Besluit van 6 augustus 1999 tot vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel II van het Besluit van 26 mei 1999 (Stb. 231) tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met onder meer veranderingen in het stelsel van afstudeersteun door het Rijk en artikel 5.14 van het Bekostigingsbesluit WHW

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 20 juli 1999, nr. 28703/6075, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel II van het Besluit van 26 mei 1999 (Stb. 231) tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met onder meer veranderingen in het stelsel van afstudeersteun door het Rijk en artikel 5.14 van het Bekostigingsbesluit WHW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het tijdstip, bedoeld in artikel II van het Besluit van 26 mei 1999 (Stb. 231) tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met onder meer veranderingen in het stelsel van afstudeersteun door het Rijk en artikel 5.14 van het Bekostigingsbesluit WHW, is de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de zesentwintigste augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

In dit besluit wordt het tijdstip vastgesteld, bedoeld in artikel II van het Besluit van 26 mei 1999 (Stb. 231) tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met onder meer veranderingen in het stelsel van afstudeersteun door het Rijk en artikel 5.14 van het Bekostigingsbesluit WHW.

Ten aanzien van het eerdergenoemde besluit van 26 mei 1999 heeft inmiddels op grond van de artikelen 7.26, derde lid, en 7.51, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de zogeheten voorhangprocedure bij de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal plaatsgevonden. Deze beide Kamers hebben niet de wens te kennen gegeven dat het in de algemene maatregel van bestuur geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld.

Artikel 5.14 van het Bekostigingsbesluit WHW gaf de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de bevoegdheid in afwijking van de op grond van artikel 3.10 van dat besluit berekende ruimtebehoefte extra ruimtebehoefte toe te kennen, indien strikte toepassing van artikel 3.10 met het oog op een voldoende huisvesting als gevolg van de overgang naar de nieuwe systematiek zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze bepaling is alleen toegepast bij de overgang van de bekostiging in 1994. Thans is toepassing van dit artikel niet langer noodzakelijk.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven