Besluit van 24 augustus 1999, houdende wijziging van het Douanebesluit in verband met een verduidelijking van artikel 57 van het Douanebesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 1999, nr. WD99/343 M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane;

Gelet op artikel 58 van de Douanewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juli 1999, nr. W06.99.0303/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 augustus 1999, nr. WD99/530 M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 57 van het Douanebesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In geval een aanvullende aangifte als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van het Communautair douanewetboek wordt gedaan, is het op grond van die aangifte getotaliseerde verschuldigde bedrag bepalend voor de toepassing van het eerste lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 augustus 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de veertiende september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige besluit strekt tot aanpassing van het Douanebesluit met het doel om in artikel 57 bestaande twijfels over de maatstaf voor vaststelling van de boekingsdrempel van de douaneschuld weg te nemen.

Artikel 57

Artikel 57 van de nationale uitwerking van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, waarin lidstaten de ruimte wordt geboden af te zien van de boeking van bedragen beneden 10 ECU.

Aan artikel 57 is een tweede lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat voor het stelsel van vereenvoudigde aangiften als bedoeld in artikel 76 van het Communautair douanewetboek de aanvullende aangifte bepalend is voor de in het eerste lid genoemde boekingsdrempel van 10 ECU. Met de toevoeging van het tweede lid wordt tegemoet gekomen aan opmerkingen uit de praktijk dat onvoldoende duidelijk zou zijn of de vereenvoudigde aangifte, dan wel de later daarop volgende aanvullende aangifte, bepalend zou zijn voor de toepassing van de boekingsdrempel. Door nu de aanvullende aangifte als bepalend voor de vaststelling van de drempel aan te wijzen, wordt meer duidelijkheid gecreëerd en daarmee meer recht gedaan aan de regeling zoals die is bedoeld in de communautaire bepalingen.

In artikel 76, derde lid, van het Communautair douanewetboek, is bepaald dat de aanvullende aangifte één enkele en ondeelbare akte vormt met de vereenvoudigde aangifte. De aangifte is geldig vanaf de datum waarop de vereenvoudigde aangifte is aanvaard. Op dat moment ontstaat ook de materiële verschuldigdheid, zoals beschreven in het tweede lid van artikel 201 van het Communautair douanewetboek. Echter, conform artikel 217, eerste lid, van het Communautair douanewetboek kan de omvang van de verschuldigdheid pas worden berekend als de douane over de nodige gegevens beschikt. Dit is eerst het geval nadat de gegevens, vermeld in de aanvullende aangifte, zijn ingediend. Met andere woorden, er wordt, op basis van artikel 226, onderdeel c, van het Communautair douanewetboek, uitstel van betaling verleend totdat de douane, met behulp van de bedragen die zijn vermeld in de aanvullende aangifte, in staat is het totaal van de bedragen aan rechten in één keer te boeken. Op dit totaalbedrag is de boekingsdrempel van 10 ECU van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek van toepassing.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1996, 166, gewijzigd bij het besluit van 23 juni 1998, Stb. 363.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven