwilligers assisteren de politie bij de verkeersregeling, wanneer bij grote manifestaties en wedstrijden op een groot aantal plaatsen eenvoudige verkeersregelende taken moeten worden uitgevoerd, zoals het stop zetten van het verkeer, maar ook het geven van oprijtekens en mondelinge aanwijzingen. Naast de inzet van vrijwilligers wordt er ook hoe langer hoe meer toe overgegaan om personen beroepsmatig in te zetten bij de regeling van het verkeer. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Den Haag, waar een team van toezichthouders, onder verantwoordelijkheid van de politie, toezicht houdt op de verkeerssituatie in de binnenstad en, waar nodig, verkeersregelend optreedt. Maar ook wegwerkers, brandweerlieden, particuliere begeleiders van exceptionele transporten en vele anderen, zijn vrijwel dagelijks bezig om in het kader van hun werkzaamheden waar nodig verkeersregelend op te treden.

Bij een groot scala van werkzaamheden is het hedentendage, gezien de complexiteit van het verkeer, noodzakelijk dat de hierboven genoemde personen het verkeer ter plaatse regelen. Tot nog toe ontbrak hen echter de wettelijke bevoegdheid dit te doen. Alleen aan het team van toezichthouders in Den Haag is bij koninklijk besluit tijdelijk verkeersregelende bevoegdheid toegekend. Het project in Den Haag heeft mede als proeftuin gefunctioneerd bij het onderzoek naar de behoefte tot inzet van verkeersregelaars. Het blijkt dat de verkeersassistenten in Den Haag voorzien in de behoefte om voor bepaalde verkeersregelende taken anderen dan politiemensen in te zetten. Vanwege de toegekende verkeersregelende bevoegdheid en de daaraan gekoppelde verkeersopleiding, blijken deze verkeersassistenten op een professionele wijze een positieve bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid. Binnen diverse politieregio's blijkt behoefte te bestaan aan toezichthouders die voor verkeersregeling kunnen worden ingezet.

De toename van de inzet van andere personen dan de politie, houdt vooral verband met de toename van het verkeer. Het houdt ook ten dele verband met de beperkte capaciteit die de politie in de betrokken situaties en omstandigheden kan leveren. Overigens betreft het situaties en omstandigheden waarin het meestal niet noodzakelijk is dat een politiefunctionaris het verkeer regelt. Was het in het verleden vanzelfsprekend dat bij manifestaties en evenementen veel politie op de been was om het verkeer te begeleiden, hedentendage worden daarvoor steeds vaker andere personen ingezet, die van te voren door de politie op de situatie worden voorbereid. Dit leidt tot een lastenverlichting voor de politie, die zodoende meer capaciteit beschikbaar heeft om op de moeilijke en gevaarlijke punten aanwezig te zijn. De eenvoudige verkeersregeling kan worden overgelaten aan personen die daartoe een eenvoudige verkeersopleiding hebben ontvangen.

Dit biedt de politie de mogelijkheid in dergelijke situaties de eigenlijke politietaak uit te voeren, waartoe de politiefunctionarissen een brede verkeersopleiding hebben genoten.

Gelet op bovenstaande ontwikkelingen is het noodzakelijk voor deze categorieën van verkeersregelaars, niet zijnde verkeersbrigadiers, een wettelijke bevoegdheid vast te stellen. Deze bevoegdheid is nodig om de aanwijzingen die door de verkeersregelaars worden gegeven bindend te laten zijn voor de weggebruikers. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 82 van het RVV 1990 wordt hierop nader ingegaan.

Naast de wettelijke bevoegdheid tot verkeersregeling is het ook nodig om, naar analogie van de regeling voor verkeersbrigadiers, voorschriften te geven over de aanstelling, het toezicht en enkele andere zaken die van belang zijn voor een goed functioneren als verkeersregelaar. In de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 56 tot en met 58 van het BABW wordt hierop nader ingegaan.

In het licht van de eenvoudige verkeersregelende taken die worden toegekend ligt het niet in de rede aan de verkeersregelaars opsporingsbevoegdheid toe te kennen. Evenmin is het noodzakelijk of wenselijk om aan verkeersregelaars een ambtelijke status toe te kennen. In deze ambtelijke status wordt dan ook niet in het onderhavige besluit voorzien.

Tegen weggebruikers die de aanwijzingen van verkeersregelaars negeren, zal door de politie worden opgetreden. Wanneer een verkeersregelaar bij de politie aangifte doet over het niet opvolgen van de door hem gegeven aanwijzingen, zal de politie, mits daarvoor voldoende bewijs is, terzake proces-verbaal op kunnen maken. Het ligt in de bedoeling aan de geverbaliseerde weggebruiker een zogenaamde politietransactie op te leggen. Deze situatie is vergelijkbaar met die van de verkeersbrigadiers.

2. Artikelen

Artikel I

In het eerste lid van artikel 82 is voor de weggebruikers de verplichting opgenomen de aanwijzingen van verkeersregelaars op te volgen. De verkeersregelaar is bevoegd om mondelinge aanwijzingen of aanwijzingen door middel van gebaren te geven ter regeling van het verkeer. Wat betreft de aanwijzingen die door middel van gebaren worden gegeven, is aansluiting gezocht bij bijlage 2 van het RVV 1990. Verkeersregelaars dienen bij de regeling van het verkeer zoveel mogelijk de voor de weggebruiker bekende gebaren te gebruiken.

Daarnaast zijn in het eerste lid de dienstplichtige militairen van het Wapen der Koninklijke Marechaussee vervangen door «militairen van de Koninklijke Marechaussee». Na de opschorting van de dienstplicht bleek dat er voor een deel van de militairen, namelijk degenen die als «beroeps bepaalde tijd» een tijdelijke periode dienen en niet als opsporingsambtenaar zijn aangewezen, geen wettelijke bevoegdheid tot verkeersregeling bestond. Deze bevoegdheid is door aanpassing van artikel 82, eerste lid, opnieuw wettelijk geregeld.

Artikel II

Aangezien in Hoofdstuk V naast de verkeersbrigadiers ook de verkeersregelaars zijn opgenomen, is het opschrift van dit hoofdstuk aangepast.

Artikel 56

Artikel 56 regelt welke autoriteit bevoegd is de verkeersregelaars en verkeersbrigadiers aan te stellen. Met betrekking tot de verkeersbrigadiers is de regeling betreffende de aanstelling onveranderd gebleven. Gezien de gradaties in werkzaamheden en plaatsen van optreden van de verkeersregelaars is ervoor gekozen om de aanstelling niet in alle gevallen door de burgemeester te laten plaats vinden. Verkeersregelaars die plaatselijk of uitsluitend binnen een politieregio hun werkzaamheden verrichten, worden aangesteld door de burgemeester van de plaats waar zij (het grootste deel van) hun werkzaamheden verrichten. Indien nodig, vindt vooraf overleg plaats met andere betrokken burgemeesters. Verkeersregelaars die landelijk opereren, zoals met name de particuliere begeleiders van exceptionele transporten worden aangesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat. De aanstellingsbevoegdheid van de burgemeester kan worden gemandateerd aan de korpschefs van de regionale politiekorpsen. De aanstellingsbevoegdheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat zal worden gemandateerd aan de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten. De Algemene wet bestuursrecht biedt daartoe de mogelijkheid.

Artikel 57

In artikel 57 is bepaald dat het toezicht op de verkeersregelaars en verkeersbrigadiers wordt uitgeoefend door de politie. Dit betekent dat de politie regelmatig moet nagaan of de verkeersbrigadiers en verkeersregelaars op de juiste wijze verkeersregelend optreden. Derhalve zal de politie ook bij de opleiding betrokken moeten zijn. De verplichting om toezicht te houden betekent dat de inzet van verkeersregelaars bij grote evenementen en manifestaties altijd onder verantwoordelijkheid van de politie plaats moet vinden, zodat inzet op eigen initiatief van bijvoorbeeld organisatoren van een evenement, zonder tussenkomst van de politie, niet mogelijk is. De verkeersregelaars die beroepsmatig hun werkzaamheden uitoefenen, zullen overigens zelfstandiger kunnen optreden en in die gevallen zal de politie meer een toetsende functie hebben met betrekking tot het op de juiste wijze uitoefenen van de verkeersregelende bevoegdheid.

Artikel 58

Een aantal onderwerpen is nader uitgewerkt in een ministeriële regeling. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen voorschriften die gelden voor de verkeersregelaars en voorschriften die gelden voor de verkeersbrigadiers. Het huidige Besluit verkeersbrigadier zal op enkele kleine punten worden aangepast. Daarnaast zal er voor de verkeersregelaars een aparte Regeling verkeersregelaars tot stand worden gebracht. Aangezien de algemene aanstelling plaats vindt door de burgemeester of door de Minister van Verkeer en Waterstaat, is het van belang dat de uitoefening van de bevoegdheid tot het regelen van het verkeer nader is vastgelegd. Bij ministeriële regeling zal dan ook worden bepaald hoe invulling aan de uitoefening van de bevoegdheid wordt gegeven tijdens de werkzaamheden waarvoor de bevoegdheid noodzakelijk is. Afhankelijk van deze werkzaamheden zal aan de verschillende categorieën van verkeersregelaars minder of meer beperkte verkeersregelende bevoegdheden worden toegekend. Met betrekking tot de opleiding is eveneens onderscheid gemaakt tussen verkeersregelaars die een algemene verkeersregelende bevoegdheid hebben en verkeersregelaars die in de uitoefening van hun verkeersregelende bevoegdheden beperkt worden. Bij de laatste categorie kan met name worden gedacht aan vrijwilligers bij bijzondere evenementen die over het algemeen slechts beperkt verkeersregelend behoeven op te treden. Degenen die een algemene bevoegdheid tot verkeersregeling nodig hebben zullen een zwaardere opleiding moeten volgen dan degenen die als vrijwilliger bij bijzondere evenementen het verkeer regelen. Daarnaast zal worden bepaald in welke gevallen de aanstelling van verkeersregelaars en verkeersbrigadiers ingetrokken kan worden.

Ook zal, naar analogie van de regeling in het Besluit verkeersbrigadiers, voor de verkeersregelaars een aparte bepaling worden opgenomen betreffende de verplichting tot het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering alsmede de verplichting om verkeersregelaars te verzekeren tegen persoons- en zaakschade ten gevolge van ongevallen in het kader van de uitoefening van de werkzaamheden.

Artikel III

Het besluit van 30 mei 1996 tot aanwijzing van personen die tijdelijk bevoegd zijn tot het geven van aanwijzingen aan het verkeer in de gemeente Den Haag (Besluit tijdelijke aanwijzing verkeersassistent Den Haag), Stb. 307, kon worden ingetrokken, aangezien de bevoegdheid van deze personen nu voortvloeit uit artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990 juncto artikel 12 van de Wegenverkeerswet 1994. De krachtens het besluit van 30 mei 1996 door de burgemeester van Den Haag afgegeven aanstellingen berusten na inwerkingtreding van dit besluit op artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van het BABW.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1990, 459, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 mei 1999, Stb. 268.

XNoot
2

Stb. 1990, 460, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 mei 1999, Stb. 268.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.

Naar boven