Besluit van 25 augustus 1999, houdende het opnemen van een bepaling van wederzijdse erkenning in het Besluit tandartspraktijken milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 april 1999, nr. MJZ 99159000, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juli 1999, nr. W08.99.0175/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 augustus 1999, nr. MJZ99201035, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit tandartspraktijken milieubeheer1 wordt als volgt gewijzigd.

A

Voor de tekst van voorschrift 2.1.3 van Bijlage I, onderdeel II, wordt de aanduiding «1» geplaatst en er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister kan in de Staatscourant kennisgeven dat voor daarbij aangegeven typen amalgaamafscheiders een testcertificaat is afgegeven, waaruit blijkt dat het afscheidingsrendement ten minste 95% bedraagt.

B

Voorschrift 2.1.4, tweede lid, van Bijlage I, onderdeel II, komt te luiden:

  • 2. Het afscheidingsrendement van een type amalgaamafscheider kan ook worden bepaald volgens een methode die gelijkwaardig is aan de door Onze Minister ingevolge het eerste lid vastgestelde methode. Onze Minister kan bij ministeriële regeling methoden aanwijzen die in ieder geval gelijkwaardig zijn aan de door hem ingevolge het eerste lid vastgestelde methode.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de negenentwintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de zestiende september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt voorzien in het opnemen van een bepaling van wederzijdse erkenning van amalgaamafscheiders.

De verplichting tot wederzijdse erkenning vloeit voort uit het beginsel van het vrije verkeer van goederen dat is vervat in de artikelen 30 tot en met 36 van het EG-Verdrag. De Commissie van de Europese Gemeenschappen merkte in het kader van de notificatie op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften op, dat in de Regeling testmethoden amalgaamafscheiders tandartspraktijken milieubeheer (96/93/NL) een bepaling van wederzijdse erkenning van amalgaamafscheiders ontbrak. Met dit besluit wordt de toezegging aan de Commissie dat de betreffende algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer zo snel mogelijk zal worden voorzien van een bepaling van wederzijdse erkenning, gestand gedaan (voorschrift 2.1.4, tweede lid, eerste volzin).

Het lange tijdsverloop tussen de opmerking van de Commissie en het daadwerkelijk in het Besluit tandartspraktijken milieubeheer opnemen van een bepaling van wederzijdse erkenning is het gevolg van het feit dat de bepaling van wederzijdse erkenning per abuis niet in het ontwerp-besluit was verwerkt en daardoor bij de uiteindelijke publicatie van het besluit ontbrak. Met het onderhavige wijzigingsbesluit wordt deze omissie thans hersteld.

Door het opnemen van een bepaling van wederzijdse erkenning ten aanzien van amalgaamafscheiders, zijn ook typen amalgaamafscheiders toegestaan waarvan het afscheidingsrendement door een deskundige en onafhankelijke instelling in een ander land is getest volgens keuringsmethoden die gelijkwaardig zijn aan de op grond van voorschrift 2.1.4, eerste lid, vastgestelde methode en waarvoor door die instelling een testcertificaat is afgegeven, waaruit blijkt dat het afscheidingsrendement ten minste 95% is.

Een ieder kan en mag zelf aantonen dat de gebruikte testmethode gelijkwaardig is aan de door de minister vastgestelde methode. Daarvoor is het dus niet noodzakelijk dat de minister die methode als gelijkwaardig heeft aangewezen. Teneinde betrokkenen in dit kader echter meer zekerheid te bieden, bestaat voor de minister de bevoegdheid om bij ministeriële regeling methoden aan te wijzen die in elk geval gelijkwaardig zijn aan de door hem vastgestelde methode (voorschrift 2.1.4, tweede lid, tweede volzin) (zie in dit verband artikel 14 van de Regeling testmethoden amalgaamafscheiders tandartspraktijken milieubeheer).

Ingevolge artikel 10, eerste lid, zesde streepje, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, behoeft voor wijzigingen als de onderhavige de notificatieprocedure niet te worden doorlopen, aangezien deze wijzigingen worden aangebracht op verzoek van de Commissie, teneinde een belemmering in het handelsverkeer op te heffen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het onderhavige wijzigingsbesluit voorschrift 2.1.3 aan te vullen met een lid waarin de minister de bevoegdheid wordt gegeven om in de Staatscourant een lijst van typen amalgaamafscheiders te publiceren welke volgens een van de methoden bedoeld in voorschrift 2.1.4 zijn getest en waarvoor een testcertificaat is afgegeven, waaruit blijkt dat het afscheidingsrendement ten minste 95% bedraagt (de Regeling amalgaamafscheiders tandartspraktijken milieubeheer). Deze lijst is niet uitputtend. Importeurs en leveranciers kunnen een verzoek doen typen amalgaamafscheiders waarvoor een testcertificaat is afgegeven, aan de lijst toe te voegen.

Het besluit is op 24 februari 1999 voorgepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant (Stcrt. 1999, 38). Er zijn geen opmerkingen binnengekomen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1997, 531.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.

Naar boven