Besluit van 9 augustus 1999, houdende wijziging van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie en het Besluit registratie justitiële gegevens

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 1 juni 1999, nr. 766560/99/6, Directie Wetgeving;

Gelet op de artikelen 1 en 13 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag;

De Raad van State gehoord (advies van 22 juli 1999, nr. W03.99 0272/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 juli 1999, nr. 781335/99/6, Directie Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inlichtingen justitiële documentatie1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen «de Marine Inlichtingendienst;» en «de Luchtmacht Inlichtingendienst;».

2. In onderdeel o wordt «burgermeester» vervangen door: burgemeester.

3. In onderdeel q wordt na «voor een dienstbetrekking bij deze rechtspersoon of bij het Nederlands Interprofessioneel Effectencentrum NIEC B.V.» ingevoegd: of die reeds een dienstbetrekking bij een van deze rechtspersonen vervullen, maar in aanmerking willen komen voor een andere dienstbetrekking bij een van deze rechtspersonen.

4. Onderdeel r komt te luiden:

r. de President van De Nederlandsche Bank N.V. ten behoeve van het onderzoek naar de antecedenten van personen die in aanmerking willen komen voor een dienstbetrekking bij deze rechtspersoon of bij de Europese Centrale Bank of die reeds een dienstbetrekking bij deze rechtspersoon of de Europese Centrale Bank vervullen, maar in aanmerking willen komen voor een andere dienstbetrekking bij die rechtspersoon of Europese Centrale Bank, alsmede ten behoeve van het onderzoek naar de antecedenten van personen die bij die rechtspersoon werkzaamheden gaan verrichten gedurende een zodanig lange periode dat hun positie kan worden gelijkgesteld met die van werknemers in dienstverband;

5. Na onderdeel r worden – onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het einde van onderdeel r – de onderdelen s tot en met w toegevoegd, luidende:

s. de President van De Nederlandsche Bank N.V. ten behoeve van het onderzoek naar de antecedenten van personen die naar aanleiding van een overeenkomst met De Nederlandsche Bank N.V. worden belast met het vervoeren van bankbiljetten, munten of halffabrikaten die worden gebruikt voor de vervaardiging van bankbiljetten of munten;

t. de voorzitter van de Stichting Toezicht Effectenverkeer ten behoeve van het onderzoek naar de antecedenten van personen die in aanmerking willen komen voor een dienstbetrekking bij deze stichting of die reeds een dienstbetrekking bij deze stichting vervullen, maar in aanmerking willen komen voor een andere dienstbetrekking bij die stichting, alsmede ten behoeve van het onderzoek naar de antecedenten van personen die bij deze stichting werkzaamheden gaan verrichten gedurende een zodanig lange periode dat hun positie kan worden gelijkgesteld met die van werknemers in dienstverband;

u. het hoofd van de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten ten behoeve van het controleren van de juistheid van de gegevens uit de politieregisters, die op grond van een verzoek om rechtshulp door de autoriteiten van een vreemde staat, als bedoeld in artikel 552h van het Wetboek van Strafvordering, al dan niet namens de officier van justitie worden verstrekt;

v. het hoofd van de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten, of in geval van rechtstreekse verstrekking de korpschef of de commandant van de Koninklijke marechaussee ten behoeve van het controleren van de juistheid van de gegevens uit de politieregisters, die zonder daartoe strekkend verzoek op grond van artikel 13 van het Besluit politieregisters aan politie-autoriteiten in een ander land worden verstrekt;

w. Onze Minister van Justitie met het oog op de afgifte van een verklaring van geen bezwaar in verband met de oprichting van een naamloze of besloten vennootschap.

B. In het eerste lid van artikel 3 vervallen «het hoofd van de Marine Inlichtingendienst,» en «het hoofd van de Luchtmacht Inlichtingendienst,».

C. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «aangewezen wetten» ingevoegd: en de daarop berustende bepalingen.

2. In het eerste lid wordt «onherroepelijke veroordelingen» vervangen door: afdoeningen.

3. Na het derde lid wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien in een algemene plaatselijke verordening in het kader van de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling gevolg wordt verbonden aan bepaalde onherroepelijke afdoeningen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

D. In artikel 8, eerste lid, wordt «De in de artikelen 2–7» vervangen door: De in de artikelen 2 tot en met 7 en 9c.

E. In artikel 9a wordt na «Dienst Wegverkeer» ingevoegd: alsmede aan de met opsporing belaste ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.

F. Na artikel 9b wordt artikel 9c ingevoegd, luidende:

Artikel 9c

De procureurs-generaal bij de gerechtshoven zijn bevoegd bepaalde gegevens uit de algemene documentatieregisters te verstrekken aan:

a. het hoofd van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties voor zover noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de ongebruikelijke transacties van belang zijn voor de voorkoming en opsporing van misdrijven;

b. Onze Minister van Justitie voor zover noodzakelijk voor het verwerken van deze gegevens in het Cliënt-Volgsysteem Jeugdcriminaliteit.

ARTIKEL II

Het Besluit registratie justitiële gegevens2 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het artikel 2 wordt onder 1, onder b, «107 van de Wegenverkeerswet 1994» vervangen door: 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

B. Aan artikel 7b wordt voor de punt ingevoegd: of na het overlijden van de betrokken persoon.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met uitzondering van artikel I, onder C, onderdeel 3, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 9 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vierentwintigste augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

In de onderhavige algemene maatregel van bestuur worden het Besluit inlichtingen justitiële documentatie en het Besluit registratie justitiële gegevens gewijzigd. In het Besluit inlichtingen justitiële documentatie wordt met name het aantal ontvangstgerechtigden van justitiële gegevens uitgebreid. Het advies van de Registratiekamer, inhoudende het verduidelijken van de toelichting bij artikel 9c, is verwerkt.

Het laten vervallen van de Marine Inlichtingendienst en de Luchtmacht Inlichtingendienst in onderdeel a van artikel 2 vloeit voort uit het feit dat al in 1988 deze diensten zijn samengevoegd tot één Militaire Inlichtingendienst.

Met de wijziging van onderdeel o van artikel 2 van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie wordt een typefout hersteld.

De wijzigingen van de onderdelen q, r en t van artikel 2 van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie beogen de antecedentenonderzoeken bij een aantal financiële instellingen op gelijke wijze te regelen.

In de onderdelen q en r van artikel 2 wordt de bevoegdheid van de directeur van het Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer (NECIGEF) en het Nederlands Interprofessioneel Effectencentrum NIEC B.V. (NIEC) respectievelijk de President van De Nederlandsche Bank in die zin uitgebreid dat zij niet alleen justitiële gegevens mogen ontvangen in het kader van het aanstellen van nieuw personeel, maar ook in het kader van een sollicitatie van een werknemer naar een andere functie binnen het bedrijf. Indien werknemers solliciteren naar een andere dienstbetrekking binnen NECIGEF of NIEC respectievelijk De Nederlandsche Bank is het wenselijk dat opnieuw kan worden getoetst of betrokkene gelet op zijn antecedenten, voor de betreffende functie in aanmerking komt.

Onderdeel r is voorts zodanig uitgebreid dat de President van De Nederlandsche Bank ook de Nederlanders kan screenen die hebben gesolliciteerd naar een functie bij de Europese Centrale Bank.

In onderdeel s wordt bepaald dat de President van De Nederlandsche Bank de justitiële gegevens mag ontvangen van degenen die bankbiljetten, munten of halffabrikaten daarvan in opdracht van De Nederlandsche Bank gaan vervoeren. Bij halffabrikaten kan gedacht worden aan het vervoeren van onbedrukt papier waarin al een watermerk en veiligheidsdraad zijn verwerkt. Aangezien het vervoer van voornoemde produkten bijzonder risicovol is, gelet op de economische ontwrichting die bijvoorbeeld diefstal van deze produkten met zich mee kan brengen, is het van belang dat degenen die het vervoer feitelijk verrichten van onbesproken gedrag zijn.

In onderdeel t is geregeld dat aan de voorzitter van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) justitiële gegevens mogen worden verstrekt ten behoeve van de aanstelling van personeel. De STE oefent toezicht uit in het effectenverkeer. De toezichthoudende functie is de afgelopen jaren versterkt. Een belangrijk onderdeel van deze taak is dat de stichting als onafhankelijk toezichthouder volledig verantwoordelijk is voor het toezicht op effecteninstellingen, ongeacht of deze zijn toegelaten tot de beurs. Een van de taken is het toetsen van de betrouwbaarheid van de beleidsbepalers van deze instellingen. Voor een juiste uitoefening van deze toezichthoudende taak is het wenselijk dat de voorzitter van de STE inzicht kan verkrijgen in de antecedenten van degenen die gesolliciteerd hebben naar een functie bij deze stichting alsmede van degenen die via een interne sollicitatie een andere functie willen gaan vervullen. Door deze regeling wordt bewerkstelligd dat de screeningsmogelijkheden van de financiële toezichthouders dezelfde is.

In de onderdelen u en v is geregeld dat de juistheid van de politiegegevens uit een politieregister kan worden geverifieerd bij de Centrale Justitiële Documentatie alvorens de gegevens aan een buitenlandse autoriteit worden verstrekt. Hiermee kan worden voorkomen dat de buitenlandse autoriteit beschikt over achterhaalde politiegegevens. In onderdeel u wordt bepaald dat het hoofd van de divisie Centrale Recherche Informatie bevoegd is de justitiële gegevens ter verificatie op te vragen in het geval er een verzoek om rechtshulp wordt gedaan dat overeenkomstig de bepalingen in titel X van het Wetboek van Strafvordering wordt afgehandeld. In onderdeel v is geregeld dat in het kader van de spontane verstrekking van politiegegevens ook aan de korpschef of de commandant van de Koninklijke marechaussee justitiële gegevens mogen worden verstrekt, indien hij op grond van artikel 13 van het Besluit Politieregisters bevoegd is om zonder tussenkomst van de Korps landelijke politiediensten deze gegevens te verstrekken aan de politie-autoriteiten in een ander land. Het gaat hier om de verstrekking van politiegegevens in de grensgebieden.

In onderdeel w is bepaald dat de Minister van Justitie justitiële gegevens mag ontvangen met het oog op de beoordeling van de afgifte van de verklaring van geen bezwaar in verband met de oprichting van een naamloze of besloten vennootschap. Deze verklaring mag alleen worden geweigerd op grond dat er, gelet op de voornemens of de antecedenten van de personen die het beleid van de vennootschap zullen bepalen of mede bepalen, gevaar bestaat dat de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden of dat haar werkzaamheid zal leiden tot benadeling van schuldeisers (artikel 2:68 en 2:179 BW). Om hieraan uitvoering te kunnen geven dient de Minister van Justitie te beschikken over justitiële gegevens. Dit is thans duidelijk geregeld in onderdeel w.

De aanpassing van artikel 3 vloeit voort uit het schrappen van de beide inlichtingendiensten in artikel 2.

Het eerste lid van artikel 7 van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie heeft een technische wijziging ondergaan. Zo worden niet alleen gevolgen verbonden aan in een wet opgesomde veroordelingen, maar ook aan in een op een wet gebaseerd besluit opgesomde veroordelingen. Aangezien in de praktijk ook gevolgen worden verbonden aan andere afdoeningsvormen dan onherroepelijke veroordelingen, is dit in het eerste lid ook verduidelijkt. Gedacht kan hierbij worden aan transacties.

In het nieuw toegevoegde vierde lid is bepaald dat ook wanneer gevolgen worden verbonden aan onherroepelijke afdoeningen in het kader van de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, de betreffende gegevens aan het bevoegde gezag kunnen worden verstrekt. Het betreft hier het verstrekken van justitiële gegevens in verband met de beoordeling van een aanvraag om een vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting of een escortbedrijf. De gemeenteraad is op grond van artikel 151a van de Gemeentewet bevoegd een verordening op dit terrein vast te stellen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel opheffing algemeen bordeelverbod (kamerstukken II 1997/98, 25 437, nr. 5. blz. 5) is de wenselijkheid van de mogelijkheid om justitiële gegevens te betrekken bij de beoordeling van de vergunningaanvraag aan de orde gesteld. Aangezien dit wetsvoorstel nog geen wet is, is in het onderhavige artikel III bepaald dat de betreffende wijziging van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie pas in werking treedt bij koninklijk besluit.

De wijziging van artikel 8 vloeit voort uit de introductie van een nieuw artikel 9c. Het ligt voor de hand dat ook de personen die niet alle, maar bepaalde gegevens uit de justitiële documentatie mogen ontvangen de onder hen ressorterende ambtenaren kunnen machtigen tot het aanvragen van de gegevens.

De wijziging van artikel 9a betreft herstel van een omissie. Het is evident dat niet alleen de buitengewone opsporingsambtenaren van de Dienst Wegverkeer, maar ook de politie en de Koninklijke marechaussee de justitiële gegevens met betrekking tot onverzekerd rijden mag ontvangen met het oog op het aanbieden van een transactie.

In artikel 9c wordt geregeld aan welke personen niet alle, maar bepaalde gegevens uit de justitiële documentatieregisters worden verstrekt.

Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties heeft in het kader van de bestrijding van witwassen tot taak te beoordelen of de binnengekomen meldingen als verdachte transacties moeten worden gemeld aan de politie. Dit oordeel is gebaseerd op de informatie die het meldpunt uit verschillende registers verkrijgt. Opdat het Meldpunt beter kan afwegen of de gemelde ongebruikelijke transacties als verdacht aan de politie moeten worden doorgegeven is het wenselijk dat het Meldpunt de beschikking kan krijgen over relevante justitiële gegevens. In werkafspraken tussen de directeur van de Centrale Justitiële Documentatie en het hoofd van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties is neergelegd welke gegevens worden verstrekt.

De Minister van Justitie ontvangt als houder van het Cliënt-Volgsysteem Jeugdcriminaliteit (CVS-JC) ook bepaalde justitiële gegevens. Het CVS-JC heeft tot doel de ondersteuning van de uitvoering van de taken van de politie, het openbaar ministerie en de raad voor de kinderbescherming ter voorkoming en bestrijding van de jeugdcriminaliteit. Tevens heeft deze registratie tot doel om ook in het kader van de hulpverlening de jeugdcriminaliteit te voorkomen en te bestrijden. Ter uitvoering van deze doelstellingen is het noodzakelijk dat in het CVS-JC bepaalde gegevens met betrekking tot jeugdigen worden geregistreerd die een beeld vormen van onder andere het criminele verleden van de betrokkenen. Aan welke gegevens daarbij moet worden gedacht, blijkt uit het privacy reglement CVS-JC.

De wijzigingen van het Besluit registratie justitiële gegevens betreffen eveneens herstel van een omissie. De verwijzing in artikel 2 naar het eerste lid van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 betreft een verduidelijking.

Aangezien het bewaren van justitiële gegevens van iemand die is overleden geen enkel doel meer dient, is in artikel 7b bepaald dat deze gegevens worden verwijderd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1958, 466, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 mei 1999, Stb. 197.

XNoot
2

Stb. 1958, 467, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 mei 1997, Stb. 230.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven