Besluit van 25 juni 1999, houdende uitvoering van artikel 47, tweede en derde lid, van de Visserijwet 1963

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 juni 1999, No. TRCJZ/1999/5502, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 47, tweede en derde lid, van de Visserijwet 1963;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De navolgende organisaties worden aangewezen tot het voordragen van het achter hun naam vermelde aantal leden van de Kamer voor de Binnenvisserij:

a. de Combinatie van Beroepsvissers: 3 leden;

b. de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties: 2 leden;

c. de Vereniging van Nederlandse Autonome Sportvisserij Organisaties: 1 lid;

d. de Unie van Waterschappen: 1 lid;

e. de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland: 1 lid;

f. de Nederlandse Vereniging voor de Landelijke Eigendom: 1 lid.

Artikel 2

Het besluit van 19 augustus 1994, houdende uitvoering van artikel 47, tweede en derde lid, van de Visserijwet 1963,1 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1999.

Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 juni 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de dertiende juli 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Visserijwet 1963, zoals gewijzigd bij wet van 26 juni 1998 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met een aanpassing van de regels op het terrein van de binnenvisserij (Stb. 449), bestaat de Kamer voor de Binnenvisserij uit een voorzitter en ten minste zes en ten hoogste negen leden.

Ingevolge artikel 47 van de Visserijwet 1963 wordt van deze leden een derde benoemd op voordracht van de door Ons aangewezen organisaties van beroepsvissers en een derde op voordracht van de door Ons aangewezen organisaties van sportvissers. De overige leden worden benoemd op voordracht van de door Ons aangewezen organisaties, welke geacht kunnen worden de eigenaren van en de beperkt gerechtigden op de grond onder het viswater te vertegenwoordigen. Voor elk van deze organisaties wordt het aantal leden bepaald waarvoor zij voordrachten kan indienen. Onderhavig besluit voorziet hierin.

De datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit komt overeen met de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, van bovenvermelde wet tot wijziging van de Visserijwet 1963, welk onderdeel betrekking heeft op artikel 46, eerste lid, van de Visserijwet 1963.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XNoot
1

Stb. 672.

Naar boven