Besluit van 31 augustus 1999, houdende wijziging van het Voertuigreglement met betrekking tot verlichting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 mei 1999, nr. CDJZ/WBI/1999-170, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op:

– Richtlijn nr. 97/28/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 1997 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L262);

– de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 18 juni 1999, nr. WO9.99.0223/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 augustus 1999, nr. CDJZ/WBI/1999-1207, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt na onderdeel n een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt:

n–a. dagrijlicht: een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken.

B

In artikel 3.2.41 wordt de puntkomma achter onderdeel f vervangen door: , met dien verstande dat een derde remlicht slechts verplicht is indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 september 2000.

C

Artikel 3.2.46, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g, wordt vervangen door:

g. een derde remlicht dat voldoet aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262), indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 oktober 2000.

2. Onder vervanging van de punt achter onderdeel g door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

h. dagrijlichten die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).

D

Aan artikel 3.3.46, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt achter onderdeel k door een puntkomma, twee nieuwe onderdelen toegevoegd, die luiden:

l. een derde remlicht dat voldoet aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262);

m. dagrijlichten die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).

E

Aan artikel 3.7.46, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel g door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

h. een derde remlicht dat voldoet aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).

F

Aan artikel 5.2.51 wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel p door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

q. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

1°. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak, en

2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h,

indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 september 2000.

G

Artikel 5.2.57, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt achter onderdeel l wordt vervangen door:

, onderdeel h,

indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 oktober 2000.

2. Onder vervanging van de punt achter onderdeel l door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

m. dagrijlichten die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).

H

Aan artikel 5.3.57, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt achter onderdeel l door een puntkomma, twee nieuwe onderdelen toegevoegd, die luiden:

m. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

1°. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het midden langsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak, en

2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de boven zijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.3.51, onderdeel h.

n. dagrijlichten die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 76/756/EEG (PbEG 27 september 1976, L 262).

I

Aan artikel 5.12.57, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel h door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

i. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

1°. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak, en

2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.12.51, onderdeel d.

J

Aan artikel 5.13.57, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel e door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

f. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

1°. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het midden langsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak, en

2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.13.51, onderdeel d.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 31 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eenentwintigste september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Deze wijziging van het Voertuigreglement strekt tot implementatie van richtlijn nr. 97/28/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 1997. Bij die richtlijn is de eerdere richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 262) aangepast in die zin dat in de richtlijn met betrekking tot de verlichting etc. thans in bijlage II van richtlijn 76/756 wordt verwezen naar de technische bijlagen van ECE-reglement nr. 48. Dit leidt ten opzichte van de totnogtoe geldende technische richtlijnvoorschriften tot de volgende veranderingen:

– een derde remlicht (in de richtlijn: derde «stoplicht») wordt verplicht voor personenauto's en toegestaan voor bedrijfsauto's en aanhangwagens: zie punt 6.7 van het ECE-reglement nr. 48.Totnogtoe voorzag richtlijn 76/756 voor geen van beide categorieën in de mogelijkheid van een derde remlicht. Voor personenauto's was het derde remlicht in de artikelen 3.2.46 en 5.2.57 van het Voertuigreglement echter toegestaan op basis van een ontheffing krachtens artikel 8 van de kaderrichtlijn.

– twee dagrijlichten worden toegestaan op personen- en bedrijfsauto's, maar niet op aanhangwagens: zie punt 6.19 van het ECE-reglement nr. 48. Totnogtoe waren dagrijlichten ook voor personen- en bedrijfsauto's verboden.

Voorts worden in de nieuwe bijlage I bij richtlijn 76/756/EEG nieuwe administratieve voorschriften gegeven met betrekking tot de aanvraag, de verlening en de wijziging van de EG-typegoedkeuring, waaronder de daarbij te hanteren formulieren.

De wijzigingsrichtlijn 97/28/EG is wat betreft de toelatingseisen inmiddels geïmplementeerd door bekendmaking van die richtlijn overeenkomstig artikel 1.7, eerste lid van het Voertuigreglement (de zgn. dynamische verwijzing). De nieuwe voorschriften met betrekking tot de aanvraag, de verlening en de wijziging van de EG-goedkeuring zijn geïmplementeerd via de dynamische verwijzing in artikel 17 van de Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuringen.

Ter toelichting op de wijzigingen van het Voertuigreglement dient het volgende.

Op grond van het aangepaste artikel 3.2.41 onder f. wordt het derde remlicht verplicht voor personenauto's in gebruik genomen na 31 september 2000. Deze datum is ontleend aan artikel 2, derde lid, van richtlijn 97/28/EG. De facultatieve bepaling van artikel 3.2.46, eerste lid, onder g, is dienovereenkomstig beperkt tot personenauto's in gebruik genomen voor 1 oktober 2000. Tevens wordt de mogelijkheid van dagrijlichten opgenomen.

Door de aanpassing van de artikelen 3.3.46 en 3.7.46 wordt het derde remlicht voor bedrijfsauto's en aanhangwagens mogelijk gemaakt. In artikel 3.3.46 wordt voor bedrijfsauto's tevens de mogelijkheid van dagrijlichten opgenomen.

De aanpassingen van de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 zijn analoog aan die van de artikelen 3.2.41 en 3.2.46 (zie hierboven). De formulering van het nieuwe onderdeel q van artikel 5.2.51 is overgenomen van het bestaande artikel 5.2.57, eerste lid, onderdeel l.

De aanpassingen van de artikelen 5.3.57, 5.12.57 en 5.13.57 zijn analoog aan die van de artikelen 3.3.46 en 3.7.46 (zie hierboven).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Overzicht implementatie richtlijn 97/28/EG

– Artikel 1.

Hoeft niet te worden geïmplementeerd.

– Artikel 2.

In Hoofdstuk 3 Voertuigreglement geïmplementeerd via de dynamische verwijzing.

In Hoofdstuk 5 Voertuigreglement geïmplementeerd in de artikelen 5.2.51, 5.2.57, 5.3.57, 5.12.57 en 5.13.57.

– Artikelen 3 tot en met 5.

Hoeven niet te worden geïmplementeerd.

– Bijlage I.

Geïmplementeerd via artikel 17 van de Regeling aanvraag en toezicht typegoedkeuring.

– Bijlage II.

In Hoofdstuk 3 Voertuigreglement geïmplementeerd via de dynamische verwijzing.

In Hoofdstuk 5 Voertuigreglement geïmplementeerd in de artikelen 5.2.51, 5.2.57, 5.3.57, 5.12.57 en 5.13.57.


XNoot
1

Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 augustus 1999, Stb. 393.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven