Besluit van 26 augustus 1999 tot invoering van nieuwe
posten voor de heffing van kanselarijrechten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 20 augustus
1999, nr. DJZ/BR/1091-98;
Gelet op artikel 2, onder G, van de Wet op de Kanselarijrechten
1948;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De ambtenaar heft als kanselarijrecht:
post 126: voor het verlenen van een visum voor meervoudige binnenkomsten
met een geldigheidsduur van:
twee jaar: f 176,30
drie jaar: f 242,41
vier jaar: f 308,52
vijf jaar: f 374,63.
post 127: voor het verlenen van een collectief visum met een of twee binnenkomsten
ten behoeve van tenminste 5 en ten hoogste 50 personen: f 66,11 + f 2,20
per persoon.
post 128: voor het verlenen van een visum voor een verblijf van ten hoogste
negentig dagen met een binnenkomst: f 66,11.
post 129: voor het in behandeling nemen van een visumaanvraag: 50% van
het voor afgifte van het desbetreffende visum vastgestelde kanselarijrecht,
met dien verstande dat dit kanselarijrecht uitsluitend verschuldigd is indien
de aanvraag wordt ingetrokken of afgifte van het gevraagde visum wordt geweigerd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1999.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad
zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 26 augustus 1999
Beatrix
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de veertiende september 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Op 12 november 1998 werd in Beneluxverband besloten de visumrechten aan
te passen aan de niveaus die in het kader van «Schengen» zijn
afgesproken. Het daartoe strekkende ontwerp-besluit van het Uitvoerend Comité
Schengen is gepubliceerd in de Staatscourant van 4 november 1994, nr. 213.
Een uitzondering hierop vormen de visumtarieven, vermeld in de Schengenmatrix
onder de code: C-1, C-2, D en E, waarover in het kader van de Benelux bij
notawisseling afspraken zijn gemaakt.
Met het oog op de invoering van het nieuwe tariefstelsel worden op voet
van artikel 2, onder G, enkele nieuwe posten ingevoerd.
Voorts wordt voorzien in de introductie van een post (129) op grond waarvan
behandelingskosten in rekening worden gebracht, indien een visumaanvraag hetzij
door intrekking hetzij door weigering niet tot de afgifte van het gevraagde
visum leidt. Op deze wijze wordt een al te lichtvaardige indiening van visumaanvragen
tegengegaan. Invoering van deze post brengt mee dat de inning van de kanselarijrechten
vooraf zal plaatsvinden.
In samenhang met dit besluit worden bij ministeriële regeling, met
toepassing van artikel 11, onder A, van de Wet op de Kanselarijrechten 1948,
de coëfficiënten waarmee de bedragen die in de wet zijn neergelegd
moeten worden vermenigvuldigd, opnieuw vastgesteld.
De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben betrekking op visumverlening
door de posten in het buitenland. De leges voor visumverlening aan de grens
en voor visumverlenging bij de vreemdelingendiensten zijn geregeld in het
Legesbesluit visa1. Teneinde ook voor die handelingen de
leges aan het Schengenniveau aan te passen zal de totstandkoming van een algemene
maatregel van bestuur tot wijziging van het genoemde besluit bevorderd worden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen