Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, gelet op een daartoe strekkend verzoek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, om nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers uit te werken in de Elektriciteitswet 1998, waarbij mede uitvoering wordt gegeven aan richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997, L 27), en om de Elektriciteitswet 1998 tevens op een aantal andere punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Elektriciteitswet 19981 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, vier onderdelen ingevoegd, luidende:

n. notificatierichtlijn: richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204);

o. programma-verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 26, te gedragen overeenkomstig die programma's;

p. systeemdiensten: de diensten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoert om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen, om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit op te lossen, en om de energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen;

q. black-start-voorziening: de voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos net de eigen energievoorziening van een productielocatie onder spanning te brengen, waarna de productie van elektriciteit kan worden hervat;

r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt als afnemer, niet zijnde een beschermde afnemer, beschouwd een organisatorische eenheid die zich in hoofdzaak bezig houdt met het openbaar vervoer per trein, metro, tram of trolley, met het beheer van de openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water, mits:

    a. deze eenheid daarbij uitsluitend ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen,

    b. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar gestelde vermogen meer bedraagt dan 2 MW en

    c. de bedrijfsuitoefening door deze eenheid op fysiek geïntegreerde basis geschiedt.

B

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Er is een Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet, die als kamer deel uitmaakt van de Nederlandse mededingingsautoriteit.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De directeur van de dienst oefent de hem in deze wet toegekende taken en bevoegdheden uit onder verantwoordelijkheid van Onze Minister.

  • 2. Alvorens Onze Minister een aanwijzing geeft met betrekking tot de uitoefening van in deze wet aan de directeur van de dienst toegekende bevoegdheden, stelt hij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit in de gelegenheid zijn zienswijze over het voornemen daartoe kenbaar te maken.

  • 3. Onze Minister legt algemene aanwijzingen aan de directeur van de dienst met betrekking tot de uitoefening van de hem in deze wet toegekende bevoegdheden vast in beleidsregels.

  • 4. De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van in deze wet aan de directeur van de dienst toegekende taken en bevoegdheden waarbij naar het oordeel van de directeur-generaal uitleg kan of moet worden gegeven aan begrippen die worden gehanteerd bij de toepassing van de Mededingingswet.

E

In artikel 13, tweede lid, wordt «de artikelen 17 en 18» vervangen door: artikel 17 of 18.

F

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

  • 1. Het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, geldt niet voor zover het een net betreft met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, en een ander dan een leverancier of een netbeheerder een recht van gebruik heeft van dat net.

  • 2. Onze Minister kan op aanvraag aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 10, derde lid, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in dat lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan die rechtspersoon zijn aangesloten en:

    a. het net bestemd is om die rechtspersoon te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van die rechtspersoon te ondersteunen, of

    b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of

    c. ten aanzien van het net kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur van de dienst op grond van artikel 26e heeft vastgesteld, of

    d. die rechtspersoon geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is en hij:

    1°. een overeenkomst zal sluiten met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd en

    2°. degene die daarom verzoekt zal voorzien van een aansluiting op het desbetreffende net dan wel een aanbod zal doen om met gebruikmaking van het desbetreffende net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren met inachtneming van redelijke tarieven en voorwaarden alsmede van de voorschriften, bedoeld in het derde lid.

  • 3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 16, eerste lid, en met betrekking tot de tarieven en andere voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.

  • 4. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:

    a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,

    b. in strijd handelt met de voorschriften, bedoeld in het derde lid,

    c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

G

Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «technische voorzieningen te treffen» vervangen door: technische voorzieningen te treffen en systeemdiensten uit te voeren.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «technische voorzieningen» vervangen door: technische voorzieningen en systeemdiensten.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «paragraaf 5 van dit hoofdstuk» vervangen door: paragraaf 7 van dit hoofdstuk.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel c, door een puntkomma wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:

d. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid.

5. In het derde lid, wordt na «behoudens voor zover het betreft» ingevoegd: het aanleggen van een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in het zesde lid of.

6. Toegevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:

  • 6. Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een landsgrensoverschrijdend net heeft aangelegd, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot taak dat net te beheren met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een recht van gebruik heeft van een net dat op grond van artikel 10, eerste lid, behoort tot het landelijk hoogspanningsnet, is hij verplicht aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle medewerking te verlenen opdat deze zijn taken op grond van het eerste en tweede lid kan uitvoeren.

H

In artikel 20, eerste lid, wordt «het voor hem krachtens artikel 25 vastgestelde gebied» vervangen door: het voor hem op grond van de artikelen 26, eerste lid, onderdeel d, en 26e vastgestelde gebied.

I

In artikel 23, eerste lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25 tot en met 27» vervangen door: de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

J

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25 tot en met 27» vervangen door: de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

b. Aan het slot van het tweede lid wordt ingevoegd: , met inachtneming van artikel 24a.

K

Na artikel 24 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

  • 1. Het is de netbeheerder verboden capaciteit op het door hem beheerde net bij voorrang te bestemmen voor een verzoeker, tenzij dit strekt ter uitvoering van:

    a. noodzakelijk transport van elektriciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand ten behoeve van de instandhouding van de integriteit van de netten;

    b. een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 77b, tweede lid, dan wel

    c. een besluit van de directeur van de dienst als bedoeld in artikel 24b.

  • 2. Indien de capaciteit voor het transport van elektriciteit op een net te beperkt is om alle verzoeken om transport op een bepaald tijdstip volledig te kunnen uitvoeren, voert de netbeheerder in ieder geval het transport uit dat noodzakelijk is ten behoeve van onderlinge hulp en bijstand of dat wordt verzocht door degene ten behoeve van wie op grond van artikel 24b of 77b, tweede lid, bij voorrang capaciteit voor het transport van elektriciteit is bestemd, voor zover dat verzoek de voor hem bestemde capaciteit niet te boven gaat.

Artikel 24b

  • 1. De directeur van de dienst kan op aanvraag besluiten dat capaciteit voor het transport van elektriciteit tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur bij voorrang wordt bestemd voor door hem aan te geven verzoekers om transport van elektriciteit, indien

    a. de aanvraag betrekking heeft op een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in artikel 16, zesde lid, of

    b. het bij voorrang bestemmen van capaciteit voor het transport van elektriciteit bijdraagt aan een goede marktwerking op de elektriciteitsmarkt.

  • 2. Bij het nemen van het besluit, bedoeld in het eerste lid, kan de directeur van de dienst voorwaarden en tarieven voor het transport van elektriciteit vaststellen die afwijken van de voorwaarden en tarieven, vastgesteld op grond van de artikelen 26e en 27a.

  • 3. De directeur van de dienst neemt het besluit, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met inachtneming van het belang dat landsgrensoverschrijdende netten op een economisch verantwoorde wijze worden aangelegd en geëxploiteerd, van het belang dat derden eveneens toegang hebben tot het desbetreffende landsgrensoverschrijdende net en van het belang dat het landsgrensoverschrijdende handelsverkeer wordt bevorderd.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van het net, bedoeld in artikel 77b, eerste lid.

  • 5. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

L

De artikelen 25, 26 en 27 worden vervangen door twee nieuwe paragrafen, luidende:

§ 5. Tariefstructuren en voorwaarden

Artikel 25

De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel met betrekking tot de tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net, van het tarief waarvoor transport van elektriciteit, met inbegrip van de invoer, uitvoer en doorvoer van elektriciteit, ten behoeve van afnemers zal worden uitgevoerd en van het tarief waarvoor de systeemdiensten zullen worden verricht en de energiebalans wordt gehandhaafd.

Artikel 25a
  • 1. Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:

    a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,

    b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en

    c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.

  • 2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die door een netbeheerder wordt aangesloten op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

Artikel 25b
  • 1. Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van afnemers, heeft betrekking op de ontvangst van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van opwekking van de elektriciteit en van de aansluiting waar de elektriciteit op het Nederlandse net is gebracht, of op het invoeden van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van ontvangst van de elektriciteit.

  • 2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3. Onze Minister stelt vóór 1 juli 1999 de tariefdrager vast voor het transportafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid. Het transportonafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag in guldens.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens het eerste, tweede en derde lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van bij die maatregel aan te geven afnemers dan wel voor daarbij te omschrijven transport van elektriciteit.

Artikel 25c
  • 1. Het tarief voor het verrichten van de systeemdiensten heeft betrekking op:

    a. het reservevermogen en regelvermogen,

    b. de black-start-voorzieningen en

    c. de overige systeemdiensten.

  • 2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief, bedoeld in het eerste lid, in rekening wordt gebracht bij de afnemer, bedoeld in het tweede lid, en bij iedere afnemer die een hoeveelheid elektriciteit opwekt en op het net invoedt, dan wel verbruikt op de eigen installatie. In dat geval wordt het tarief uitgedrukt in een bedrag per opgewekte dan wel verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

Artikel 26
  • 1. De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel voor de voorwaarden met betrekking tot:

    a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,

    b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens,

    c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten,

    d. de gebiedsindeling van de netbeheerders,

    e. de regeling van de samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden,

    f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen.

  • 2. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval de voorwaarden opgenomen met betrekking tot de programma-verantwoordelijkheid, waarbij wordt bepaald dat de programma-verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van een netbeheerder.

Artikel 26a
  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25 en 26, onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.

  • 2. Indien naar zijn oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25 en 26, noodzakelijk is, zendt de directeur van de dienst een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders.

  • 3. In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen, bedoeld in artikel 25 of 26, opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.

Artikel 26b
  • 1. De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25, 26 en 26a, eerste lid.

  • 2. In de voorstellen die aan de directeur van de dienst worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 26c
  • 1. De eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel zenden de gezamenlijke netbeheerders de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25 en 26, aan de directeur van de dienst binnen vier weken na inwerkingtreding van dit artikel.

  • 2. De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur van de dienst binnen twaalf weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, wordt gedaan.

  • 3. De gezamenlijke netbeheerders kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur van de dienst kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 26a, tweede lid, aan hen is gezonden.

Artikel 26d

Indien een voorstel als bedoeld in artikel 25, 26 of 26a, eerste lid, niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 26c, eerste of tweede lid, aan de directeur van de dienst is gezonden, is iedere netbeheerder gerechtigd aan hem een voorstel te zenden met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden binnen vier weken na het tijdstip waarop deze termijn is verstreken.

Artikel 26e
  • 1. De directeur van de dienst stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van:

    a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 25, 26 of 26a en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 26b, eerste lid,

    b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening,

    c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt,

    d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers en

    e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van netbeheerders.

  • 2. De directeur van de dienst stelt de voorwaarden niet vast dan nadat hij zich met inachtneming van artikel 7, tweede lid, van de richtlijn ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen, objectief en niet discriminerend zijn, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van de notificatierichtlijn, zijn verstreken.

  • 3. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 25, 26 of 26a naar het oordeel van de directeur van de dienst in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d of e, of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de directeur van de dienst de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de directeur van de dienst, bedoeld in het derde lid, stelt de directeur van de dienst de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 26f
  • 1. Nadat de termijn, bedoeld in artikel 26d, is verstreken, stelt de directeur van de dienst de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van netbeheerders en van artikel 26e, eerste en tweede lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 26d niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 26e, eerste en tweede lid.

  • 2. Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 26c, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikellid aan de directeur van de dienst kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 26e, eerste en tweede lid.

Artikel 26g
  • 1. De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de directeur van de dienst te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 2. Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3. Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4. Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als de minimumeisen voor het technisch ontwerp en de exploitatie van installaties en netten, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de richtlijn.

Artikel 26h
  • 1. Netbeheerders zenden de directeur van de dienst voor 1 november van elk jaar een rapportage omtrent de naleving door hen van de kwaliteitscriteria, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel f.

  • 2. De directeur van de dienst vermeldt de bevindingen die hij ontleent aan rapportages als bedoeld in het eerste lid in het verslag, bedoeld in artikel 9.

§ 6. Tarieven en boekhouding van de netbeheerder

Artikel 27
  • 1. Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de directeur van de dienst met inachtneming van de tariefstructuren, vastgesteld op grond van artikel 26e, en gelet op artikel 27a een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste mag berekenen voor de aansluiting op een net, of voor het transport van elektriciteit dan wel, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens voor het verrichten van de systeemdiensten en het handhaven van de energiebalans.

  • 2. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid kan tevens betrekking hebben op een uitzonderlijke en aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door de desbetreffende netbeheerder beheerde net.

Artikel 27a
  • 1. De directeur van de dienst stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders, vast met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd, en met toepassing van de formule

    pt = 1 + cpi – xt100 pt-1, waarbij:

    pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

    pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

    cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex in de vierde maand voorafgaande aan periode t en van deze prijsindex in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door netbeheerders.

  • 2. De directeur van de dienst stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

  • 3. De directeur van de dienst voert overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en geeft in het besluit tot vaststelling van die korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4. Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 27, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste lid.

Artikel 27b
  • 1. De tarieven treden in werking op een door de directeur van de dienst te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2. Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3. Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 27c
  • 1. Een netbeheerder is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor het beheer van de netten op grond van zijn taken, bedoeld in artikel 16. Indien de netbeheerder werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 17, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 2. De afzonderlijke boekhouding bevat:

    a. een balans en een winst- en verliesrekening,

    b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid, waarbij in het bijzonder voor iedere transporttrap de kosten, opbrengsten en hoeveelheden van tenminste de functies, bedoeld in de artikelen 25 tot en met 25c, worden aangegeven en

    c. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 3. De netbeheerder geeft in de boekhouding aan welke methoden en criteria bij het opstellen daarvan zijn gehanteerd.

  • 4. Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid geschiedt in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 5. Wijzigingen in de in het tweede lid bedoelde regels voor de afschrijving worden met redenen omkleed in de boekhouding vermeld.

  • 6. In de toelichting op de jaarrekening wordt elk verwant bedrijf waarmee een netbeheerder een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van f 10 000 000 te boven gaat, vermeld. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.

  • 7. Indien een netbeheerder niet reeds uit hoofde van een wettelijke verplichting zijn jaarrekening of een daarmee overeenkomend financieel overzicht openbaar maakt, legt hij die jaarrekening of dat overzicht voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging.

M

De paragrafen 5 en 6 worden vernummerd tot de paragrafen 7, onderscheidenlijk 8.

N

In artikel 29, eerste lid, wordt aan het slot van onderdeel a «of» vervangen door: en.

O

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt na «artikel 29, eerste en tweede lid,» ingevoegd: ten aanzien waarvan niet bij de in artikel 29, vierde lid, bedoelde ministeriële regeling is bepaald dat het eerste lid van dat artikel van toepassing is,.

2. In de tweede volzin vervalt «eerste lid, onder a, en».

P

Aan artikel 32 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

Q

Na artikel 33 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a

  • 1. Indien blijkt dat degene die een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 29, eerste of tweede lid, daarbij onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en deze op grond van artikel 30 geen aanbod tot het uitvoeren van het desbetreffende transport zou hebben gedaan als juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt, staakt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het ten behoeve van die verzoeker uitgevoerde transport van elektriciteit en vernietigt hij de overeenkomst met betrekking tot dat transport.

  • 2. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een overeenkomst heeft vernietigd op grond van het eerste lid, is degene die het verzoek om het desbetreffende transport heeft gedaan, verplicht bij een nieuw verzoek als bedoeld in artikel 29, eerste of tweede lid, schriftelijke verklaringen te voegen van de afnemer of leverancier, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit voor hem bestemd is, en van de producent, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit door hem zal worden opgewekt.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bekend wordt met de onjuistheid of de onvolledigheid van de gegevens nadat hij zijn verbintenis uit de overeenkomst voor het transport van elektriciteit is nagekomen en hij dat heeft gemeld aan degene die het verzoek om het desbetreffende transport van elektriciteit heeft gedaan, dan wel indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in artikel 32 heeft ingetrokken.

  • 4. Indien het tweede lid van toepassing is, doet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen aanbod om elektriciteit te transporteren als bedoeld in artikel 29, eerste of tweede lid, dan nadat hij de schriftelijke verklaringen heeft ontvangen.

R

In artikel 36, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 1, onderdeel d, onder 2°» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 2°.

S

Aan artikel 37 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Voorwaarden als bedoeld in het tweede lid bevatten tevens kwaliteitscriteria waaraan vergunninghouders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening. Deze criteria hebben in ieder geval betrekking op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in de levering van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen.

  • 4. Artikel 26h is van overeenkomstige toepassing op vergunninghouders.

T

In artikel 39, eerste lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens de artikel 40» vervangen door: artikel 41.

U

De artikelen 40 en 41 worden vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 40

  • 1. Iedere vergunninghouder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister met inachtneming van het tweede lid en gelet op artikel 41 een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze vergunninghouder ten hoogste mag berekenen voor de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers aan wie deze vergunninghouder op grond van artikel 39, eerste lid, verplicht is elektriciteit te leveren.

  • 2. Onze Minister stelt vóór 1 juli 1999 de tariefdrager vast voor het leveringsafhankelijke element van de tarieven, bedoeld in het eerste lid. Het leveringsonafhankelijke element van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag in guldens.

  • 3. Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, kan per tijdseenheid en per gebruikspatroon verschillende tarieven bevatten.

Artikel 41

  • 1. De tarieven, bedoeld in artikel 40, tweede lid, worden door Onze Minister vastgesteld met inachtneming van:

    a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening, waaronder begrepen het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd en het belang van beschermde afnemers om tegen redelijke voorwaarden verzekerd te zijn van levering van elektriciteit, in het bijzonder vanwege het effect van een doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, en

    b. de formule

    pt = 1 + cpi – xt100 pt-1, waarbij:

    pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

    pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

    cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex in de vierde maand voorafgaande aan periode t en van deze prijsindex in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders voor zover het betreft de inkoop van elektriciteit en de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit.

  • 2. Onze Minister stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, met dien verstande dat hij de korting ten hoogste vier maal per kalenderjaar kan bijstellen indien de feitelijke ontwikkeling van het prijsniveau van de inkoop van elektriciteit op het deel van de markt dat wordt gevormd door de afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. De directeur van de dienst voert overleg met de vergunninghouders en met representatieve organisaties van beschermde afnemers over de vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering. Onze Minister geeft in het besluit tot vaststelling van die korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 40, eerste lid, niet tijdig aan Onze Minister is gezonden, stelt deze het tarief uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste en tweede lid.

Artikel 41a

  • 1. De tarieven treden in werking op een door Onze Minister te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2. Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3. Iedere vergunninghouder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven, bedoeld in artikel 41, voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4. Iedere vergunninghouder legt tevens een exemplaar van de op grond van de artikelen 26e en 27a vastgestelde tariefstructuren, voorwaarden en tarieven die gelden voor de netbeheerders die netten beheren in het gebied waarvoor de leveringsvergunning is verleend, voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

V

In artikel 42, eerste lid, wordt «artikel 40» vervangen door: artikel 41.

W

In artikel 49, onderdeel d, wordt «artikel 40» vervangen door: artikel 41.

X

In artikel 50, vijfde lid, wordt «artikel 25, tweede lid» vervangen door: artikel 27.

IJ

Artikel 52 wordt vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 52

Iedere vergunninghouder zendt jaarlijks voor 1 oktober en gelet op artikel 52a aan Onze Minister een voorstel met betrekking tot de vergoeding die deze vergunninghouder verschuldigd is voor het leveren van elektriciteit, opgewekt op een wijze als bedoeld in artikel 51.

Artikel 52a

  • 1. De vergoeding, bedoeld in artikel 52, wordt door Onze Minister vastgesteld met inachtneming van:

    a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening en

    b. de formule

    vt = pt – yt100 pt, waarbij:

    vt = de vergoeding die zal gelden in periode t;

    pt = het tarief voor de levering van elektriciteit aan huishoudens, vastgesteld op grond van artikel 41, dat zal gelden in de periode t;

    yt = de aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders, die zal gelden in periode t.

  • 2. Onze Minister stelt de aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders vast.

  • 3. De directeur van de dienst voert overleg met de vergunninghouders en met representatieve organisaties van beschermde afnemers die elektriciteit opwekken op een wijze als bedoeld in artikel 51, over de vaststelling van de aftrek, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister geeft in het besluit tot vaststelling van die aftrek aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 52 niet tijdig aan Onze Minister is gezonden, stelt deze de vergoeding uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste en tweede lid.

Artikel 52b

  • 1. De vergoeding treedt in werking op een door Onze Minister te bepalen datum en geldt tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de vergoeding.

  • 2. Indien op 1 januari de vergoeding voor het volgende jaar nog niet is vastgesteld, geldt de vergoeding tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de vergoeding voor het volgende jaar.

  • 3. Iedere vergunninghouder legt een exemplaar van de voor hem geldende vergoeding voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Z

In artikel 57, onderdeel d, wordt «artikel 56, tweede lid» vervangen door: artikel 56.

AA

Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid wordt «krachtens artikel 1, 20, 27, 40, 41, 50, 52, 55, 56, 57, 72 of 75» steeds vervangen door: krachtens artikel 1, 20, 50, 55, 56, 57, 72 of 77a.

2. In het tweede lid wordt «krachtens artikel 15, 64 of 65» vervangen door: krachtens artikel 25b, 25c, 64 of 65.

BB

Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «artikel 56» vervangen door: de artikelen 56 en 77 tot en met 77c.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van de artikelen 77 tot en met 77c is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Arnhem bevoegd.

CC

Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een besluit op grond van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de tarieven en voorwaarden die netbeheerders berekenen onderscheidenlijk in acht nemen bij het uitvoeren van transport van elektriciteit met behulp van een landsgrensoverschrijdend net;

b. de voorwaarden die door een netbeheerder of een leverancier in het belang van de veiligheid en de doelmatigheid worden gesteld voor het leveren van elektriciteit of voor het aansluiten van toestellen of installaties die elektriciteit verbruiken.

DD

Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid» vervangen door: van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van een besluit als bedoeld in artikel 24b, eerste lid.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 22, 25, 26, 41 en 47» vervangen door: de artikelen 22, 25 tot en met 27c, 40 tot en met 41a, 47 en 52 tot en met 52b.

3. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij gebreke van betaling binnen de termijn, gesteld bij algemene maatregel van bestuur, kan Onze Minister het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente en de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die het bedrag is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 4. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

EE

Na artikel 65 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6. Boekhouding van producenten en leveranciers

Artikel 65a
  • 1. Een producent of een leverancier, niet zijnde een vergunninghouder, is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor onderscheidenlijk de productie van elektriciteit met behulp van zijn installaties en de levering van elektriciteit aan afnemers, niet zijnde beschermde afnemers. Indien de producent of leverancier andere activiteiten verricht dan die welke verband houden met de productie of de levering van elektriciteit, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 2. Artikel 27c, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de boekhouding en de jaarrekening van de producent of leverancier.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op:

    a. afnemers als bedoeld in artikel 51, of

    b. leveranciers die anders dan bedrijfsmatig elektriciteit leveren.

FF

Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

Artikel X van de wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb.732) komt te luiden:

ARTIKEL X

1. Ten aanzien van de in het tweede lid aangeduide lichamen bedraagt, in afwijking van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de belasting over het eerste boekjaar dat aanvangt na 31 december 1997 tot en met het eerste boekjaar dat aanvangt na 31 december 2000: nihil.

2. De in het eerste lid bedoelde lichamen betreffen:

a. ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, alsmede andere lichamen als bedoeld in artikel 2 van die wet die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een bedrijf uitoefenen als bedoeld in die tweede volzin en waarvan als gevolg van de inwerkingtreding van deze wet de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting een aanvang neemt; en

b. andere dan de in onderdeel a bedoelde lichamen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een bedrijf uitoefenen als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, mits dat bedrijf op of na 1 januari 1998 van andere lichamen is verkregen.

3. Het eerste lid vindt geen toepassing voorzover de belastbare winst van het lichaam bestaat uit:

a. winst genoten uit een bedrijf, of een zelfstandig onderdeel daarvan, als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 dat op of na 1 januari 1998 direct of indirect is verkregen van een ander dan een in het tweede lid, onderdeel a, bedoeld lichaam;

b. winst behaald met of bij de overdracht van een bedrijf, of een zelfstandig onderdeel daarvan, als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

4. Voorts vindt het eerste lid geen toepassing over:

a. het boekjaar dat aanvangt na 31 december 2000 ingeval dat boekjaar meer dan twaalf maanden omvat, en

b. het boekjaar dat aanvangt na 1 januari 2001 indien na 1 januari 1998 een wijziging van het boekjaar heeft plaatsgevonden waarbij het einde van het boekjaar op een later tijdstip is gesteld.

5. Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden:

a. verliezen ter zake van activiteiten waarop het eerste lid toepassing vindt zoveel mogelijk verrekend met winsten waarop het eerste lid eveneens toepassing vond of vindt, en worden

b. verliezen ter zake van activiteiten waarop het eerste lid geen toepassing vindt zoveel mogelijk verrekend met winsten waarop het eerste lid eveneens geen toepassing vond of vindt.

GG

In artikel 70 wordt «artikel 78» vervangen door: artikel 78, tweede lid.

HH

Artikel 71, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de producent ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een producent die vergunninghouder was als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 of zijn rechtsopvolger toebehoren, rechten op aandelen in de producent zou krijgen.

II

Artikel 72, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder of een vergunninghouder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder zou krijgen.

JJ

Na de aanduiding «HOOFDSTUK 8. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN» wordt ingevoegd:

§ 1. Algemene overgangsbepalingen.

KK

De artikelen 75 tot en met 77 worden vervangen door een paragraaf, luidende:

§ 2. Afwikkeling verplichtingen elektriciteitsproductiesector

Artikel 75

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. productiebedrijf, aangewezen vennootschap of distributiebedrijf: de rechtspersoon die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel vergunninghouder onderscheidenlijk aangewezen vennootschap of distributiebedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 is of is geweest, of zijn rechtsopvolger;

b. overeenkomst van samenwerking: de overeenkomst, bedoeld in de artikelen 9 en 22 van de Elektriciteitswet 1989.

Artikel 76
  • 1. Wijziging of beëindiging, ontbinding daaronder begrepen, van de overeenkomst van samenwerking behoeft de instemming van Onze Minister. De in de eerste volzin bedoelde instemming is vereist tot het tijdstip met ingang waarvan de in artikel 77, eerste lid, bedoelde regeling onherroepelijk is.

  • 2. De door distributiebedrijven, de aangewezen vennootschap en de productiebedrijven op 21 januari 1997 gesloten Protocol-overeenkomst inzake de levering van vermogen en elektriciteit gedurende de periode tot 1 januari 2001 blijft in stand en daaraan wordt door de genoemde partijen uitvoering gegeven.

  • 3. Op gezamenlijk verzoek van distributiebedrijven, de aangewezen vennootschap en de productiebedrijven kan Onze Minister instemming verlenen aan een wijziging van de in het tweede lid bedoelde Protocol-overeenkomst.

Artikel 77
  • 1. Onze Minister stelt een voor de productiebedrijven en de aangewezen vennootschap bindende regeling vast die strekt tot onderlinge verdeling tussen de productiebedrijven van de lasten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap of de productiebedrijven zijn aangegaan in het kader van de overeenkomst van samenwerking.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde lasten behoren tevens de lasten die zijn verbonden aan de in artikel 77a, eerste lid en artikel 77b, eerste lid genoemde verplichtingen.

  • 3. Alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, wijst Onze Minister, gehoord de productiebedrijven en de aangewezen vennootschap, drie personen aan die advies uitbrengen in de vorm van een ontwerp voor het krachtens dat lid te nemen besluit.

  • 4. Uit de in het eerste lid bedoelde regeling vloeien voor een productiebedrijf direct of indirect geen verplichtingen voort die bij die regeling aan andere productiebedrijven zijn toegedeeld.

  • 5. De personen, bedoeld in het derde lid, voegen bij hun advies een indicatie van de mate waarin de productiebedrijven in staat geacht kunnen worden de lasten, bedoeld in het eerste lid, te dragen.

Artikel 77a
  • 1. Overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel kan een toeslag op de tarieven, bedoeld in artikel 27, worden vastgesteld die dient ter dekking van niet-marktconforme kosten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap of productiebedrijven zijn aangegaan met betrekking tot:

    a. de invoer van elektriciteit of gas;

    b. de uitvoering van stadsverwarmingsprojecten;

    c. de bouw en exploitatie van de experimentele kolenvergassingsinstallatie «Demkolec» te Buggenum.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald met betrekking tot welke van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen een toeslag als bedoeld in dat lid wordt vastgesteld.

  • 3. Met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde verplichting, wordt slechts een toeslag vastgesteld indien de financiële positie van de productiebedrijven dat noodzakelijk maakt en die bedrijven niet in staat geacht kunnen worden de aan die verplichtingen verbonden lasten te dragen.

  • 4. Afdracht van middelen die worden verkregen uit een toeslag als bedoeld in het eerste lid, vindt niet eerder plaats dan op het tijdstip waarop de in artikel 77, eerste lid, bedoelde regeling onherroepelijk is geworden.

  • 5. Indien het eerste lid toepassing vindt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de berekening van de niet-marktconforme kosten en van de hoogte van de toeslag op de tarieven, bedoeld in artikel 27, die bestemd is ter dekking van die kosten.

  • 6. Met inachtneming van de algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister de in het eerste lid bedoelde toeslag vast bij ministeriële regeling, die geldt voor een kalenderjaar of voor een daarbij aangegeven deel daarvan.

  • 7. De algemene maatregel van bestuur regelt de afdracht van ter dekking van niet-marktconforme kosten verkregen middelen ten behoeve van de rechtspersonen die de niet-marktconforme kosten dragen, zodanig dat die middelen aan de betrokken rechtspersonen ten goede komen al naar gelang zij die kosten daadwerkelijk voor hun rekening nemen.

Artikel 77b
  • 1. Het tarief voor het transport van elektriciteit, bedoeld in artikel 25b, dient mede ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap zijn aangegaan met betrekking tot de aanleg van een verbinding voor het transport van elektriciteit tussen Nederland en Noorwegen.

  • 2. Onze Minister kan besluiten dat de transportcapaciteit van de in het eerste lid bedoelde verbinding tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur om niet en bij voorrang wordt bestemd ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst tot invoer van elektriciteit uit Noorwegen die de aangewezen vennootschap in samenhang met de in het eerste lid bedoelde overeenkomst heeft gesloten.

Artikel 77c
  • 1. Ten behoeve van de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 77 tot en met 77b kan Onze Minister inzage nemen of door personen, door hem bij uitdrukkelijke en bijzondere volmacht aangewezen, doen nemen van zakelijke gegevens en bescheiden van een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder of een afnemer.

  • 2. Artikel 5:17, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 58, tweede en derde lid, van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om inzage van gegevens en bescheiden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 77d
  • 1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur waarbij op grond van artikel 77a regels worden gesteld met betrekking tot de dekking van niet-marktconforme kosten uit een toeslag op de tarieven, bedoeld in artikel 27, gaat de kleinst mogelijke meerderheid van de aandelen in de rechtspersoon die is aangewezen als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet van rechtswege over op de Staat.

  • 2. Op het in het eerste lid bedoelde tijdstip eindigt de met de aangewezen vennootschap overeengekomen aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Economische Zaken met betrekking tot de voorziening «egalisatie tarieven» op de balans van de aangewezen vennootschap.

LL

Na artikel 77d wordt ingevoegd:

§ 3. Slotbepalingen

MM

In artikel 79, tweede lid, wordt «De artikelen 29 tot en met 33» vervangen door: De artikelen 29 tot en met 33a.

ARTIKEL II

In onderdeel 4 van de bijlage, bedoeld in artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie2, wordt «Artikel 56 van de Elektriciteitswet 1998» vervangen door: De artikelen 56 en 77 tot en met 77c van de Elektriciteitswet 1998.

ARTIKEL III

  • 1. Onze Minister kan besluiten dat afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, tot en met 31 december 2000 verplicht zijn de uitvoering van de programma-verantwoordelijkheid over te dragen aan:

    a. een vergunninghouder, tenzij deze de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in de onderdelen b of c,

    b. een producent die vergunninghouder was als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 of zijn rechtsopvolger, tenzij deze de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in de onderdelen a of c, of

    c. een afnemer, leverancier of handelaar die op een verzoek daartoe door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is aanvaard als programma-verantwoordelijke.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aanvaardt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, met inachtneming van het derde lid.

  • 3. De directeur van de dienst bepaalt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel het aantal programma-verantwoordelijken dat in de periode tot 31 december 2000 ten hoogste aanvaard kan worden, alsmede de wijze van verdeling van het aantal programma-verantwoordelijken, die niet mag leiden tot bevoordeling van een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, of van leden van die groepen.

  • 4. Het aantal programma-verantwoordelijken en de wijze van verdeling van het aantal programma-verantwoordelijken worden bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 5. Het tweede tot en met het vierde lid vinden toepassing indien Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.

ARTIKEL IV

  • 1. De tarieven, vastgesteld op grond van artikel 27 van de Elektriciteitswet 1989, gelden voor een netbeheerder als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998 tot en met 31 december 1999.

  • 2. Iedere netbeheerder zendt voor 1 oktober 1999 aan de directeur van de dienst, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, met inachtneming van de artikelen 25a tot en met 25c van die wet een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze netbeheerder in 2000 ten hoogste mag berekenen voor de aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit alsmede, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, voor het verrichten van de systeemdiensten en de handhaving van de energiebalans. In afwijking van artikel 27 van de Elektriciteitswet 1998 baseert iedere netbeheerder het voorstel op de vergelijkbare tarieven die bij afnemers in rekening werden gebracht in 1996.

  • 3. Bij de vaststelling van de tarieven, bedoeld in het tweede lid, houdt de directeur van de dienst rekening met:

    a. de artikelen 25a tot en met 25c van de Elektriciteitswet 1998,

    b. investeringen als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 die zijn gedaan na 1 januari 1996,

    c. belangrijke kostenstijgingen na 1 januari 1996 die hun oorzaak vinden buiten de invloedssfeer van de desbetreffende netbeheerder, en

    d. andere objectieve factoren die voor netbeheerders aantoonbaar leiden tot verschillen in tariefniveaus.

ARTIKEL V

  • 1. De tarieven, vastgesteld op grond van artikel 27 van de Elektriciteitswet 1989, gelden voor een vergunninghouder als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998 tot en met 31 december 1999.

  • 2. Iedere vergunninghouder zendt voor 1 oktober 1999 aan Onze Minister, bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998, met inachtneming van artikel 40, tweede en derde lid, van die wet een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze vergunninghouder in 2000 ten hoogste mag berekenen voor de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers aan wie deze vergunninghouder op grond van artikel 39, eerste lid, van die wet verplicht is elektriciteit te leveren. In afwijking van artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 baseert iedere vergunninghouder het voorstel op de vergelijkbare tarieven die bij afnemers in rekening werden gebracht in 1996.

  • 3. Bij de vaststelling van de tarieven, bedoeld in het tweede lid, houdt Onze Minister rekening met de artikelen 40, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en met belangrijke kostenstijgingen na 1 januari 1996 die hun oorzaak vinden buiten de invloedssfeer van de desbetreffende vergunninghouder.

ARTIKEL VI

  • 1. Onze Minister kan een ontheffing, verleend op grond van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat gold op het tijdstip van plaatsing van deze wet in het Staatsblad, intrekken, indien de ontheffing op grond van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel F, van deze wet, niet zou zijn verleend.

  • 2. De rechtspersoon wiens ontheffing met toepassing van het eerste lid is ingetrokken, doet binnen vier weken een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel F, van deze wet, dan wel wijst binnen vier weken een andere rechtspersoon als netbeheerder aan met inachtneming van de artikelen 10 tot en met 13 van de Elektriciteitswet 1998.

  • 3. Indien de rechtspersoon, bedoeld in het tweede lid, op grond van de artikelen 65 van de Elektriciteitswet 1998 en 2 en 8 van het Besluit kostenverhaal Elektriciteitswet 1998, een vergoeding heeft betaald voor het verlenen van een ontheffing en deze ontheffing is ingetrokken op grond van het eerste lid, is deze rechtspersoon na indiening van de aanvraag voor een ontheffing of het aanwijzen van een netbeheerder op grond van het tweede lid, geen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van de ontheffing of van instemming met de aanwijzing van een netbeheerder.

  • 4. Indien de behandeling van aanvragen om een ontheffing is aangehouden totdat deze wet in het Staatsblad is geplaatst, is op die behandeling artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, van toepassing.

ARTIKEL VII

De tekst van de Elektriciteitswet 1998 wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Economische Zaken de nummering van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen van de Elektriciteitswet 1998 opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

ARTIKEL VIII

De artikelen 34 tot en met 37 van de Elektriciteitswet 19893 vervallen.

ARTIKEL IX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 juni 1999

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 427.

XNoot
2

Stb. 1994, 4, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 1999, Stb. 194.

XNoot
3

Stb. 1989, 535, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 303.

Handelingen II 1998/99, blz. 3754–3778; 3808–3854.

Kamerstukken I 1998/99, 26 303 (225, 225a, 225b, 225c, 225d, 225e, 225f).

Handelingen I 1998/99, blz. 1444–1460; 1473–1495.

Naar boven