Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 380 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 380 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst van 19 juli 1999, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/99/40153;
Gelet op artikel 130 van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 1999, no. W12.99.0381/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst van 25 augustus 1999, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/99/47192;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder uitkeringsgerechtigde: werknemer op wie dit besluit op grond van artikel 3 van toepassing is.
Het met dit besluit beoogde resultaat is een besparing op de uitkeringslasten van het Algemeen Werkloosheidsfonds als resultaat van een verkorting van de gemiddelde uitkeringsduur van de uitkeringsgerechtigden ten behoeve van wie werkzaamheden zijn opgedragen als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
1. Dit besluit is van toepassing op de werknemer van 23 jaar of ouder:
a. die werkloos is geworden op of na 1 januari 1999;
b. die recht heeft op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb van de Werkloosheidswet, anders dan op grond van artikel 18 van die wet;
c. voor wie geen arbeidsmarktinstrumenten beschikbaar zijn gericht op directe bemiddeling of terugkeer naar de arbeidsmarkt; en
d. die beschikbaar is voor arbeid voor ten minste 12 uur per week.
2. In afwijking van het eerste lid is dit besluit niet van toepassing op:
a. de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;
b. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend een gevolg is van verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt voor een jaarlijks door Onze Minister te bepalen aantal uitkeringsgerechtigden een traject vast gericht op inschakeling in het arbeidsproces.
2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen draagt ter uitvoering van het eerste lid uiterlijk binnen 12 maanden na het intreden van de werkloosheid werkzaamheden op aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of aan derden, niet zijnde uitvoeringsinstellingen, waardoor de uitkeringsgerechtigde in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot inschakeling in het arbeidsproces.
1. Onze Minister kan bepalen dat de hoogte van de vergoeding door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de uitvoeringsinstellingen ten behoeve van het laten verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, afhankelijk is van het resultaat van die werkzaamheden.
2. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het eerste lid.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de veertiende september 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) kan op grond van het bij de Wet experimenten WW geïntroduceerde artikel 130 van de WW bij algemene maatregel van bestuur worden opgedragen om werkzaamheden in te kopen ter bevordering van de reïntegratie van WW-gerechtigden. De kosten voor de inkoop van deze werkzaamheden komen ten laste van een budget uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Het Lisv kan deze werkzaamheden inkopen bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of bij derden, niet zijnde uitvoeringsinstellingen (uvi's). Er is derhalve geen sprake van gedwongen winkelnering. Met dit besluit worden nadere regels voor het experiment, verder aangeduid als het Awf-experiment, getroffen.
De inkoop van reïntegratietrajecten ten laste van middelen van het Awf draagt bij aan de totstandkoming van de sluitende aanpak voor werkloos werkzoekenden met een WW-uitkering. Het Awf-experiment levert een additionele mogelijkheid op reïntegratietrajecten ten behoeve van WW-gerechtigden te financieren. Een traject kan zowel een opleiding, omscholing of het opdoen van werkervaring inhouden, als een aanbod van een baan of andere maatregelen ter bevordering van de inzetbaarheid. Onder een traject kunnen derhalve zowel activiteiten in het kader van arbeidstoeleiding worden verstaan, als instrumenten gericht op directe plaatsing van de cliënt. De financiering van reïntegratietrajecten ten laste van Awf-middelen geschiedt op experimentele basis. Het Awf-experiment dient gegevens op te leveren op basis waarvan kan worden vastgesteld in welke mate de inzet van premiegelden voor de inkoop van reïntegratietrajecten leidt tot besparingen op de uitkeringslasten. Hiervoor wordt een monitor ontwikkeld waarmee op persoonsniveau onder meer kan worden vastgesteld voor wie een traject is ingekocht, bij wie is ingekocht, wat de duur van het traject is en of de betrokken cliënt binnen een bepaalde periode na afronding van het traject wordt geplaatst. Gecombineerd met gegevens van de verzekerdenadministratie en de resultaten van aanvullend onderzoek, kunnen aan deze gegevens conclusies worden verbonden met betrekking tot de effectiviteit en de doelmatigheid van de inzet van premiemiddelen voor de inkoop van reïntegratietrajecten. Met het Awf-experiment wordt beoogd een substantiële verkorting van de werkloosheidsduur te bewerkstelligen ten opzichte van personen met gelijke arbeidsmarktkenmerken voor wie geen traject is ingekocht.
Het Awf-experiment levert een bijdrage aan de totstandkoming van de sluitende aanpak voor nieuwe volwassen werklozen met een WW-uitkering. De doelgroep van het besluit is gelijk aan de doelgroep van de sluitende aanpak, zoals verwoord in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 24 november 1998 (Kamerstukken II 1998/99, 23 972, nr. 30). Het gaat om werkzoekenden met een WW-uitkering vanaf 23 jaar, op grond van artikel 4, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling SWI ingedeeld in fase 2, 3 of 4, die op of na 1 januari 1999 werkloos zijn geworden en die beschikbaar zijn voor arbeid van tenminste 12 uur per week.
WW-gerechtigden vanaf 57½ jaar behoren eveneens tot de doelgroep van dit besluit. Zij zijn echter vrijgesteld van de verplichtingen op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b onder 1 en artikel 26, eerste lid, onderdelen f en g van de WW. De medewerking van WW-gerechtigden van 57½ jaar en ouder aan de op grond van dit besluit aangeboden reïntegratie-activiteiten geschiedt derhalve op basis van vrijwilligheid.
WW-gerechtigden die werkloos zijn wegens werktijdverkorting of buitengewone natuurlijke omstandigheden, behoren niet tot de doelgroep van dit besluit. WW-gerechtigden die tevens behoren tot de doelgroep van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA), behoren wel tot de doelgroep van de sluitende aanpak, maar niet tot de doelgroep van dit besluit. De sluitende aanpak wordt voor deze personen immers op grond van de Wet REA gerealiseerd.
Het Lisv is verantwoordelijk voor de totstandkoming van een sluitende aanpak voor nieuwe volwassen WW-gerechtigden. De sluitende aanpak komt tot stand via een groeimodel. Startend in 1999 dient in een periode van 5 jaar een zoveel mogelijk sluitende aanpak te worden gerealiseerd. Gedurende de looptijd van het experiment wordt de sluitende aanpak voor WW-gerechtigden voor een deel geïmplementeerd via dit besluit. Op basis van de beschikbare middelen wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld hoeveel personen het Lisv een traject moet aanbieden. De verdeling van de taakstelling over de fasen 2, 3 en 4 geschiedt conform de faseverdeling in de instroom in de doelgroep. Voor cliënten ingedeeld in fase 4, kan het Lisv, bijvoorbeeld via de gemeente, dienstverlening gericht op sociale activering, als bedoeld in artikel 3 van de Wet inschakeling werkzoekenden, inkopen. Het Lisv draagt zorg voor een tijdige melding van betreffende personen bij de gemeente.
In 1999 komt de taakstelling van het Lisv bovenop de extra trajecten die Arbeidsvoorziening in het kader van de sluitende aanpak voor WW-gerechtigden bekostigt ten laste van de extra rijksbijdrage aan het prestatiebudget van 75 mln. Voor WW-gerechtigden worden hieruit naar verwachting 4400 trajecten bekostigd. In de regio dienen de uitvoeringsinstellin-
gen afspraken te maken om te komen tot middelencoördinatie zodat de budgetten adequaat worden ingezet.
Voor de periode tot en met 31 december 1999 is voor het Awf-experiment een bedrag van 40 mln beschikbaar. Hieruit worden de inkoop van reïntegratietrajecten door de uvi's en de uitvoeringskosten van de uvi's gefinancierd. De middelen over de jaren 2000 tot en met 2003 zijn mede afhankelijk van de effecten van de sluitende aanpak op de uitkeringslasten en van de omvang van de door het rijk, het Europees Sociaal Fonds en eventueel door sociale partners beschikbaar gestelde middelen.
Aan de bijdragen aan het Awf ten laste van de rijksbegroting wordt de voorwaarde verbonden dat de in de ministeriële regeling opgenomen taakstelling per ultimo van het jaar waarvoor de bijdragen beschikbaar zijn gesteld, is gerealiseerd. Dat wil zeggen dat de uvi's met hun opdrachtnemers (Arbeidsvoorziening en/of private bemiddelaars) contracten moeten hebben afgesloten, waarin partijen zich hebben verplicht voor (tenminste) het in de taakstelling genoemde aantal personen een reïntegratietraject in te kopen, respectievelijk uit te voeren. De voorwaarden voor de bijdrage aan het Awf worden opgenomen in de ministeriële regeling op grond van artikel 71 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.
In samenhang met de ontwikkeling van de nieuwe structuur voor werk en inkomen (SUWI) wordt in 1999 getracht tot een vorm van resultaatfinanciering te komen. In overleg met het Lisv wordt getracht een vorm van resultaatfinanciering te introduceren voor de vergoeding die de uvi's ontvangen voor door hen in te kopen trajecten. Het besluit biedt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid om bij ministeriële regeling het resultaat te definiëren en te bepalen hoe de vergoedingen aan dat resultaat worden gerelateerd. Vooralsnog wordt bij de definitie van een duurzaam resultaat gedacht aan de definitie die ook in het kader van de Wet REA wordt gehanteerd: een dienstbetrekking die een half jaar heeft geduurd.
Het experiment op grond van artikel 130 van de WW heeft een looptijd van 4 jaar. Om een goed oordeel te kunnen vormen over de effecten van de (vrije) inkoop van reïntegratietrajecten op de uitkeringslasten voor het Awf en om daarover tijdig verslag uit te brengen aan het parlement, is gekozen voor de maximale looptijd. Daarbij is tevens rekening gehouden met de periode die nodig is om de regeling te evalueren en de besluitvorming over een eventuele omzetting in een definitieve regeling voor te bereiden. Mocht dit nodig zijn dan kan een experiment na afloop van de looptijd gedurende maximaal 2 jaar worden voortgezet totdat een structurele wettelijke regeling is getroffen.
Het Lisv is verantwoordelijk voor de rapportage met betrekking tot de voortgang van de implementatie en de resultaten van de sluitende aanpak. Hiertoe wordt door het Lisv een monitor ontwikkeld op basis waarvan vanaf 1 januari 2000 per kwartaal voortgangsrapportages kunnen worden geleverd. Met deze rapportages wordt informatie verschaft over de realisatie van de taakstellingen van het Awf-experiment, de kosten van de inkoop van de reïntegratietrajecten, de instrumenten en de effecten op de uitstroom naar werk.
Voor het jaar 1999 kan deze informatie nog niet op deze wijze worden geleverd. Wel zal over het jaar 1999 op geaggregeerd niveau informatie worden aangeleverd over de instroom in de doelgroep, verdeeld per fase, en het aantal gestarte reïntegratietrajecten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 1999, nr. 196.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-380.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.