Wet van 1 juli 1999, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met onder meer de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele onderwijswetten te wijzigen teneinde regels te stellen ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs, alsmede enige technische wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het primair onderwijs1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 4 wordt een artikel 4a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 4a. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 5a.

  • 2. Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3. Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

B

Na artikel 5 wordt een artikel 5a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 5a. Vertrouwensinspecteurs

  • 1. Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam ten behoeve van:

    a. leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    b. ten behoeve van een school met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon;

    c. leerlingen, ten behoeve van een school met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, op scholen ingestelde klachtencommissies en op scholen aangestelde vertrouwenspersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b.

  • 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit artikel 5, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:

    a. het fungeren als aanspreekpunt,

    b. het adviseren over eventueel te nemen stappen,

    c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, en

    d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.

  • 3. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte als bedoeld in de artikelen 160, eerste lid, en 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een leerling, de ouders van een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon.

C

In artikel 134, zesde lid, aanhef, wordt vóór «zijn grondslag voor de vergoeding» ingevoegd: en toepassing van de in dit lid bedoelde grondslag niet tot een lagere vergoeding zou leiden,.

D

In artikel 161 vervalt het derde lid.

E

Artikel 164, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan Onze minister bepalen dat de vergoedingen, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk worden ingehouden dan wel opgeschort.

F

De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:

1. Na de omschrijving van artikel 4 wordt toegevoegd:

Artikel 4a. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

2. Na de omschrijving van artikel 5 wordt toegevoegd:

Artikel 5a. Vertrouwensinspecteurs

ARTIKEL II

De Wet op de expertisecentra2 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 4 wordt een artikel 4a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 4a. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 5a.

  • 2. Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3. Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

B

Na artikel 5 wordt een artikel 5a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 5a. Vertrouwensinspecteurs

  • 1. Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam ten behoeve van:

    a. leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    b. ten behoeve van een school met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    c. leerlingen, ten behoeve van een school met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, op scholen ingestelde klachtencommissies en op scholen aangestelde vertrouwenspersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b.

  • 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit artikel 5, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:

    a. het fungeren als aanspreekpunt,

    b. het adviseren over eventueel te nemen stappen,

    c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, en

    d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.

  • 3. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte als bedoeld in de artikelen 160, eerste lid, en 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een leerling, de ouders van een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon.

C

In artikel 128, tweede lid, eerste volzin, wordt «artikel 14, derde lid» vervangen door: artikel 13, zesde lid.

D

Artikel 146, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan Onze minister bepalen dat de vergoedingen, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk worden ingehouden dan wel opgeschort.

E

De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:

1. Na de omschrijving van artikel 4 wordt toegevoegd:

Artikel 4a. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

2. Na de omschrijving van artikel 5 wordt toegevoegd:

Artikel 5a. Vertrouwensinspecteurs

ARTIKEL III

Deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 2 wordt een artikel 3 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 3. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 115a.

  • 2. Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3. Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

B

Artikel 104, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens dit deel, kan Onze minister bepalen dat de vergoedingen, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk worden ingehouden dan wel opgeschort.

C

Na artikel 115 wordt een artikel 115a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 115a. Vertrouwensinspecteurs

  • 1. Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam ten behoeve van:

    a. leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    b. ten behoeve van een school met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    c. leerlingen, ten behoeve van een school met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, op scholen ingestelde klachtencommissies en op scholen aangestelde vertrouwenspersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b.

  • 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit artikel 115, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:

    a. het fungeren als aanspreekpunt,

    b. het adviseren over eventueel te nemen stappen,

    c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, en

    d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.

  • 3. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte als bedoeld in de artikelen 160, eerste lid, en 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een leerling, de ouders van een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon.

ARTIKEL IV

Deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 127 wordt een artikel 127a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 127a. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 128a.

  • 2. Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3. Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

B

Na artikel 128 wordt een artikel 128a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 128a. Vertrouwensinspecteurs

  • 1. Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam ten behoeve van:

    a. leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    b. ten behoeve van een school met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de school met taken belast persoon of een leerling van de school;

    c. leerlingen, ten behoeve van een school met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, op scholen ingestelde klachtencommissies en op scholen aangestelde vertrouwenspersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b.

  • 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit artikel 128, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:

    a. het fungeren als aanspreekpunt,

    b. het adviseren over eventueel te nemen stappen,

    c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, en

    d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.

  • 3. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte als bedoeld in de artikelen 160, eerste lid, en 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een leerling, de ouders van een leerling of een ten behoeve van een school met taken belast persoon.

C

Artikel 243 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. In het derde lid wordt «de in het eerste en tweede lid bedoelde kosten» vervangen door: de in het eerste lid bedoelde kosten.

3. Het derde tot en met achtste lid worden vernummerd tot tweede tot en met zevende lid.

D

In artikel 245, derde lid, wordt «artikel 243, vijfde lid onder a, zesde lid onder a, en zevende lid onder a,» vervangen door: artikel 243, vierde lid onder a, vijfde lid onder a, en zesde lid onder a,.

E

In artikel 251, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

F

Artikel 253 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel i en wordt onderdeel j geletterd i, onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel h door «, en».

2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt «bedoeld in dat lid onder e, f, g en i,» vervangen door: bedoeld in dat lid onder e, f en g,.

3. Aan het slot van de tweede volzin van het zevende lid vervalt «en i».

G

In de tweede volzin van artikel 256 wordt «als bedoeld in artikel 253, eerste lid onder j,» vervangen door: als bedoeld in artikel 253, eerste lid onder i,.

H

Artikel 261, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens dit deel, kan Onze minister bepalen dat de vergoedingen, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk worden ingehouden dan wel opgeschort.

ARTIKEL V

De Wet educatie en beroepsonderwijs4 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «1.3.7,» ingevoegd: 1.3.8,.

2. In het tweede lid wordt na «1.3.6,» ingevoegd: 1.3.8,.

B

Na artikel 1.3.7 wordt een artikel 1.3.8 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 1.3.8. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 1. Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn instelling met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige deelnemer van de instelling, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 5.2a.

  • 2. Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige deelnemer van de instelling, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken deelnemer, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de instelling met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3. Indien een personeelslid bekend is geworden dat een ten behoeve van de instelling met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige deelnemer van de instelling, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op agrarische innovatie- en praktijkcentra.

C

Aan artikel 1.4.1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Artikel 1.3.8, eerste tot en met derde lid, is van overeenkomstige toepassing op instellingen als bedoeld in het eerste lid.

D

Na artikel 5.2 wordt een artikel 5.2a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 5.2a. Vertrouwensinspecteurs

  • 1. Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam ten behoeve van:

    a. deelnemers die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de instelling met taken belast persoon of een deelnemer van de instelling;

    b. ten behoeve van een instelling met taken belaste personen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, gepleegd door een ten behoeve van de instelling met taken belast persoon of een deelnemer van de instelling;

    c. deelnemers, ten behoeve van een instelling met taken belaste personen, bevoegde gezagsorganen, ouders, op instellingen ingestelde klachtencommissies en op instellingen aangestelde vertrouwenspersonen, die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of seksuele intimidatie als bedoeld onder a of b.

  • 2. Naast zijn taken, voortvloeiend uit de artikelen 5.1 en 5.2, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:

    a. het fungeren als aanspreekpunt,

    b. het adviseren over eventueel te nemen stappen,

    c. het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, en

    d. het desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder instelling mede verstaan: een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum en een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1.

  • 4. De vertrouwensinspecteur is, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een deelnemer of een ten behoeve van een instelling met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte als bedoeld in de artikelen 160, eerste lid, en 162, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 5. De vertrouwensinspecteur is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een deelnemer, de ouders van een deelnemer of een ten behoeve van een instelling met taken belast persoon.

E

In artikel 11.1, eerste lid, komt de zinsnede «bepalen dat de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden» te luiden: bepalen dat de rijksbijdrage, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden dan wel opgeschort.

ARTIKEL VI

De Leerplichtwet 19695 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 13a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, en voor zover het verzoek geen betrekking heeft op de eerste twee lesweken van het schooljaar».

2. In het tweede lid wordt aan het slot van de eerste volzin een zinsnede toegevoegd, luidende: en kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar.

B

In artikel 14, derde lid, wordt vóór de huidige tekst een volzin ingevoegd, luidende: Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat lid verlenen.

C

Artikel 27 wordt vervangen door:

Artikel 27. Strafbedreiging hoofd

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft het hoofd dat:

a. in strijd handelt met artikel 13a, tweede lid, of artikel 14, derde lid, eerste volzin,

b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de artikelen 18 en 21, of

c. bij de uitvoering van deze wet onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt.

ARTIKEL VII

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel C, werken terug tot en met 1 januari 1997.

  • 3. Artikel IV, onderdelen C tot en met G, werkt terug tot en met 1 augustus 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 juli 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 februari 1999, Stb. 111.

XNoot
2

Stb. 1998, 496, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 februari 1999, Stb. 111.

XNoot
3

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1999, Stb. 172.

XNoot
4

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
5

Stb. 1994, 430, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 979.

Handelingen II 1998/99, blz. 3072–3100; 3126–3135; 3178–3179.

Kamerstukken I 1998/99, 25 979 (181, 181a, 181b, 181c).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 29 juni 1999.

Naar boven