Besluit van 24 juni 1999, houdende wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen in verband met het stellen van inrichtingsvoorschriften voor de begroting en de jaarrekening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onze Minister van Justitie van 19 februari 1999, nr. EA99/U54035, Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid en Directie Wetgeving;

Gelet op de artikelen 45 en 47, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 23 april 1999, nr. W.04.99.0089/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onze Minister van Justitie van 17 juni 1999, nr. EA99/U69084, Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid en Directie Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De onderdelen c en d vervallen.

2. De onderdelen e tot en met g worden verletterd tot onderdelen c tot en met e.

B

In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vijfde lid wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. een kasstroomoverzicht;.

2. Een zesde lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 6. Bij ministeriële regeling stellen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie modellen vast voor de overzichten, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a tot en met d.

C

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:

  • 1. De geraamde baten en lasten worden in de begroting gerangschikt naar kostensoorten, functies en kostendragers. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie stellen bij ministeriële regeling de kostensoorten, functies en kostendragers vast.

  • 2. De geraamde baten en lasten worden in de meerjarenraming gerangschikt naar hoofdgroepen van kostensoorten, functies en kostendragers. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie stellen bij ministeriële regeling de functies en de hoofdgroepen van kostensoorten en kostendragers vast.

2. In het derde lid wordt «van Binnenlandse Zaken» vervangen door: van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

D

In artikel 5, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de aanhef wordt «onder d» vervangen door: onder e.

2. In onderdeel d vervalt de zinsnede «, ingedeeld overeenkomstig bijlage 3».

3. Aan het slot van onderdeel l wordt de punt vervangen door een puntkomma.

4. Een nieuw onderdeel m wordt toegevoegd, luidende:

m. een risicoparagraaf.

E

In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. een kasstroomoverzicht;.

2. Een derde lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij ministeriële regeling stellen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie modellen vast voor de staten, de balans en het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d.

F

In artikel 9, vierde lid, wordt «voor» vervangen door: na.

G

In artikel 11, eerste lid, vervalt de zinsnede «wordt ingedeeld overeenkomstig bijlage 3 en».

H

Artikel 12, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De activa en passiva worden gegroepeerd volgens een door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie bij ministeriële regeling vastgestelde indeling van de balans.

I

In artikel 13 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De toelichting op de balans bevat door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie per balanspost of groep van balansposten bij ministeriële regeling voorgeschreven informatie.

2. Aan het derde lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: alsmede, voor zover van belang bij de jaarrekening, de overige in artikel 5, eerste lid, bedoelde onderwerpen.

J

In artikel 14 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. De jaarrekening gaat vergezeld van:

    a. een door de korpsbeheerder opgemaakt verslag ter verantwoording van het gevoerde beheer,

    b. een accountantsverklaring,

    c. een voorstel tot resultaatbestemming, en

    d. een overzicht van gebeurtenissen na balansdatum voor zover deze betrekking hebben op omstandigheden met belangrijke financiële gevolgen en die van invloed zijn op het beeld dat de jaarrekening oproept.

2. Het zesde lid komt als volgt te luiden:

  • 6. Het regionale college stelt de jaarrekening en de bestemming van het resultaat vast uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het begrotingsjaar.

K

Aan artikel 16 worden een negende en tiende lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Bij overdracht van activa wordt het verschil tussen de vervangingswaarde verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen, en de overdrachtsom, toegevoegd aan de balanspost reserve waardeverschillen.

  • 10. Bij ministeriële regeling van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie wordt vastgesteld op welke wijze de jaarlijkse afboeking van de balanspost reserve waardeverschillen plaatsvindt.

L

In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

M

Artikel 20 vervalt.

N

In artikel 21, tweede lid, wordt «van Binnenlandse Zaken» vervangen door: van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

O

De bijlagen 1 tot en met 5 vervallen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat hoofdstuk 3 van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijft op de jaarrekening over het jaar 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 juni 1999

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de dertiende juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij de totstandkoming van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen (BCRRP) is aanvankelijk, indachtig het uitgangspunt «beheer op afstand», grote terughoudendheid betracht met het stellen van regels. Gekozen werd voor globale regelgeving die slechts een aantal minimum vereisten bevatte waarbinnen de regiokorpsen hun eigen comptabele wensen konden invoegen. Bij de evaluatie van de Politiewet 1993 («Politiewet 1993; een eerste beoordeling»; kamerstukken II 1996/97, 25 195, nr. 1) is echter gebleken dat dit heeft geleid tot onvoldoende uniformiteit in de inrichting van de documenten in het kader van de begrotingscyclus (de begroting, de meerjarenraming en de jaarrekening) bij de regiokorpsen. Ook in het rapport van de Algemene Rekenkamer «Financieel Beheer Politieregio's» (kamerstukken II 1998/99, 26 340, nr. 2) wordt aangegeven dat verbetering van het financieel beheer van de politieregio's mogelijk is. In het rapport is daartoe in hoofdstuk 7 een aantal aanbevelingen opgenomen. Het gaat hierbij met name om een vereenvoudiging en uniforme toepassing van de financiële verslaglegging en om een eenduidige weergave van het financiële resultaat. De in dit besluit voorgestelde aanpassingen bieden mogelijkheden uitvoering te geven aan deze aanbevelingen. Daarnaast zijn de informatiebehoeften van de regiokorpsen en het Rijk gewijzigd, waardoor actualisering van het besluit noodzakelijk is geworden.

In de hiervoor genoemde evaluatie «Politiewet 1993; een eerste beoordeling» is aangegeven dat een versterking van de onderlinge relatie moet gaan plaatsvinden tussen de verschillende documenten die het regionaal college op grond van artikel 31 van de Politiewet 1993 vaststelt (kamerstukken II 1996/97, 25 195, nr. 1, blz. 20). Het gaat hierbij om de begroting, het beleidsplan, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag. Door rekening te houden met de onderlinge samenhang en de gewenste uniformiteit kan een beeld worden verkregen van de inzet van mensen en middelen (input) en de uiteindelijke resultaten (output).

Voor de verhoging van de transparantie en onderlinge bereikbaarheid zijn uniforme inrichtingseisen voor de afzonderlijke documenten vereist.

Ten einde een grotere uniformiteit te bereiken, worden, in afwijking van het oorspronkelijk besluit, bij ministeriële regeling modellen vastgesteld voor de begroting en de jaarrekening, alsmede voor de toelichting bij deze stukken. Door het vaststellen van modellen bij ministeriële regeling wordt bereikt dat eventuele wijzigingen van modellen en specificaties sneller kunnen worden aangebracht. Hierdoor kan op een flexibele wijze worden ingespeeld op zich in de praktijk ontwikkelende wensen van het politieveld en de beide ministeries.

Voor de toerekening van kosten aan kostendragers zullen standaarden worden ontwikkeld. Deze zullen eveneens bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Nieuwe elementen van de verslaglegging zijn het kasstroomoverzicht en de risicoparagraaf. De balans wordt verder opgesteld na verwerking resultaat.

Overige uitgangspunten voor de inrichting van de verslaglegging

Voor de inrichting van de verslaglegging is zo veel mogelijk aangesloten bij het Stramien, zoals opgenomen in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ). Dit bevat het algemene raamwerk voor de jaarverslaggeving van alle ondernemingen en instellingen, zowel in de publieke als private sector, en de hiermee samenhangende regelgeving. Dit betekent dat dit algemene raamwerk ook geldt voor de door politiekorpsen opgestelde jaarrekeningen en de daarvan afgeleide financiële stukken, zoals de begroting. Hiervan mag slechts om zeer gegronde redenen worden afgeweken.

Bij het concipiëren van zowel het BCRRP als het onderhavige wijzigingsbesluit is uitgegaan van het Stramien.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1)

Nu de modellen geen deel meer uitmaken van het BCRRP, maar bij ministeriële regeling worden vastgesteld, kan de verwijzing naar bijlagen vervallen.

Zoals al aangegeven in het algemene deel van deze toelichting, ontstaat hierdoor een grotere flexibiliteit.

Onderdeel B (artikel 3)

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft in richtlijn 4.20 het kasstroomoverzicht als volgt omschreven: «Een overzicht van de geldmiddelen die in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt». In samenhang met de balans en de staat van baten en lasten, draagt het bij aan het inzicht in de financiering van de activiteiten van de politieregio en de kwaliteit van het begrote resultaat.

Inrichtingsvoorwaarden worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

Onderdeel C (artikel 4)

Zoals opgemerkt in de toelichting bij onderdeel A, zullen de inrichtingseisen, gelet op de flexibiliteit, bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Onderdeel D (artikel 5)

In de risicoparagraaf staan de risico's die tot het moment van aanbieden van de begroting bekend zijn. Het gaat om voorzienbare risico's waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en die van materiële betekenis zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie. Een risicoparagraaf draagt bij aan het getrouw beeld van de financiële positie en van de baten en lasten.

In bijzondere gevallen behoeven bepaalde risico's niet uitgebreid te worden behandeld in de toelichting. Dit doet zich voor als de onderhandelingspositie van de regio tegenover belanghebbende derden daardoor zou kunnen worden geschaad.

Bij circulaires van de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 juli 1996 (kenmerk EA96/U1514) en van 25 maart 1998 (kenmerk EA98/U1129) is de regio's reeds verzocht aan de begroting en jaarrekening een risicoparagraaf toe te voegen. In de circulaire van 10 juli 1998 (kenmerk EA98/U1966) is dit nog eens expliciet herhaald wat betreft de begroting 1999.

Onderdeel E (artikel 8)

Het kasstroomoverzicht bij de jaarrekening geeft, in aanvulling op de balans en de staat van baten en lasten, inzicht in de wijze waarop de activiteiten zijn gefinancierd, alsmede in de kwaliteit van het gerealiseerde resultaat. De jaarrekening geeft inzicht in de realisatie, terwijl de begroting is gebaseerd op verwachtingen en aannames, waarvan het niet geheel zeker is of een en ander ook in het begrotingsjaar kan worden geëffectueerd.

De indeling van het overzicht is identiek aan die van de begroting.

Onderdeel F (artikel 9)

De Raad voor de Jaarverslaglegging heeft een lichte voorkeur uitgesproken de balans op te stellen na verwerking van het resultaat. Voor de gewenste eenduidigheid in de verslaglegging bij politieregio's is gekozen voor een indeling van de balans waarbij het voorstel tot resultaatbestemming al is verwerkt.

Indien het regionale college afwijkt van het voorstel omtrent de bestemming van het resultaat of de verwerking van het verlies, dan dient de balans in overeenstemming te worden gebracht met het genomen besluit hieromtrent. Overleg met de accountant is, bij wijziging van de balans, wel vereist.

Onderdelen G (artikel 11), H (artikel 12) en I (artikel 13)

Zoals al eerder aangeven in de toelichting bij onderdeel A, is gekozen voor een opzet waarbij de inrichting van de modellen bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. In verband hiermee kan de verwijzing naar de bijlagen, die geen deel meer uitmaken van het BCRRP, vervallen.

Onderdeel J (artikel 14)

Toegevoegde elementen in het derde lid van artikel 14 zijn onderdeel c (een voorstel tot resultaatbestemming) en onderdeel d (een overzicht van gebeurtenissen na balansdatum).

Met het voorstel tot resultaatbestemming heeft het regionale college de expliciete taak vast te stellen op welke wijze het resultaat dient te worden verwerkt binnen het vermogen van de regio.

Voor het beeld dat de jaarrekening oproept, is het essentieel dat de gebeurtenissen na balansdatum zijn beschreven die van een zodanig (financieel) belang zijn dat deze het beeld voor de gebruiker wezenlijk kunnen veranderen.

Onderdeel K (artikel 16)

In dit artikel zijn een negende en tiende lid toegevoegd. Het negende lid bevat de bepaling die voorheen in artikel 20, vierde lid, was opgenomen. Aangezien deze bepaling niet langer als overgangsbepaling kan worden aangemerkt, is gekozen voor opneming in hoofdstuk 4. Het tiende lid bevat de grondslag om bij ministeriële regeling te bepalen op welke wijze de balanspost «reserve waardeverschillen» jaarlijks wordt afgeboekt.

Onderdeel L (artikel 17)

Er zijn meer bedrijfseconomisch aanvaarde afschrijvingsmethoden mogelijk. Gebleken is dat het voorschrijven van een bepaalde methode tamelijk willekeurig overkomt en ook niet de mogelijkheid geeft de afschrijvingen meer te baseren op de wijze van financiering.

Onderdeel M (artikel 20)

In dit artikel zijn de overgangsbepalingen geschrapt die van belang waren bij de feitelijke start van de politieregio's op 1 januari 1994.

Het voormalige vierde lid is als negende lid aan artikel 16 toegevoegd.

Onderdeel O (bijlagen)

Zoals reeds enkele malen opgemerkt, zijn de bijlagen bij het BCRRP vervallen. Nadere voorschriften voor de presentatie van de gegevens worden bij ministeriële regeling gegeven.

Artikel II

Voor de jaarrekening 1998 gelden de voormalige bepalingen. De wijzigingen zijn voor het eerst van toepassing vanaf de jaarrekening 1999, aangezien de jaarrekening volgtijdelijk na de begroting wordt opgesteld. Met andere woorden, met de wijzigingen kan pas in de jaarrekening worden rekening gehouden nadat daaraan aandacht is besteed in de (voorafgaande) begroting.

In de toelichting bij onderdeel D is er reeds op gewezen dat de regio's door middel van een circulaire van 10 juli 1998 (kenmerk EA98/U1966) is verzocht bij de opstelling van de begroting 1999 rekening te houden met de voorgenomen wijziging van het BCRRP. Concreet hield dit in dat de regio's werd gevraagd om de begroting 1999 te baseren op de modellen die door de werkgroep Comptabele Regelgeving Regionale Politiekorpsen zijn ontwikkeld. Aan dit verzoek is in bijna alle gevallen gehoor gegeven. Ook in de gevallen waarin dit niet is gebeurd, kan de jaarrekening 1999 aan de hand van de nieuwe voorschriften worden ingericht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 264, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1997, Stb. 538.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 augustus 1999, nr. 151.

Naar boven