Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 307 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 307 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Werkloosheidswet een bevoegdheid tot experimenteren op te nemen teneinde een mogelijkheid te bieden om de effectiviteit en de doelmatigheid van onderdelen van het reïntegratie- en activeringsbeleid in de praktijk vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Werkloosheidswet1 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 129 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten behoeve van een experiment met een tijdsduur van ten hoogste vier jaar, dat ten doel heeft de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van werknemers die recht hebben op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, worden bepaald dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaamheden verbonden aan de uitvoering van artikel 72, eerste lid, opdraagt aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of aan derden, niet zijnde uitvoeringsinstellingen. Betaling aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie kan daarbij uitsluitend plaatsvinden indien de aanwending van de rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ten behoeve van werknemers, die recht hebben op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, in een schriftelijke overeenkomst tussen het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is vastgelegd.
2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt jaarlijks, ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds, een budget vast voor de uitvoering van het eerste lid, alsmede voor de met de uitvoering van dat lid verband houdende kosten van beheer en administratie door de uitvoeringsinstellingen.
3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen informeert Onze Minister elk jaar voor 1 oktober omtrent de wijze waarop dit instituut en de uitvoeringsinstellingen het volgende kalenderjaar uitvoering zullen geven aan het eerste lid.
4. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt in ieder geval bepaald:
a. de periode gedurende welke het Landelijk instituut sociale verzekeringen de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden opdraagt;
b. met betrekking tot welke groepen werkloze werknemers de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden opgedragen;
c. het resultaat dat met het experiment wordt beoogd.
5. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald:
a. welke instrumenten dienen te worden ingezet voor de uitvoering van het eerste lid;
b. het aantal werknemers ten aanzien van wie werkzaamheden worden opgedragen als bedoeld in het eerste lid;
c. dat de hoogte van de vergoeding door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de uitvoeringsinstellingen ten behoeve van het laten verrichten van de werkzaamheden afhankelijk is van het resultaat van die werkzaamheden;
d. dat Onze Minister nadere regels kan stellen omtrent onderdeel c.
6. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot bij dat besluit aan te wijzen onderdelen van het experiment door het Landelijk instituut sociale verzekeringen nadere regels worden gesteld of kunnen worden gesteld. Die nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
7. Voor de uitvoering van het eerste lid, alsmede voor de met de uitvoering van dat lid verband houdende kosten van beheer en administratie door de uitvoeringsinstellingen, komt jaarlijks een door Onze Minister te bepalen bijdrage, ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
8. Bij algemene maatregel van bestuur kan een experiment als bedoeld in het eerste lid na afloop van de looptijd worden voortgezet tot een structurele wettelijke regeling is getroffen, doch niet langer dan met een tijdsduur van ten hoogste twee jaar. Het tweede tot en met zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten behoeve van experimenten met een tijdsduur van ten hoogste vier jaar, die ten doel hebben de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van werknemers die recht hebben op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, voor bepaalde groepen werknemers worden afgeweken van:
a. de artikelen 8, eerste lid, en 20, eerste lid, onderdeel b, in samenhang met de onderdelen b van het derde tot en met vijfde lid van dat laatste artikel;
b. de artikelen 8, tweede lid, en 21, eerste lid.
2. Indien op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt afgeweken van de daar genoemde artikelen wordt de uitkering verminderd met 70% van de inkomsten van de werknemer uit werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, tweede lid.
3. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt in ieder geval bepaald:
a. van welke van de in het eerste lid genoemde bepalingen wordt afgeweken;
b. voor welke groepen werknemers een afwijking geldt en gedurende welke periode;
c. het resultaat dat met het experiment wordt beoogd.
4. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot bij dat besluit aan te wijzen onderdelen van het experiment door het Landelijk instituut sociale verzekeringen nadere regels worden gesteld of kunnen worden gesteld. Die nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inkomsten, bedoeld in het tweede lid, de berekening daarvan en de periode waaraan deze worden toegerekend.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan een experiment als bedoeld in het eerste lid na afloop van de looptijd worden voortgezet tot een structurele wettelijke regeling is getroffen, doch niet langer dan met een tijdsduur van ten hoogste twee jaar. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten behoeve van een experiment met een tijdsduur van ten hoogste vier jaar, dat ten doel heeft de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van werknemers die recht hebben op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, het Landelijk instituut sociale verzekeringen de bevoegdheid worden gegeven tot toekenning van loonsuppletie bij werkaanvaarding tegen een lager loon dan de uitkering die, als gevolg van de eindiging van het recht daarop wegens de vermindering van het verlies aan arbeidsuren, niet langer wordt betaald.
2. Voor de toepassing van de artikelen 22, 22a, 23, 25, 27a tot en met 27g, 30 tot en met 34, 36 tot en met 41, 93 en 129 en de daarop berustende bepalingen alsmede voor de toepassing van andere wetten en de daarop berustende bepalingen wordt de loonsuppletie aangemerkt als uitkering op grond van de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet.
3. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt in ieder geval bepaald:
a. de periode gedurende welke de bevoegdheid tot toekenning van loonsuppletie bestaat;
b. aan welke groepen werknemers loonsuppletie kan worden toegekend;
c. het resultaat dat met het experiment wordt beoogd.
4. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot bij dat besluit aan te wijzen onderdelen van het experiment door het Landelijk instituut sociale verzekeringen nadere regels worden gesteld of kunnen worden gesteld. Die nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kan een experiment als bedoeld in het eerste lid na afloop van de looptijd worden voortgezet tot een structurele wettelijke regeling is getroffen, doch niet langer dan met een tijdsduur van ten hoogste twee jaar. Het tweede tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten behoeve van een experiment met een tijdsduur van ten hoogste vier jaar, dat ten doel heeft het ontstaan van recht op uitkering op grond van deze wet te voorkomen, het Landelijk instituut sociale verzekeringen als taak worden opgedragen te bevorderen dat bepaalde groepen werknemers, waarvan redelijkerwijs valt aan te nemen dat binnen vier maanden hun dienstbetrekking zal eindigen, ingeschakeld blijven in arbeid. De daaraan verbonden werkzaamheden worden door het Landelijk instituut sociale verzekeringen opgedragen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of aan derden, niet zijnde uitvoeringsinstellingen.
2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt jaarlijks, ten laste van de wachtgeldfondsen, een budget vast voor de uitvoering van het eerste lid, alsmede voor de met de uitvoering van dat lid verband houdende kosten van beheer en administratie door de uitvoeringsinstellingen.
3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen informeert Onze Minister elk jaar voor 1 oktober omtrent de wijze waarop dit instituut en de uitvoeringsinstellingen het volgende kalenderjaar uitvoering zullen geven aan het eerste lid.
4. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt in ieder geval bepaald:
a. de periode gedurende welke het Landelijk instituut sociale verzekeringen de in het eerste lid bedoelde taak wordt opgedragen;
b. met betrekking tot welke groepen werknemers de in het eerste lid bedoelde taak wordt opgedragen;
c. het resultaat dat met het experiment wordt beoogd.
5. In de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot bij dat besluit aan te wijzen onderdelen van het experiment door het Landelijk instituut sociale verzekeringen nadere regels worden gesteld of kunnen worden gesteld. Die nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan een experiment als bedoeld in het eerste lid na afloop van de looptijd worden voortgezet tot een structurele wettelijke regeling is getroffen, doch niet langer dan met een tijdsduur van ten hoogste twee jaar. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Onze Minister zendt uiterlijk zes maanden voor de beëindiging van een experiment, dat met toepassing van dit hoofdstuk is getroffen, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan alsmede een standpunt inzake de voortzetting van de desbetreffende regeling, anders dan als experiment, aan de Staten-Generaal.
2. Indien een experiment, dat met toepassing van dit hoofdstuk is getroffen, eerder wordt beëindigd dan oorspronkelijk beoogd zendt Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, uiterlijk twee maanden na de beëindiging van dat experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan alsmede een standpunt inzake de voortzetting van de desbetreffende regeling, anders dan als experiment, aan de Staten-Generaal.
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit hoofdstuk in de praktijk.
De voordracht voor een krachtens dit hoofdstuk vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1998/99, 26 394.
Handelingen II 1998/99, blz. 4406–4414; 4426–4437; 4460.
Kamerstukken I 1998/99, 26 394 (240, 240a, 240b).
Handelingen I zie vergadering d.d. 6 juli 1999.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-307.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.