Wet van 1 juli 1999, houdende wijziging van de Wet havenstaatcontrole in verband met de totstandkoming van richtlijn nr. 98/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 april 1998 (PbEG L 133) houdende wijziging van richtlijn nr. 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 98/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 april 1998 (PbEG L 133) houdende wijziging van richtlijn nr. 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole), noodzakelijk is en het gelet op de totstandkoming van richtlijn nr. 98/42/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 juni 1998 (PbEG L 184), eveneens houdende wijziging van richtlijn nr. 95/21/EG betreffende havenstaatcontrole, wenselijk is de Wet havenstaatcontrole te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet havenstaatcontrole1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7, eerste en tweede lid, komt te luiden:

  • 1. Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie houdt een schip aan:

    a. indien wordt voldaan aan een of meer van de criteria die ingevolge bijlage VI van de richtlijn tot de aanhouding van een schip kunnen leiden;

    b. indien het door het in artikel 1, onderdeel b, onder 5°, genoemde verdrag voor het schip voorgeschreven geldige veiligheidsmanagementcertificaat (safety management certificate) of het ingevolge dat verdrag voorgeschreven afschrift van het geldige conformiteitsdocument (document of compliance) voor de bedrijfsvoering van de organisatie, aan boord van het schip ontbreekt;

    c. indien de kapitein of de bemanning niet voldoet aan operationele voorschriften, bedoeld in een of meer van de verdragen;

    d. indien andere tekortkomingen dan bedoeld onder a zijn geconstateerd die afzonderlijk of gezamenlijk maken dat uitvaren gevaarlijk is voor de veiligheid of de gezondheid dan wel schadelijk is voor het mariene milieu; of

    e. indien de ambtenaar wordt belemmerd in de uitoefening van zijn taak.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, zijn voor de aanhouding van een vissersvaartuig niet van toepassing de bij ministeriële regeling aan te geven onderdelen van bijlage VI van de richtlijn, die ingevolge de verdragen niet op vissersvaartuigen kunnen worden toegepast.

B

Artikel 8, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien uitreiking aan de kapitein niet mogelijk is, geschiedt de bekendmaking van het besluit dat strekt tot stopzetting van een activiteit of de aanhouding door uitreiking van dit besluit aan de naar het oordeel van de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door kennisgeving aan de kapitein.

C

In artikel 10 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie kan de aanhouding, gegrond op artikel 7, eerste lid, onderdeel b, opheffen, indien:

    a. er geen andere redenen aanwezig zijn op grond waarvan het schip kan worden aangehouden; en

    b. de voortzetting van de aanhouding tot congestie in de haven van aanhouding zou leiden.

D

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het tweede, derde en vierde lid, tot derde, vierde en vijfde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De havenbeheerder weigert in overeenstemming met het hoofd van de Scheepvaartinspectie een schip waarvan de aanhouding is opgeheven ingevolge artikel 10, derde lid, dan wel waarvan de aanhouding in een andere bij het MOU aangesloten havenstaat om dezelfde reden is opgeheven, de toegang tot de haven, met uitzondering van anker- of ligplaatsen in zee.

2. In het derde, vierde en vijfde lid, wordt «het eerste lid» telkens vervangen door: het eerste of tweede lid.

E

Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:

In de aanhef wordt «met inachtneming van de artikelen 9, 11 en 13» vervangen door: met inachtneming van de artikelen 9, 9bis, 11 en 13.

F

Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een wijziging van bijlage VI van de richtlijn, van het model, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de richtlijn, in de publicatiegegevens, genoemd in artikel 15, van de richtlijn, of van de artikelen 9, 9bis, 11 en 13 van de richtlijn, gaat voor de toepassing van de artikelen 7, eerste lid, onder a, en tweede lid, 17, eerste lid, 28, tweede lid, en 29 gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

2. In het tweede lid wordt «11, derde lid» vervangen door: 11, vierde lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 juli 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1997, 557.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 383.

Handelingen II 1998/99, blz. 4901.

Kamerstukken I 1998/99, 26 383 (252, 252a).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 29 juni 1999.

Naar boven