Besluit van 30 juni 1999, houdende bepaling van de gehalten waarop wordt gewaarborgd overeenkomstig het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 november 1995, nr. 95073066 WJA/W;

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Waarborgwet 1986;

De Raad van State gehoord (advies van 10 januari 1996, nr. W10.95.0594);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 juni 1999, nr. WJZ/W 99040476;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De gehalten der platina, gouden en zilveren werken, welke worden gewaarborgd overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk IIIA van de Waarborgwet 1986, zijn bepaald:

a. voor platina werken op 950 duizendsten;

b. voor gouden werken op 750, 585 en 375 duizendsten;

c. voor zilveren werken op 925, 830 en 800 duizendsten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 juni 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Uitgegeven de dertiende juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Bij de wet van 10 juni 1993, houdende wijziging van de Waarborgwet 1986 in verband met de toetreding van Nederland tot het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken (Stb. 326), is het genoemde verdrag goedgekeurd voor Nederland. Van daadwerkelijke toetreding tot dit verdrag (Trb. 1991, 16) werd destijds afgezien in verband met het voornemen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen een voorstel voor een richtlijn inzake edelmetalen werken in te dienen. Bij regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 april 1995, houdende wijziging van de Waarborgregeling inzake vrijstelling van bepaalde ingevoerde werken (Stcrt. 73) is de wens uitgesproken dat alsnog tot toetreding wordt overgegaan. In de toelichting op de genoemde regeling (paragraaf 5) zijn de redenen hiervoor uiteengezet. Inmiddels is de akte van toetreding gedeponeerd en zal Nederland binnen afzienbare tijd daadwerkelijk toetreden.

Als Nederland toetreedt zal Hoofdstuk IIIA van de Waarborgwet 1986 bij koninklijk besluit in werking moeten treden. Op grond van dat hoofdstuk kan een Nederlandse waarborginstelling dan onderzoek en stempeling verrichten overeenkomstig het verdrag. Op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk IIIA wordt in de Waarborgwet een nieuw artikel 5b opgenomen (zie artikel 68, tweede lid, van die wet). De invoeging van artikel 5b bewerkstelligt dat werken die in een van de bij het verdrag aangesloten landen overeenkomstig de bepalingen van het verdrag zijn gewaarborgd, bij invoer in Nederland van onderzoek en stempeling zijn vrijgesteld.

Voorts moeten op grond van artikel 24, eerste lid, van de wet de gehalten worden aangewezen, waarop overeenkomstig het verdrag wordt gewaarborgd. Dit besluit strekt tot uitvoering van die bepaling.

Ik merk hierbij op dat ook de Waarborgregeling zal worden gewijzigd. Er wordt een nieuw kantooraanduidend merk vastgesteld, dat moet worden afgeslagen in geval van onderzoek en stempeling overeenkomstig het verdrag (artikel 25a, eerste lid, onder b, van de Waarborgwet 1986).

Het ontwerp-besluit is op 22 november 1995 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109). Zij is op 22 januari 1996 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235).

Deze notificaties zijn noodzakelijk aangezien het besluit vermoedelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 83/189/EEG, zoals gewijzigd. Indicatief kunnen de in artikel 1 voorgestelde wijzigingen als technische voorschriften worden gezien. Voor zover het besluit kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 28 EG-Verdrag bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van het belang van de eerlijkheid van de handelstransacties en de bescherming van de consumenten.

Geen van beide notificaties heeft tot opmerkingen geleid.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

Het verdrag laat de nationale wetgever vrij ten aanzien van de gehalten, die kunnen worden gewaarborgd. Wel bepaalt het verdrag, voor welke gehalten het verdragsmerk kan worden toegekend.

In het besluit zijn alle in het verdrag genoemde gehalten aangewezen, overeenkomstig het voornemen van mijn ambtsvoorgangster (kamerstukken II 1991/92, 22 530, nr. 3, blz. 4). Dit zijn, op twee hierna toegelichte uitzonderingen na, dezelfde gehalten als die waarop overeenkomstig de nationale regeling kan worden gewaarborgd.

In artikel 1 van de Waarborgwet 1986 zijn voor zilver de gehalten 925, 835 en 800 duizendsten aangewezen. Het verdrag noemt 925, 830 en 800 duizendsten. Bij de voorbereiding van de wet van 10 juni 1993, houdende wijziging van de Waarborgwet 1986 in verband met de toetreding tot het verdrag, is de verwachting uitgesproken dat het verdrag voor het tweede gehalte de internationale norm van 835 duizendsten zou volgen. Nu dit tot op heden niet is gebeurd, is in dit besluit het gehalte van 830 duizendsten opgenomen. De positieve verwachtingen van destijds dat de internationale norm voor zilver van 835 duizendsten in het Verdrag zou worden opgenomen (zie: kamerstukken II 1991/92, 22 530, nr. 3, blz. 4) worden nu niet meer gedeeld. De discussies over het verdrag gedurende de laatste jaren hebben aangetoond dat enkele staten hechten aan het zilvergehalte van 830. Aangezien een verdragswijziging unaniem door alle verdragsluitende staten aanvaard moet worden, ligt het niet meer in de lijn der verwachting dat het zilvergehalte op korte termijn wordt aangepast aan de internationale norm.

De aanwijzing van het gehalte van 375 duizendsten voor goud is bedoeld als een faciliteit voor degenen die gouden werken van dat gehalte willen uitvoeren naar verdragsstaten die dat gehalte kennen. Nederland kent dit gehalte niet. Op grond van de Waarborgwet 1986 zijn werken onder het gehalte van 585 duizendsten niet aan waarborg onderworpen (kamerstukken II 1991/92, 22 530, nr. 3, blz. 4).

Artikel 2

De inwerkingtreding zal samenvallen met de inwerkingtreding van hoofdstuk IIIA van de Waarborgwet 1986.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 augustus 1999, nr. 151.

Naar boven