Besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, directie Arbeidszaken Overheid, nr. AB1999/U76586;

Gelet op artikel 94, eerste en tweede lid, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Het tijdstip van aanvang van fase 2 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen is 1 januari 2001 voor alle artikelen van die wet waarin naar dat tijdstip wordt verwezen.

  • 2. Het tijdstip van aanvang van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen is 1 januari 2001 voor alle artikelen van die wet waarin naar dat tijdstip wordt verwezen.

  • 3. Indien op grond van het eerste en het tweede lid wijziging van hetzelfde artikel, artikellid of artikelonderdeel van een wet ingevolge de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen gelijktijdig plaatsvindt, worden eerst de wijzigingen behorende bij de bedoelde fase 2 aangebracht en direct daarop volgend de wijzigingen behorende bij de bedoelde fase 3.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 17 juli 1999

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de vierentwintigste augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW) brengt het overheidspersoneel onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen.

Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen het formele moment van inwerkingtreding van de artikelen van de Wet OOW en het moment waarop die artikelen materieel effect hebben (dat wil zeggen: het moment waarop de artikelen van deze wet tot wijzigingen in andere regelingen leiden of waarop rechten en verplichtingen ingaan).

De Wet OOW is formeel van kracht geworden op 1 januari 1998.

Bij koninklijk besluit van 24 december 1997 (Stb. 1997, 769) is 1 januari 1998 vastgesteld als het tijdstip van aanvang van fase 1 van de Wet OOW. In concreto kwam dit er op neer dat met ingang van genoemde datum de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd ingevoerd voor de overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers in de zin van de Wet OOW.

Het onderhavige koninklijk besluit legt het tijdstip van aanvang van de fasen 2 en 3 van de Wet OOW vast. Opgemerkt wordt dat de fase 2 ziet op de toepassing van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) ten aanzien van overheidswerknemers die op of na de aangegeven datum werkloos in de zin van de WW dan wel ziek in de zin van de ZW worden. Met andere woorden: fase 2 betreft de nieuwe gevallen van werkloosheid en ziekte. Fase 3 omvat de toepassing van de WW en de ZW op de overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers die op het tijdstip van aanvang van fase 2 reeds een ontslaguitkering (wachtgeld en dergelijke) of uitkering wegens ziekte ontvangen, de zogenaamde oude gevallen. Voor zover deze oude rechten zouden doorlopen op en na het tijdstip van aanvang van fase 3, worden deze gevallen vanaf dat tijdstip onder de WW en ZW gebracht.

Bij dit besluit wordt 1 januari 2001 aangemerkt als tijdstip van aanvang van zowel fase 2 als fase 3 van de Wet OOW. De oude en de nieuwe gevallen worden tegelijkertijd onder de WW en ZW gebracht.

Artikel 94, derde lid, van de Wet OOW biedt de mogelijkheid om het tijdstip van aanvang van de fasen 2 en 3 naar artikelen, onderdelen of subonderdelen van de wet of naar groepen van overheidswerknemers te differentiëren. Van deze mogelijkheid behoeft geen gebruik te worden gemaakt.

Bij of krachtens de Wet OOW worden diverse andere wetten gewijzigd op het tijdstip van aanvang van zowel fase 2 als fase 3. Ook in lagere regelgeving worden vergelijkbare wijzigingen aangebracht. Om de voorrang bij het aanbrengen van in de tijd samenvallende wijzigingen te bepalen, wordt in het derde lid geregeld dat eerst de wijzigingen die voortvloeien uit het in werking treden van de fase 2 van de Wet OOW worden uitgevoerd, direct gevolgd door de wijzigingen behorende bij de fase 3 van die wet. Uiteindelijk is de tekst bepalend zoals die na de wijzigingen behorende bij de fase 3 van de Wet OOW komt te luiden.

Door dit besluit thans te treffen, hebben de bij de voorbereiding van de uitvoering van de WW en ZW en de daarop aanvullende boven- en nawettelijke regelingen voor overheidspersoneel betrokken partijen voldoende tijd voor die voorbereiding.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven