Besluit van 22 juni 1999, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998 en van de wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 21 juni 1999, WJZ/W nr. 99036692;

Gelet op artikel 79, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en op artikel IX van de wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 juli 1999 treden de onderdelen van de volgende wetten in werking in de hieronder aangegeven volgorde:

a. de artikelen 16, eerste lid, onderdelen e en f, 23 tot en met 27, 39 tot en met 42, 51 en 52, 66, onderdeel 2, 68 en 78, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998;

b. de artikelen I tot en met VIII van de wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers, met uitzondering van artikel I, onderdeel KK, waarvan de daarin opgenomen artikelen 77 tot en met 77d niet in werking treden.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 juni 1999

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven