Besluit van 3 september 1999, houdende wijziging van het Tijdelijk besluit opleidingen en diploma's archivistiek (verlenging werkingsduur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 08 juni 1999, nr.WJZ/1999/23242 (8085), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 22 van de Archiefwet 1995;

De Raad van State gehoord (advies van 6 augustus 1999, nr. WO 5.99.280/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 31 augustus 1999, nr. WJZ/1999/34365 (8085), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Tijdelijk besluit opleidingen en diploma's archivistiek (Stb. 1995, 672) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt «2003–2004» vervangen door: 2005–2006.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «2003–2004» vervangen door: 2005–2006.

C

In artikel 4 wordt «1999–2000» vervangen door: 2001–2002.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1998–1999» vervangen door: 2000–2001.

2. Aan het slot van het vierde lid, onder b, wordt de punt vervangen door een komma, en wordt toegevoegd: dan wel van het diploma archivistiek A;

3. In het zesde lid, onder b, wordt na «Archiefwet 1962,» ingevoegd: dan wel van het diploma archivistiek B,

4. Toegevoegd wordt een achtste lid, luidende:

  • 8. Onverminderd het vierde en het zesde lid wordt na 31 december 1999 slechts toegelaten tot het examen ter verkrijging van het diploma archivistiek A onderscheidenlijk archivistiek B degene die reeds voor die datum tot dat examen is toegelaten en tenminste een onderdeel daarvan heeft afgelegd.

E

In artikel 7 wordt «2004–2005» vervangen door: 2006–2007.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1999. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 1999, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 september 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 september 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Uitgegeven de zestiende september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Op 1 januari 1996 is het Tijdelijk besluit opleidingen en diploma's archivistiek in werking getreden. Dit Tijdelijk besluit voorziet in een regeling van beperkte duur die – bij wijze van overgangsfase – de gelegenheid biedt gedurende een aantal jaren ervaring op te doen met het opzetten en inrichten van aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten aangepaste opleidingen op het terrein van de archivistiek. Het streven is er uiteindelijk op gericht de archiefopleidingen te integreren in het reguliere onderwijs op het niveau van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Voor de overgangsfase is gekozen voor een ministeriële aanwijzingsbevoegdheid als sturingsinstrument. Op basis hiervan is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bevoegd aan de hand van een onderwijsinhoudelijk oordeel op basis van ingewonnen adviezen geschikte opleidingen aan te wijzen.

Het opleidingsniveau van de voormalige Rijksarchiefschool – thans de Stichting Archiefschool – dient daarbij als ijkpunt.

Aangewezen zijn daartoe op dit moment opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam en aan de Hogeschool van Amsterdam. Beide instellingen hebben daartoe een samenwerkingsverband met de Stichting Archiefschool. De Archiefschool fungeert daarbij als kenniscentrum en als leverancier van deskundigheid en expertise op het terrein van het archiefonderwijs.

De afgelopen jaren zijn benut om de samenwerking verder vorm te geven en te intensiveren om zo de daadwerkelijke integratie te bewerkstelligen. Bij de Universiteit van Amsterdam heeft dit geleid tot de introductie van een afstudeervariant Archiefwetenschap binnen de opleiding Boek-, Archief- en Informatiewetenschap (voorheen Boek- en Informatiewetenschap) naast een variant Boek- en Informatiewetenschap; aan de Hogeschool van Amsterdam is binnen het nieuwe Instituut voor Media- en Informatiemanagement een apart post-propedeutisch opleidingsprofiel archivistiek gecreëerd. Andere activiteiten die voorts zijn ondernomen zijn de aanpassing van de curricula aan de nieuwste ontwikkelingen zoals o.a. digitale archivering in een breed internationaal samenwerkingsverband met Zweden, Engeland en Duitsland, de ontwikkeling van opleidings-kwalificatie-eisen en opleidingscompetenties, en de integratie op module-niveau van gemeenschappelijke onderdelen van de informatiekundige en archivistische programma's.

Het resultaat van dit proces is dat het kader van de beide opleidingen thans gereed is. Aan de Universiteit van Amsterdam is het nieuwe curriculum van start gegaan met ingang van het studiejaar 1998–1999. Met ingang van het komende studiejaar (1999–2000) zal dat het geval zijn bij de Hogeschool van Amsterdam.

De voorbereiding hiervan heeft meer tijd gekost dan bij de totstandkoming van het Tijdelijk besluit werd verwacht. Vanzelfsprekend vergt zo'n ontwikkelingsproces veel tijd en inzet van de betrokken partijen, maar in dit geval hebben organisatorische en onderwijskundige herstructureringen bij beide aangewezen instellingen een extra vertragende werking gehad.

Eerst thans kunnen de Archiefschool en de beide instellingen zich ten volle gaan richten op de soepele invoering van de curricula en alles wat daarmee verband houdt met het oog op de definitieve afspraken die voor de langere termijn moeten worden gemaakt.

De basis daarvoor is solide. Alle betrokkenen hebben veel in deze samenwerking geïnvesteerd en ze hebben zich ten doel gesteld dit proces met succes af te ronden. Dit vraagt slechts een verlenging van de overgangsfase en, in verband daarmee, van de werking van het Tijdelijk besluit. Ik ben van oordeel dat daartoe nog een periode van maximaal twee jaar zal moeten worden uitgetrokken. De continuïteit van kwalitatief hoogstaand archiefonderwijs en van de in gang gezette processen zal op deze manier kunnen worden gegarandeerd. Aldus kan ook worden verwacht dat het mogelijk is een definitieve regeling tot stand te brengen voor afloop van het studiejaar 2006–2007.

Naast de wenselijkheid om de ontwikkelings- en overgangsfase naar de integratie in het reguliere hoger onderwijs te verlengen is er nog een andere aanleiding om de werkingsduur van het Tijdelijk besluit te verlengen. Bij degenen die een van opleidingen oude stijl hebben gevolgd die voorheen – tot en met het einde van het studiejaar 1997–1998 – door de Archiefschool werden verzorgd is onduidelijkheid ontstaan. Ingevolge de huidige tekst van artikel 5 bestaat voor hen de mogelijkheid om tot het einde van het studiejaar 1998–1999 door middel van een afsluitend examen het diploma archivistiek A dan wel het diploma archivistiek B te verkrijgen. Bij de totstandkoming van het Tijdelijk besluit is er vanuit gegaan dat de daarbij geboden mogelijkheid om nog gedurende een jaar het afsluitend examen af te leggen genoegzaam ruim zou zijn. Daarbij is evenwel in onvoldoende mate rekening gehouden met het stelsel van herkansingen dat in de praktijk wordt gehanteerd, met de omstandigheid dat het examen ter verkrijging van het diploma archivistiek A in twee delen wordt afgelegd en met de mogelijkheid dat overeenkomstig een uitspraak van het college van beroep het examen of onderdelen daarvan opnieuw moet worden afgenomen. Om de mogelijkheden van degenen die een van de opleidingen oude stijl hebben gevolgd om een diploma te verwerven niet te zeer te beperken door een te rigide termijn wordt thans voorgesteld de in artikel 5 genoemde termijnen eveneens met twee jaar te verlengen. Wel wordt daarbij bepaald dat na 31 december 1999 slechts tot het examen worden toegelaten degenen die al eerder tot het examen zijn toegelaten en een of meer onderdelen daarvan hebben afgelegd. Met deze bepaling wordt voorkomen dat door een combinatie van herkansingen en een herexamen op grond van een daartoe strekkende uitspraak van het college van beroep de datum van 1 september 2001 toch nog overschreden zou kunnen worden. Dit betekent in elk geval dat er na het einde van het studiejaar 2000–2001 geen mogelijkheid meer bestaat om op deze wijze het diploma archivistiek A of B te behalen.

De in artikel 5 genoemde termijn maakt het wenselijk de onderhavige wijziging in werking te doen treden met ingang van 1 september 1999. Aangezien onzeker is of het onderhavige besluit nog voor 1 september 1999 zal kunnen worden geplaatst, is de inwerkingtredingsbepaling in artikel II zodanig geformuleerd dat in geval van plaatsing na 31 augustus 1999 aan de inwerkingtreding terugwerkende wordt toegekend.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.

Naar boven