Besluit van 2 juli 1999, houdende een aantal technische wijzigingen in het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel1

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 maart 1999, nr. AD1999/U56693, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 maart 1999, nr. W04.99.0101/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 juni 1999, nr. AD1999/U72145, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, vervalt het zinsdeel «, het Arbeidsovereenkomstenbesluit».

B

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst onder 3° en 4° komt als volgt te luiden:

3°. het kind van 16 of 17 jaar, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

4°. het eigen kind dan wel aangehuwd kind of pleegkind – van 16 of 17 jaar dat tot zijn huishouden behoort en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van dat huishouden, respectievelijk van 18 tot 27 jaar dat in verband met onderwijs of een beroepsopleiding overdag lessen of stages volgt gedurende ten minste 213 klokuren per kwartaal;.

2. Aan het slot van onderdeel b wordt het zinsdeel «indien de ambtenaar voor zo'n kind de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald, met dien verstande dat wat betreft de gezinsleden vermeld onder 2° tot en met 4° de ter uitvoering van de artikelen 7 en 26 van de Algemene Kinderbijslagwet gestelde regelen van overeenkomstige toepassing zijn» gewijzigd in: indien de ambtenaar voor zo'n kind de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald, met dien verstande dat wat betreft de gezinsleden vermeld

– onder 2° en 3° er recht op kinderbijslag bestaat respectievelijk

– onder 4° deze in belangrijke mate op zijn kosten wordt onderhouden als bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet.

C

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst onder 2° komt als volgt te luiden:

2°. het kind jonger dan 16 jaar, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, respectievelijk dat in aanmerking komt voor studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;.

2. Onder 5° wordt het zinsdeel «van 18 tot 27 jaar» gewijzigd in: van 16 tot 27 jaar.

3. Aan het slot van onderdeel b wordt het zinsdeel «indien de ambtenaar voor zo'n kind de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald, met dien verstande dat wat betreft de gezinsleden vermeld onder 2° en 3° er recht op kinderbijslag bestaat respectievelijk onder 4° deze in belangrijke mate op zijn kosten wordt onderhouden als bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet» gewijzigd in: indien de ambtenaar voor zo'n kind de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald, met dien verstande dat wat betreft de gezinsleden vermeld

– onder 2° er recht op kinderbijslag dan wel op studiefinanciering bestaat,

– onder 3° er recht op kinderbijslag bestaat,

– onder 4° deze in belangrijke mate op zijn kosten wordt onderhouden als bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet.

D

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt onder 5° tussen het woord «studiefinanciering» en de puntkomma ingevoegd het zinsdeel: , respectievelijk van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor studiekostentegemoetkoming ingevolge hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.

E

In artikel 4, tweede lid, en artikel 6, tweede lid, wordt steeds het zinsdeel «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» gewijzigd in: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat in artikel I

a. onderdeel A terugwerkt tot en met 1 januari 1995;

b. onderdeel B terugwerkt tot en met 1 januari 1996;

c. onderdeel C terugwerkt tot en met 1 oktober 1996;

d. onderdeel D terugwerkt tot en met 1 januari 1997;

e. onderdeel E terugwerkt tot en met 3 augustus 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daar bij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 juli 1999

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de vijfde augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr) wordt een aantal technische wijzigingen aangebracht die verband houden met:

– de intrekking van het Arbeidsovereenkomstenbesluit,

– een wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW),

– een wijziging van de Wet op de studiefinanciering (Wsf) verband houdend met een wijziging van de AKW en met de inwerkingtreding van de Wts, en

– de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming studiekosten (Wts).

Wijziging van de AKW en van de Wsf en de inwerkingtreding van de Wts leiden ertoe dat in een aantal gevallen formeel voor bepaalde kinderen geen recht meer bestaat op een Btzr-tegemoetkoming. Dit verlies aan aanspraken was niet beoogd. Met onderhavige wijzigingen worden de oude rechten hersteld.

Aan deze wijzigingen is terugwerkende kracht verleend.

Omdat in de praktijk reeds met bovenvermelde wijzigingen rekening is gehouden, wordt hierdoor aan die uitbetalingen alsnog een juridische basis verleend.

In verband met de naamswijziging per 3 augustus 1998 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in dat van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voorts in het Btzr waar de Minister van Binnenlandse Zaken wordt genoemd, deze naam eveneens gewijzigd.

Met de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel is over dit besluit overeenstemming bereikt.

Intrekking Arbeidsovereenkomstenbesluit

Bij koninklijk besluit van 24 februari 1993, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en enige andere rechtspositionele regelingen in verband met het met de centrales van overheidspersoneel overeengekomen pakket arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsmaatregelen 1992 voor de sector rijk (Stb. 143) is per 1 januari 1995 het Arbeidsovereenkomstenbesluit ingetrokken. Gelet daarop kan dit zinsdeel vervallen.

Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet

Bij Wet van 21 december 1995 tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen) (Stb. 691) is in de AKW onder meer artikel 26 komen te vervallen. Dit betekent dat voor de in dat artikel genoemde kinderen vanaf 1 januari 1996, uitgezonderd zij die vallen onder de overgangsregeling, geen aanspraak meer op kinderbijslag bestaat. Het gaat hierbij om:

a. studerende kinderen van 18 tot 25 jaar die overdag ten minste 213 klokuren lessen of stages per kwartaal volgen aan een door de overheid niet-bekostigde, niet-erkende of niet-aangewezen onderwijsinstelling;

b. werkloze schoolverlaters van 18 tot 21 jaar;

c. kinderen van 16 tot 27 jaar die de huishouding verzorgen.

Tot 1 januari 1996 had de ambtenaar voor bovengenoemde kinderen op grond van het Btzr aanspraak op een tegemoetkoming ziektekosten. Met de wijziging van de AKW is die aanspraak komen te vervallen.

Werkloze schoolverlaters van 18 tot 21 jaar en kinderen van 18 tot 27 jaar die de huishouding verzorgen, kunnen vanaf 1 januari 1996 een beroep doen op de Algemene bijstandswet (ABW). Op grond van de ABW zijn zij ziekenfonds verzekerd.

Voor kinderen van 16 of 17 jaar die de huishouding verzorgen, geldt dit echter niet. Hetzelfde geldt voor studerende kinderen van 18 tot 25 jaar die een studie volgen aan een door de overheid niet-bekostigde, niet-erkende of niet-aangewezen onderwijsinstelling.

Onderhavig besluit herstelt voor deze twee categorieën de aanspraak op een tegemoetkoming ziektekosten. In artikel I, onderdeel B, van het onderhavige besluit is artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, van het Btzr hieraan aangepast.

Opgemerkt zij nog dat het overgangsartikel 26 van de AKW, waarin een maximumleeftijd van 24 jaar werd gehanteerd en de voorwaarde werd gesteld dat de kinderen geboren dienden te zijn voor 1 oktober 1986, in het jaar 2011 zou zijn uitgewerkt. Door de verwijzing naar artikel 26 van de AKW in het geldende onderdeel b, onder 4°, van artikel 1 zou derhalve ook de tegemoetkoming in de ziektekosten voor de in artikel 26 van de AKW genoemde categorieën in tijd beperkt zijn. Bij de totstandkoming van het onderhavige besluit waarbij de verwijzing naar artikel 26 van de AKW werd opgenomen, is het niet de bedoeling geweest die beperkte tijd ook voor bedoelde categorieën vallend onder het onderhavige besluit te laten gelden. De onderhavige wijziging dient dan ook niet te worden beschouwd als een uitbreiding van het recht op de tegemoetkoming ziektekosten maar louter als een herstel van een bestaande situatie.

Wijziging van de Wet op de studiefinanciering

In verband met de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming studiekosten is de Wet op de studiefinanciering gewijzigd.

Op grond van de Wet van 28 maart 1996, houdende wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat (Stb. 227), komen vanaf 1 oktober 1996 ook studerenden die jonger dan 18 jaar zijn en volledig hoger onderwijs volgen in aanmerking voor studiefinanciering. Tegelijk hiermee is het recht op kinderbijslag voor deze kinderen vervallen. Hierdoor en omdat volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het Btzr slechts aanspraak op een tegemoetkoming ziektekosten bestaat voor kinderen van 18 tot 27 jaar die in aanmerking komen voor studiefinanciering, is voor de ambtenaar de aanspraak op een tegemoetkoming ziektekosten voor die kinderen vervallen. Dit is een onbedoeld effect. Met de wijziging in artikel I, onderdeel C, van het onderhavige besluit wordt dit voorkomen.

Inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming studiekosten

Op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten is vanaf 1 januari 1997 op kinderen van 18 tot 27 jaar die volledig onderwijs volgen in het voortgezet onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs niet meer hoofdstuk II van de Wsf van toepassing, maar hoofdstuk III van de Wts. Op basis van laatstgenoemde wet wordt een basistoelage (overeenkomend met kinderbijslag) gegeven met daarnaast afhankelijk van het inkomen van de ouders, een tegemoetkoming in de directe studiekosten. Door deze wijziging is per 1 januari 1997 de aanspraak op de tegemoetkoming ziektekosten die de ambtenaar had voor bovengenoemde kinderen vervallen.

Dit is evenwel een onbedoeld effect. Met de wijziging opgenomen in artikel I, onderdeel D, van het onderhavige besluit wordt dit voorkomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper


XNoot
1

Stb. 1994, 608, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 augustus 1998, Stb. 598.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 september 1999, nr. 176.

Naar boven