Wet van 8 juli 1999, houdende aanpassing van de Spoorwegwet in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 96/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem (PbEG L 235)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Spoorwegwet aan te passen in verband met uitvoering van richtlijn nr. 96/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem (PbEG L 235);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Spoorwegwet1 wordt na hoofdstuk III een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIIA. HET TRANSEUROPEES HOGE-SNELHEIDSSPOORWEGSYSTEEM

Artikel 32a

  • 1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    b. richtlijn 96/48/EG: richtlijn nr. 96/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem (PbEG L 235);

    c. subsysteem van structurele aard: subsysteem als bedoeld in bijlage II, onder 1, onderdeel 1.1, van richtlijn 96/48/EG.

  • 2. De begripsbepalingen, bedoeld in artikel 2 van richtlijn 96/48/EG, zijn op dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen van toepassing.

  • 3. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op subsystemen en interoperabiliteitsonderdelen voor zover de toepassing in strijd zou zijn met bij of krachtens richtlijn 96/48/EG vastgestelde bepalingen.

Artikel 32b

  • 1. Het is verboden een interoperabiliteitsonderdeel in de handel te brengen dat niet voldoet aan de essentiële eisen. Degene die het onderdeel in de handel brengt, zorgt dat het onderdeel ter voldoening aan de essentiële eisen ten minste met inachtneming van de bepalingen van de toepasselijke technische specificaties inzake interoperabiliteit onderzocht is op overeenstemming met de relevante Europese specificaties.

  • 2. Interoperabiliteitsonderdelen waarvoor in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een EG-verklaring van conformiteit of een EG-verklaring van geschiktheid voor gebruik als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van richtlijn 96/48/EG is opgesteld, worden vermoed te voldoen aan de desbetreffende essentiële eisen.

  • 3. Degene die een interoperabiliteitsonderdeel gebruikt, zorgt dat het onderdeel binnen zijn toepassingsgebied wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming, en dat het naar behoren wordt geïnstalleerd en onderhouden.

Artikel 32c

  • 1. Het is verboden een subsysteem van structurele aard in gebruik te nemen dat niet voldoet aan de essentiële eisen, of niet in overeenstemming is met de technische specificaties inzake interoperabiliteit.

  • 2. Degene die een subsysteem van structurele aard exploiteert of beheert, zorgt dat de exploitatie dan wel het beheer voldoet aan de essentiële eisen en geschiedt in overeenstemming met de technische specificaties inzake interoperabiliteit.

  • 3. Subsystemen waarvoor in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van richtlijn 96/48/EG is opgesteld, worden vermoed te voldoen aan de essentiële eisen en in overeenstemming te zijn met de technische specificaties inzake interoperabiliteit.

Artikel 32d

  • 1. Een EG-verklaring van conformiteit of van geschiktheid voor gebruik voor een interoperabiliteitsonderdeel kan worden opgesteld door de fabrikant indien deze in Nederland is gevestigd, of door een in Nederland gevestigde gemachtigde van de fabrikant.

  • 2. Indien het eerste lid geen toepassing vindt, kan de EG-verklaring van conformiteit of van geschiktheid voor gebruik van een interoperabiliteitsonderdeel worden opgesteld door degene die het interoperabiliteitsonderdeel in Nederland in de handel brengt.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die in Nederland interoperabiliteitsonderdelen van diverse herkomst of delen daarvan assembleert of voor eigen gebruik vervaardigt.

  • 4. Indien de desbetreffende technische specificatie inzake interoperabiliteit bepaalt dat de beoordeling van de conformiteit of van de geschiktheid voor gebruik van het interoperabiliteitsonderdeel wordt uitgevoerd door een aangemelde instantie, wordt de EG-verklaring niet opgesteld, dan nadat voor het desbetreffende onderdeel een onderzoekcertificaat is afgegeven door een aangemelde instantie.

  • 5. De EG-keuringsverklaring bij een subsysteem kan worden opgesteld door de aanbestedende dienst indien deze in Nederland is gevestigd, of door een in Nederland gevestigde gemachtigde van de aanbestedende dienst. De EG-keuringsverklaring wordt niet opgesteld, dan nadat voor het subsysteem door een aangemelde instantie een conformiteitsverklaring is afgegeven.

  • 6. EG-verklaringen van conformiteit of van geschiktheid voor gebruik en EG-keuringsverklaringen worden opgesteld met inachtneming van de technische specificaties inzake interoperabiliteit.

  • 7. Onze Minister kan op aanvraag een instantie erkennen als een op de voet van artikel 20, eerste lid, van richtlijn 96/48/EG aan te melden instantie, indien de instantie aantoont te voldoen aan de minimumcriteria van bijlage VII van de richtlijn, en aan de bij ministeriële regeling vastgestelde erkenningscriteria. Aan de erkenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen tarieven worden vastgesteld voor de behandeling van de aanvraag tot erkenning als aan te melden instantie. Onze Minister kan bij ministeriële regeling maxima vaststellen voor de door aangemelde instanties voor hun werkzaamheden te rekenen bedragen.

Artikel 32e

  • 1. Onze Minister kan handel in en gebruik van een interoperabiliteitsonderdeel beperken of verbieden, indien het onderdeel bij gebruik overeenkomstig zijn bestemming de naleving van de essentiële eisen in het gedrang dreigt te brengen. Onze Minister kan de fabrikant of diens gemachtigde en degene die het onderdeel in de handel brengt, gelasten om overeenkomstig daarbij gegeven aanwijzingen passende maatregelen te treffen om reeds in de handel gebrachte interoperabiliteitsonderdelen uit de handel te nemen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid is degene die ten onrechte een EG-verklaring van conformiteit heeft opgesteld, op last van Onze Minister verplicht het desbetreffende interoperabiliteitsonderdeel binnen een door Onze Minister te bepalen termijn en overeenkomstig daarbij gegeven aanwijzingen in overeenstemming te brengen met de EG-verklaring. Indien het onderdeel na afloop van de termijn niet in overeenstemming is gebracht, kan Onze Minister de handel in en de toepassing van het onderdeel beperken of verbieden. Voorts kan Onze Minister degene die ten onrechte de EG-verklaring heeft opgesteld en degene die het onderdeel in de handel brengt gelasten om overeenkomstig daarbij gegeven aanwijzingen passende maatregelen te treffen om reeds in de handel gebrachte interoperabiliteitsonderdelen uit de handel te nemen.

Artikel 32f

  • 1. Machtiging tot ingebruikneming als bedoeld in artikel 7 wordt ten aanzien van een subsysteem van structurele aard verleend indien:

    a. de aanvrager aantoont dat het subsysteem zodanig is ontworpen, geconstrueerd, geïnstalleerd en kan worden geëxploiteerd, dat de inachtneming van de essentiële eisen niet in het gedrang komt door opneming van het subsysteem in het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem en deze overigens niet in strijd is met bij of krachtens richtlijn 96/48/EG vastgestelde bepalingen of met toepasselijke wettelijke voorschriften; of

    b. de aanvraag tot machtiging vergezeld gaat van een EG-keuringsverklaring met technisch dossier als bedoeld in artikel 18, derde lid, van richtlijn 96/48/EG.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, verzoekt Onze Minister de aanvrager voor eigen rekening bepaalde aanvullende keuringen te laten uitvoeren, indien het subsysteem ondanks de EG-keuringsverklaring niet in overeenstemming is met bij of krachtens richtlijn 96/48/EG vastgestelde bepalingen of met toepasselijke wettelijke voorschriften.

  • 3. Indien een subsysteem waarvoor machtiging als bedoeld in artikel 7 is verleend of dat met toestemming van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in gebruik is genomen, niet in overeenstemming is met bij of krachtens richtlijn 96/48/EG vastgestelde bepalingen of in strijd met dergelijke bepalingen wordt geëxploiteerd, kan Onze Minister beperkingen en voorschriften verbinden aan de exploitatie of de exploitatie verbieden. Indien voor het subsysteem een EG-keuringsverklaring is opgesteld, verzoekt Onze Minister de exploitant op eigen rekening bepaalde aanvullende keuringen te laten uitvoeren.

Artikel 32g

  • 1. Ter uitvoering van dit hoofdstuk en richtlijn 96/48/EG worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Tevens kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot interoperabiliteitsonderdelen en subsystemen, voor zover dat nodig is voor uitvoering van andere bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 2. Onze Minister kan met inachtneming van artikel 7 van richtlijn 96/48/EG een technische specificatie inzake interoperabiliteit geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaren.

  • 3. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

  • 4. Tegen een op grond van dit hoofdstuk genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

  • 5. Een wijziging van richtlijn 96/48/EG en vaststelling of wijziging van een technische specificatie inzake interoperabiliteit of een Europese specificatie gaat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop daaraan uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 6. Vaststelling of wijziging van een technische specificatie inzake interoperabiliteit of een Europese specificatie is niet van toepassing op interoperabiliteitsonderdelen waarvoor op het moment van inwerkingtreding van de wijziging een EG-verklaring is opgesteld, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, anders wordt bepaald.

  • 7. Vaststelling of wijziging van een technische specificatie inzake interoperabiliteit of een Europese specificatie is niet van toepassing op subsystemen van structurele aard waarvoor op het moment van inwerkingtreding van de wijziging reeds machtiging als bedoeld in artikel 7 is verleend of een EG-keuringsverklaring is opgesteld, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, anders wordt bepaald.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 8 juli 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de negenentwintigste juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1875, 67, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1998, Stb. 466.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 351.

Handelingen II 1998/99, blz. 5313.

Kamerstukken I 1998/99, 26 351 (270, 270a).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 6 juli 1999.

Naar boven