Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1999, 35 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1999, 35 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 26 november 1998, No. TRCJZ/1998/1414, Directie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 91/630/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PbEG L 340) en op de artikelen 35, 45 en 96a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1998, No. W11.98.0555);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 januari 1999, No. TRCJZ/1999/163, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Varkensbesluit1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 19 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste, tweede en vijfde lid wordt telkenmale de zinsnede «vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit» vervangen door: vóór 1 november 1998.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De artikelen 4 en 5, tweede lid, zijn tot 1 januari 2008 niet van toepassing mits de gebruiker van de stal kan aantonen dat de stal vóór 1 november 1998 in gebruik is genomen, dat de stal vanaf 1 november 1998 voldoet aan de artikelen 4, eerste lid, en 5, tweede lid, van het Varkensbesluit zoals dat luidde vóór 1 september 1998 en dat die stal of de vloer van de stal na 1 november 1998 niet is verbouwd of herbouwd.
Artikel 19a komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 2000 is artikel 19 vanaf het tijdstip waarop registratie van de kennisgeving van overgang van een varkensrecht als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet herstructurering varkenshouderij, of een gedeelte daarvan, overeenkomstig de artikelen 18 en 19, onderscheidenlijk 20, van die wet heeft plaatsgevonden, niet van toepassing op een stal als bedoeld in artikel 19:
a. die tot een bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van die wet behoort waarnaar het varkensrecht, of een gedeelte van dat recht, is overgegaan, of
b. die tot een bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van die wet behoort waarnaar het varkensrecht is overgegaan in het kader van een bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 20 van die wet.
1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.
2. Het tijdstip van inwerkingtreding kan voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H. H. Apotheker
Uitgegeven de vierde februari 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Op 1 september 1998 traden naast de Wet herstructurering varkenshouderij twee koninklijke besluiten tot wijziging van het Varkensbesluit in werking. Het betreft het koninklijk besluit van 15 november 1997, houdende wijziging van het Varkensbesluit (Stb. 1998, 213) en het koninklijk besluit van 20 maart 1998, houdende wijziging van het Varkensbesluit (herstructurering varkenshouderij) (Stb. 214).
Zowel de Wet herstructurering varkenshouderij (hierna: de wet) als beide genoemde koninklijke besluiten vloeien voort uit de brief van mijn ambtsvoorganger van 10 juli 1997 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II 1996/97, 25 448, nr. 1). In deze brief werd een integraal pakket van maatregelen voor de varkenshouderij aangekondigd. De maatregelen werden zowel in het belang van het milieu en ruimtelijke kwaliteit als in het belang van dierenwelzijn en diergezondheid gesteld. De in deze brief aangekondigde welzijnsmaatregelen zijn vervolgens in genoemde koninklijke besluiten uitgewerkt.
Door de koninklijke besluiten werd tevens een koppeling tussen het Varkensbesluit en de wet gelegd. Hiermee werd beoogd te bevorderen dat bedrijven die in varkensrechten investeren, tevens verbeteringen op het gebied van het welzijn van de varkens zouden aanbrengen. De wet bepaalt in dat verband dat varkensbedrijven uitsluitend kunnen uitbreiden of nieuwvestigen na het verwerven van varkensrechten. Ten aanzien van bedrijven die varkensrechten verwerven, hanteerde het Varkensbesluit vanaf 1 september 1998 als uitgangspunt dat deze bedrijven direct aan de aangescherpte welzijnsnormen moeten voldoen. In deze situatie was het overgangsregime (artikel 19) van het Varkensbesluit niet van toepassing. Op bovengenoemd uitgangspunt werden de volgende uitzonderingen gemaakt:
a. het in 1998 en 1999 verwerven van varkensrechten, uitsluitend ter compensatie van de korting ingevolge de wet;
b. het verwerven van varkensrechten in het kader van bedrijfsoverdrachten in familieverband;
c. het in 1998 en 1999 verwerven van varkensrechten ten behoeve van een stal die op 10 juli 1997 in aanbouw was en ten behoeve waarvan voor die datum een milieuvergunning was verleend, althans voorzover de hoeveelheid verworven varkensrechten niet groter is dan het aantal varkens dat in de nieuwe stal kan worden gehuisvest;
d. een Groen-Label-stal die voor 10 juli 1997 in gebruik is genomen.
In afwijking van de hoofdregel was in de situaties, vermeld onder a en b, het overgangsregime van toepassing op alle stallen van het hele bedrijf, terwijl in de situaties, geschetst onder c en d, de overgangstermijnen uitsluitend van toepassing waren op de betrokken stal.
Voor de verwezenlijking van de herstructering van de varkenshouderij, waartoe de hierboven geschetste maatregelen moeten dienen, is dynamiek binnen de sector een vereiste.
Alleen dan kunnen die investeringen worden gepleegd die nodig zijn om de doelstellingen op het gebied van milieu, ruimtelijke kwaliteit, diergezondheid en dierenwelzijn te realiseren.
In de periode voor 1 september 1998 – de datum van de inwerkingtreding van de wet en van genoemde koninklijke besluiten – bereikten mij uit de sector echter signalen dat de koppeling tussen de wet en het Varkensbesluit de dynamiek eerder belemmerde dan stimuleerde. Op veel bedrijven werd besloten om geheel niet te investeren in varkensrechten. De daaruit voortvloeiende investeringen in aanpassingen van alle stallen op het bedrijf konden niet worden opgebracht. Hierdoor dreigden ook reeds geplande uitbreidingen, aanpassingen of renovatiewerkzaamheden te worden uitgesteld. Uiteraard speelde hierbij de extreem slechte economische situatie in de sector ook een rol. Onder deze omstandigheden bleken de noodzakelijke investeringen in welzijnsverbetering geheel te stagneren.
Deze constatering heeft aanleiding gegeven tot mijn brief van 17 september 1998 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II 1998/99, 25 448, nr. 4).
In deze brief heb ik aangekondigd de koppeling tussen de wet en het Varkensbesluit voor de jaren 1998 en 1999 ongedaan te zullen maken. Artikel I, onderdeel B, van het onderhavige besluit strekt daartoe.
In het eerste lid van artikel 19a wordt thans bepaald dat eerst met ingang van 1 januari 2000 het verwerven van varkensrechten tot gevolg zal hebben dat het hele bedrijf direct aan de aangescherpte welzijnseisen van het Varkensbesluit moet voldoen. Indien derhalve voor die datum varkensrechten worden verworven, zijn de reguliere overgangstermijnen van artikel 19 van toepassing.
Het feit dat de koppeling tussen de wet en het Varkensbesluit voor de jaren 1998 en 1999 ongedaan wordt gemaakt, heeft ook gevolgen voor de hierboven beschreven uitzonderingen. De uitzonderingen, genoemd onder a en c, verklaarden immers, in afwijking van de hoofdregel, het overgangsregime wel van toepassing indien in de jaren 1998 en 1999 varkensrechten werden verworven. Deze bepalingen zijn thans zinledig geworden. Dit geldt ook voor de uitzondering, genoemd in onderdeel d. Ingevolge het onderhavige besluit kunnen thans ook ten behoeve van een Groen Label-stal in 1998 en 1999 varkensrechten worden verworven zonder dat dit betekent dat de stal onmiddellijk weer moet worden aangepast.
Met het onderhavige besluit zijn ook het derde en vierde lid van artikel 19a komen te vervallen. Deze bepalingen vloeiden voort uit de in het koninklijk besluit van 20 maart 1998, houdende wijziging van het Varkensbesluit (herstructurering varkenshouderij) (Stb. 214) opgenomen compensatiemogelijkheid van de korting die per 1 september 1998 in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij is toegepast. Door de ontkoppeling van de wet en het Varkensbesluit zijn ook deze bepalingen zinledig geworden.
De wijzigingen in artikel I, onderdeel A, vloeien voort uit mijn antwoord van 11 september 1998 op de vragen van de leden Feenstra, Oplaat en Ter Veer van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (aanhangsel Handelingen II 1998/99, nr. 9). Deze leden vroegen mijn aandacht voor een groep ondernemers die door duidelijke gevallen van overmacht, zoals de bouwvakantie, niet in staat bleken te zijn hun stallen gereed te hebben voor 1 september 1998.
Het Varkensbesluit verklaarde namelijk op stallen die voor 1 september 1998 in gebruik werden genomen en die op dat moment voldeden aan de eisen van het Varkensbesluit zoals dat luidde vóór 1 september, in beginsel een overgangstermijn tot 1 januari 2008 van toepassing. Indien dergelijke stallen niet voor 1 september 1998 in gebruik zouden zijn genomen, zou de betrokken ondernemer direct na die datum de stallen weer moeten aanpassen.
Omdat het vasthouden aan de datum van 1 september 1998 in de door de leden Feenstra, Oplaat en Ter Veer beschreven situatie bijzonder onbillijke effecten voor deze groep ondernemers zou hebben, heb ik besloten deze datum te vervangen door 1 november 1998.
Ik heb daarbij overwogen dat een verlenging van twee maanden in het algemeen toereikend moet zijn om vertragingen bij de nieuwbouw van een stal, bijvoorbeeld als gevolg van de bouwvakantie, op te vangen.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H. H. Apotheker
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 maart 1999, nr. 47.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-35.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.