Besluit van 8 juli 1999, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Huursubsidiewet, voor het subsidiejaar 1999/2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 juni 1999, nr. MJZ99185267, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juli 1999, nr. W08.99.0315/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 juli 1999, nr. MJZ 99190280, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

De Huursubsidiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17, tweede lid, wordt «f 339» vervangen door: f 349.

B

In artikel 18, tweede lid, wordt «f 689» vervangen door: f 709.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1999. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 1999, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 juli 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 juli 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Doel en inhoud

Artikel 27 van de Huursubsidiewet bepaalt dat jaarlijks per 1 juli de normhuren worden aangepast die behoren bij het minimum-inkomensijkpunt en bij het referentie-inkomensijkpunt. De normhuur is het gedeelte van de huur dat ten minste voor rekening van de huurder blijft; de hoogte van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten bepaalt in belangrijke mate de hoogte van de huursubsidiebedragen.

De aanpassing van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten geschiedt, zo bepaalt artikel 27 van de Huursubsidiewet, bij algemene maatregel van bestuur. Daartoe strekt dit besluit.

Ingevolge artikel 27 van de Huursubsidiewet vindt de aanpassing plaats:

– hetzij aan de hand van de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het subsidiejaar zal plaatsvinden (artikel 27, eerste lid, onderdeel a);

– hetzij met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene bijstandswet is aangepast. De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, tweede lid).

In mijn brief van 12 oktober 1998 (Kamerstukken II 1998/99, 26 247, nr. 1) heb ik reeds aangegeven dat voor het subsidiejaar 1999/2000 de aanpassing naar verwachting zal geschieden aan de hand van de huurprijsontwikkeling. De inmiddels beschikbare cijfers bevestigen dat dit gunstiger is voor de huurders, omdat de stijging van de normhuren dan lager uitvalt dan wanneer het stijgingspercentage van de Algemene bijstandswet zou worden gevolgd (zie ook hierna).

In artikel 27, eerste lid, slot, is bepaald dat in geval van aanpassing van de normhuren aan de hand van de huurprijsontwikkeling een correctie moet plaatsvinden naarmate de huurprijsontwikkeling in het voorgaande subsidiejaar afweek van de verwachtingen waarvan werd uitgegaan bij eerdere aanpassing van de normhuren aan de huurprijsontwikkeling. Nu de aanpassing in het voorgaande subsidiejaar heeft plaatsgehad op basis van het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden is geen correctie toegepast. In het volgende subsidiejaar kan een dergelijke correctie wel aan de orde zijn, indien opnieuw aanpassing met de huurprijsontwikkeling plaatsheeft.

De berekening

Bij de bepaling van het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen wordt uitgegaan van de stijging per kalenderjaar. De netto-bijstandsnorm voor gehuwden per kalendermaand bedroeg op1 januari 1998 f 2033,34.

Per 1 januari 1999 is dit bedrag f 2108,88. Dat is een stijging ten opzichte van het kalenderjaar 1998 van 3,72 procent.

De verwachte huurprijsontwikkeling (exclusief harmonisatie ineens) leidt tot een aanpassingspercentage van de normhuren van 2,9, hetgeen gunstiger is voor de subsidiegerechtigden.

De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt (artikel 17, eerste lid, van de Huursubsidiewet) wordt als gevolg van de aanpassing aan de hand van de huurprijsontwikkeling:

f 338,65 (ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Huursubsidiewet wordt bij de aanpassing uitgegaan van de oude bedragen vóór afronding) + (f 338,65 x 0,029) = f 348,47 = f 349 (ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Huursubsidiewet wordt de normhuur naar boven afgerond op hele guldens).

Volgens dezelfde berekeningsmethode wordt de normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt (artikel 18, eerste lid, van de Huursubsidiewet) als gevolg van de aanpassing aan de hand van de huurprijsontwikkeling:

f 688,58 + (f 688,58 x 0,029) = f 708,55 = f 709.

Derhalve worden de normhuren behorende bij het minimum-inkomensijkpunt en het referentie-inkomensijkpunt per 1 juli 1999 gewijzigd in respectievelijk f 349 en f 709.

Budgettaire gevolgen

In de begroting 1999 is rekening gehouden met een per 1 juli 1998 vastgestelde normhuur die gebaseerd was op een stijging van de netto-bijstandsuitkering met 2,6 procent. Voor de stijging van de normhuur per 1 juli 1999 is begrotingstechnisch uitgegaan van hetzelfde stijgingspercentage van 2,6. De werkelijke stijging van de normhuren bedraagt echter 2,9 procent (huurontwikkeling). De budgettaire gevolgen hiervan worden verwerkt in de eerste suppletoire begroting van 1999.

Op basis van de actuele inzichten wordt voor de ontwerp-begroting 2000 rekening gehouden met een stijging van de normhuren met de verwachte huurprijsontwikkeling (2,9 procent).

De procedure

Het ontwerp van dit besluit is gedurende acht weken aan de beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de Huursubsidiewet). Dat heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerp. Naar aanleiding van een vraag van de Tweede Kamer over de slotopmerking van deze nota van toelichting is deze verduidelijkt.

Slotopmerking

Op grond van artikel 27, achtste lid, van de Huursubsidiewet kunnen ook sommige andere bedragen in die wet bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast. Het betreft dan bijvoorbeeld de inkomens- en vermogensvrijlatingen. Deze bedragen worden thans niet aangepast, omdat daarvoor geen aanleiding bestaat.

Genoemd artikellid is niet van toepassing op een aantal bedragen in de Huursubsidiewet die zijn geïndexeerd en die jaarlijks bij ministeriële regeling (kunnen) worden aangepast, zoals de maximale huurgrens, de maximum-inkomensgrens, de maximum-vermogensgrens en de kwaliteitskortings- en aftoppingsgrens.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Stb. 1998, 462, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 1999, Stb. 233.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven