Besluit van 8 juli 1999, houdende wijziging van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en produkten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 maart 1999, nr. TRCJZ/1999/2706, Directie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 97/78 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG 1998, L 24) en op artikel 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 7 juni 1999, no.W11.99.0119/v);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 6 juli 1999, nr. TRCJZ/1999/6949, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en produkten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en produkten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift en in artikel 1, onderdeel b, artikel 2, eerste lid, onderdelen b en c, artikel 5 en artikel 11 wordt «produkten» telkens vervangen door: producten.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. richtlijn nr. 97/78/EG: richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnen gebracht (PbEG 1998, L 24);.

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. belanghebbende bij de lading: belanghebbende bij de lading als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 97/78/EG;.

3. Onderdeel f vervalt en onderdeel g wordt geletterd f.

C

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef en onderdeel a komen te luiden:

  • 1. Onze Minister kan, ter uitvoering van de richtlijnen nrs. 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG en 97/78/EG, de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van richtlijn nr. 97/78/EG vastgestelde uitvoeringsbepalingen, alsmede ter uitvoering van de besluiten, bedoeld in artikel 33, tweede zin, van richtlijn nr. 97/78/EG, onder nader door hem te stellen regelen bepalen dat, indien dieren of producten van dierlijke oorsprong op grond van het bepaalde krachtens artikel 10 van de wet dan wel op grond van de artikelen 8 of 9, eerste en tweede lid, van het Fokkerijbesluit of van het bepaalde krachtens de artikelen 7, tweede lid, 9, vierde lid, of 10 van laatstgenoemd besluit, niet in Nederland hadden mogen worden gebracht:

    a. voor rekening van de belanghebbende bij de lading:

    – producten van dierlijke oorsprong voor andere doeleinden dan de menselijke consumptie worden gebruikt;

    – producten van dierlijke oorsprong worden teruggezonden naar een plaats die buiten het in bijlage I van richtlijn nr. 97/78/EG omschreven grondgebied is gelegen dan wel worden vernietigd;.

2. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.

3. Na onderdeel a wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. voor rekening van de importeur of diens gemachtigde:

– dieren worden ondergebracht, gevoerd, gedrenkt en verzorgd;

– dieren in tijdelijke afzondering worden geplaatst;

– dieren worden doorgezonden naar een plaats die buiten het in bijlage I van richtlijn nr. 97/78/EG omschreven grondgebied is gelegen, worden geslacht dan wel gedood en vernietigd;.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Ter uitvoering van de artikelen 12 en 13 van richtlijn nr. 97/78/EG, ter uitvoering van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van die artikelen vastgestelde uitvoeringsbepalingen, alsmede ter uitvoering van de besluiten, bedoeld in artikel 33, tweede zin, van richtlijn nr. 97/78/EG, stelt Onze Minister regelen met betrekking tot:

    a. de inslag in, de opslag in, alsmede de uitslag uit een entrepot in een vrije zone, een vrij entrepot of een douane-entrepot van producten van dierlijke oorsprong of andere producten die dragers van smetstof kunnen zijn;

    b. de behandeling van producten van dierlijke oorsprong of andere producten die dragers van smetstof kunnen zijn tijdens de opslag als bedoeld in onderdeel a;

    c. de erkenning van entrepots als bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 13 van richtlijn nr. 97/78/EG en ter uitvoering van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van dat artikel vastgestelde uitvoeringsbepalingen, stelt Onze Minister regelen met betrekking tot de erkenning van handelaren die rechtstreeks producten van dierlijke oorsprong leveren als proviand voor bemanning en passagiers aan zeevervoermiddelen.

  • 3. Onze Minister heft, onder nader door hem te stellen regelen en overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief, bij de belanghebbende bij de lading een vergoeding van kosten ter zake van:

    a. de controles die worden verricht, op grond van de krachtens het eerste lid, onderdeel a, gestelde regelen, bij de inslag in of de uitslag uit een entrepot van producten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    b. de verlening en de instandhouding van de erkenningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c..

E

In artikel 8 wordt «90/675/EEG» vervangen door: 97/78/EG.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 juli 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit (hierna: het wijzigingsbesluit) wordt het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten (hierna: het Besluit) gewijzigd. Tot de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit waren in de artikelen 2, 4 en 8 van het Besluit aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en visserij bevoegdheden toegekend ter uitvoering van onderdelen van richtlijn nr. 90/675/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 373). Deze controlerichtlijn is op 30 juni 1999 ingetrokken. Met ingang van 1 juli 1999 dient uitvoering te worden gegeven aan richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG 1998, L 24). Deze (her)codificatie van het controlestelsel voor producten uit derde landen die de Gemeenschap worden binnengebracht vormt de aanleiding tot dit wijzigingsbesluit. Ingevolge dit wijzigingsbesluit worden de verwijzingen naar richtlijn nr. 90/675/EEG in het Besluit vervangen door verwijzingen naar richtlijn nr. 97/78/EG en wordt de in het Besluit gehanteerde terminologie – voorzover noodzakelijk – gewijzigd opdat deze aansluit bij de terminologie van richtlijn nr. 97/78/EG. Tevens worden enkele technische aanpassingen doorgevoerd.

Nieuw ten opzichte van richtlijn nr. 90/675/EEG is dat op grond van richtlijn nr. 97/78/EG de lidstaten de kosten die voortvloeien uit het verlenen van erkenningen voor entrepots dienen door te berekenen aan de houders van entrepots (opslagfaciliteiten). Nieuw zijn tevens de voorschriften die in richtlijn nr. 97/78/EG worden gesteld omtrent scheepsbevoorraders. Het wijzigingsbesluit geeft mede uitvoering aan deze nieuwe onderdelen.

Dit wijzigingsbesluit is gebaseerd op artikel 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: de wet) en strekt ter uitvoering van krachtens het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap vastgestelde verplichtingen inzake een onderwerp waarop de wet van toepassing is en waarbij wordt afgeweken van bepalingen van de wet. Het wijzigingsbesluit betreft dan ook de implementatie van die onderdelen van de richtlijn nr. 97/78/EG die niet – of niet volledig – kunnen worden gebaseerd op de artikelen 11 en 13 van de wet. Zo biedt bijvoorbeeld artikel 11 van de wet geen basis voor uitvoering van in richtlijn nr. 97/78/EG gestelde voorschriften omtrent de inslag in, de opslag in en de uitslag uit entrepots van producten.

Behalve tot aanpassing van het Besluit leidt richtlijn nr. 97/78/EG tot wijziging van ministeriële regelingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Richtlijn nr. 97/78/EG wordt eveneens ten uitvoer gelegd krachtens op de warenwet en vleeskeuringswet gebaseerde regelgeving; deze regelgeving valt onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De krachtens dit wijzigingsbesluit te stellen voorschriften voor scheepsbevoorraders en de doorberekening van kosten die voortvloeien uit het verlenen van erkenningen voor entrepots betekenen voor de betrokken bedrijven een lastenverzwaring. Desbetreffende voorschriften zijn op circa 30 scheepsbevoorraders en circa 70 houders van entrepots van toepassing. Op de doorberekening van kosten wordt in de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel D, nader ingegaan.

Het handelen in strijd met de krachtens het Besluit gestelde voorschriften is een economisch delict krachtens artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten en wordt gekwalificeerd als overtreding.

Aan deze nota van toelichting is een transponeringstabel toegevoegd waarin wordt aangegeven krachtens welke artikelen van de wet en van het Besluit de bepalingen van richtlijn nr. 97/78/EG zijn geïmplementeerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel B (artikel 1)

Richtlijn nr. 97/78/EG bepaalt in de artikelen 12 en 17 dat kosten die voortvloeien uit de in die artikelen genoemde maatregelen en controles voor rekening dienen te komen van de «belanghebbende bij de lading». Het betreft de maatregelen en controles die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij neemt respectievelijk verricht krachtens de artikelen 2 en 4 van het Besluit. In artikel 1, onderdeel e, is het begrip «belanghebbende bij de lading» opgenomen. Voor de definiëring van dit begrip is aansluiting gezocht bij de definitie die in de richtlijn is opgenomen. Ingevolge die definitie is de «belanghebbende bij de lading», gedurende de periode dat de producten onder douanetoezicht staan, elke natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig de voorschriften van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) verantwoordelijk is voor het verloop van de in die verordening bedoelde situaties waarin de partij producten van dierlijke oorsprong kan verkeren, alsmede de in artikel 5 van die verordening bedoelde vertegenwoordiger en die de verantwoordelijkheid op zich neemt met betrekking tot de gevolgen van de door richtlijn nr. 97/78/EG voorgeschreven controles. Deze verantwoordelijke zal meestal degene zijn die de douaneaangifte of de summiere aangifte, zoals bedoeld in het communautair douanewetboek, heeft ingediend. Douaneaangifte geschiedt onder meer bij in- en uitslag van producten in een entrepot; degene die bij de douaneautoriteiten om in of uitslag verzoekt, zal dan dus als belanghebbende bij de lading worden aangemerkt. De verantwoordelijkheid kan, ingevolge het communautair douanewetboek, echter ook bij anderen berusten. Zo wordt tijdens de opslag van de producten in een douane-entrepot degene die het entrepot beheert – de entreposeur – als verantwoordelijke aangemerkt.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2)

In artikel 2, eerste lid, wordt onder meer bepaald welke maatregelen de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan nemen indien producten van dierlijke oorsprong of dieren vanuit derde landen in Nederland worden gebracht zonder dat daarbij voldaan is aan de communautaire voorschriften op veterinair of zoötechnisch gebied. Ter uitvoering van artikel 12 van richtlijn nr. 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268) en artikel 16 van richtlijn nr. 90/675/EEG was in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bepaald dat de kosten van het nemen van desbetreffende maatregelen met betrekking tot dieren én producten voor rekening dienden te komen van de importeur of zijn gemachtigde. Ingevolge artikel I, onderdeel C, is het oude onderdeel a gesplitst in twee afzonderlijke onderdelen. Ingevolge artikel 17 van richtlijn nr. 97/78/EG dienen namelijk de kosten voor rekening te komen van de belanghebbende bij de lading of zijn vertegenwoordiger, welke niet altijd – of niet uitsluitend – de importeur of zijn gemachtigde behoeft te zijn. In tegenstelling tot artikel 16 van richtlijn nr. 90/675/EEG komt artikel 17 van richtlijn nr. 97/78/EG, voorzover het degene betreft aan wie de kosten dienen te worden doorberekend, derhalve niet overeen met artikel 12 van richtlijn nr. 91/496/EEG. Omwille van de duidelijkheid heeft artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, zoals dat komt te luiden uitsluitend betrekking op de maatregelen met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong uit derde landen en de daarmee samenhangende doorberekening van kosten en (het nieuwe) onderdeel b op de maatregelen met betrekking tot dieren uit derde landen en de daarmee samenhangende – van onderdeel a afwijkende -doorberekening van kosten. Als gevolg van de splitsing zijn de onderdelen b en c van artikel 2, eerste lid, zoals die luidden vóór de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit, vernummerd tot de onderdelen c en d.

Artikel I, onderdeel D (artikel 4)

Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet kan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten aanzien van in Nederland gebrachte producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die drager van smetstof kunnen zijn, regelen stellen. Artikel 11 van de wet biedt geen basis om regelen te stellen omtrent de inslag in, de opslag in en de uitslag uit entrepots van producten, de behandeling van producten tijdens opslag en de erkenning van entrepots. Deze basis biedt artikel 4, eerste lid, van het Besluit ter uitvoering van de artikelen 12 en 13 van richtlijn nr. 97/78/EG. Daartoe zijn in artikel 4, eerste lid, de verwijzingen naar de artikelen 5 en 6 van richtlijn nr. 90/675/EEG vervangen door verwijzingen naar de artikelen 12 en 13 van richtlijn nr. 97/78/EG. voorts is omwille van de duidelijkheid het artikellid gesplitst in de onderdelen a tot en met c.

Artikel 12, negende lid, van richtlijn nr. 97/78/EG schrijft voor dat alle uitgaven in verband met toepassing van dat artikel, inclusief de kosten van inspecties en controles, ten laste dienen te komen van de belanghebbende bij de lading. Gelet hierop bepaalt artikel 4, derde lid, dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij de in de richtlijn bedoelde belanghebbende bij de lading een vergoeding heft voor kosten die voortvloeien uit product- en documentcontroles die op grond van de krachtens artikel 4, eerste lid, onderdeel a, gestelde regelen worden verricht bij in- en uitslagactiviteiten en voor kosten die krachtens onderdeel c van dat artikellid voortvloeien uit het verlenen van erkenningen voor entrepots.

Ingevolge de in het Besluit opgenomen definitie van belanghebbende bij de lading, zullen vergoedingen die geheven worden naar aanleiding van eerdergenoemde product- en documentcontroles, meestal ten laste komen van degene die om de in- of uitslag van producten heeft verzocht. Vergoedingen die worden doorberekend inzake het verlenen van erkenningen voor entrepots, zullen meestal ten laste komen van entreposeurs. Die vergoedingen hebben betrekking op de kosten die, voorafgaand aan de erkenningverlening, voortvloeien uit de toets of te erkennen entrepots voldoen aan de gestelde voorschriften en op de kosten die voortvloeien uit periodieke inspecties van de erkende entrepots. De frequentie waarmee deze inspecties uitgevoerd worden, wordt vastgelegd in een ministeriële regeling. Overigens zal ook in een ministeriële regeling de hoogte van alle krachtens artikel 4, derde lid, te heffen vergoedingen worden vastgelegd. In de toelichting bij die regeling zal een verantwoording van de hoogte en de totstandkoming van de te heffen vergoedingen gegeven worden. Gelet op de strekking van artikel 12, negende lid, van de richtlijn nr. 97/78/EG zal de hoogte van de te heffen vergoedingen gebaseerd zijn op de daadwerkelijk te maken kosten.

Ter uitvoering van artikel 13 van richtlijn van richtlijn nr. 97/78/EG wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij regelen stelt omtrent de erkenning van handelaren die rechtstreeks producten van dierlijke oorsprong leveren aan zeevervoermiddelen als proviand voor bemanning en passagiers. Artikel 13 van de richtlijn schrijft namelijk voor dat deze handelaren, voorzover zij niet EG-waardige producten leveren, vooraf door de bevoegde autoriteit als handelaar dienen te zijn goedgekeurd en dat de goedkeuring dient te worden ingetrokken indien bepaalde voorschriften van de richtlijn niet worden nageleefd. Zowel de krachtens artikel 4, tweede lid, gestelde voorschriften die op desbetreffende erkenningverlening betrekking hebben als de – ter uitvoering van artikel 13 van de richtlijn – krachtens artikel 11 van de wet gestelde voorschriften inzake de wijze van vervoer en aanlevering van de producten naar de schepen, betekenen voor de circa 30 betrokken scheepsbevoorraders een lastenverzwaring.

Artikel I, onderdeel E (artikel 8)

Artikel 8 biedt de basis om bij ministeriële regeling uitvoering te kunnen geven aan de beschikkingen die ingevolge de controlerichtlijnen zijn – of kunnen worden – opgesteld. Ingevolge artikel I, onderdeel E, wordt de verwijzing naar richtlijn nr. 90/675/EEG in artikel 8 van het Besluit vervangen door de verwijzing naar richtlijn nr. 97/78/EG.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 97/78/EG wet/Besluit
artikel 1behoeft geen implementatie
artikel 2artikel 1 Besluit
artikel 3 artikel 10 van de wet
artikel 4 artikel 10 van de wet
artikel 5 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 6 behoeft geen implementatie
artikel 7 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 8 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 9 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 10behoeft geen implementatie
artikel 11 de artikelen 10, 11 en 94 van de wet
artikel 12 de artikelen 10, 11 en 94 van de wet en artikel 4, eerste en derde lid, Besluit
artikel 13 artikel 11 van de wet en artikel 4, eerste en tweede lid, Besluit
artikel 14 artikel 10 van de wet
artikel 15 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 16 artikel 10 van de wet
artikel 17 artikel 13 van de wet en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit
artikel 18 behoeft geen implementatie
artikel 19 artikel 10 van de wet
artikel 20 de artikelen 10 en 11 van de wet
artikel 21 behoeft geen implementatie
artikel 22 artikel 13 van de wet en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit
artikel 23 behoeft geen implementatie
artikel 24 de artikelen 10 en 13 van de wet en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit
de artikelen 25 tot en met 36 behoeven geen implementatie

XNoot
1

Stb. 1994, 343, gewijzigd bij besluit van 3 december 1997, Stb. 667.

Naar boven