Wet van 29 april 1999 tot wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden (uitbreiding van de werkingssfeer tot het Verenigd Koninkrijk)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de richtlijn nr. 97/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997, betreffende de uitbreiding tot het Verenigd Koninkrijk van Richtlijn 94/45/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, en dat het daartoe nodig is de Wet op de Europese ondernemingsraden te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De Wet op de Europese ondernemingsraden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, vervalt: «, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk».

B

Aan artikel 24 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een communautaire onderneming of groep, die met ingang van 15 december 1999 onder de werking van deze wet zou komen te vallen uitsluitend als gevolg van het gaan gelden van de richtlijn voor het Verenigd Koninkrijk, maar die op die datum partij is bij een of meer in werking getreden overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel II

Deze wet treedt in werking met ingang van 15 december 1999. Indien het Staatsblad, waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 14 december 1999, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 15 december 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 april 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven de zeventiende juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1997, 32, gewijzigd bij de wet van 14 mei 1998, Stb. 300.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 443.

Handelingen II 1998/99, blz. 4142.

Kamerstukken I 1998/99, 26 443 (234).

Handelingen I 1998/99, blz. 1261.

Naar boven