Wet van 22 april 1999, houdende regels inzake het treffen van voorzieningen ten behoeve van remigratie (Remigratiewet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen met betrekking tot het beschikbaar stellen van voorzieningen om remigratie mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

    b. minderheidsgroep: een door Onze Minister aangewezen doelgroep van het integratiebeleid;

    c. remigreren: het zich buiten Nederland, in het land van herkomst vestigen;

    d. land van herkomst: land waarin de remigrant of een van zijn ouders is geboren of land waarvan de remigrant of een van zijn ouders de nationaliteit bezit of heeft bezeten;

    e. bestemmingsland: land waarin een remigrant zich gaat vestigen;

    f. remigrant: een persoon, bedoeld in artikel 2, die met de toepassing van deze wet voornemens is zijn rechtmatig hoofdverblijf in Nederland op te geven om te remigreren, dan wel na remigratie aanspraken op grond van deze wet heeft;

    g. partner: de meeremigrerende echtgenoot van de remigrant, de meeremigrerende geregistreerde partner van de remigrant of de ongehuwd meerderjarige die met de remigrant, die geen bloedverwant is in de eerste graad, een gezamenlijke huishouding voert waarbij betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en die met deze remigrant meeremigreert, met dien verstande dat deze gezamenlijke huishouding uit niet meer dan twee meerderjarige personen bestaat;

    h. kind: het meeremigrerende minderjarige eigen kind, stiefkind of pleegkind van de remigrant of zijn partner;

    i. asielgerechtigde: degene die het op basis van een asielaanvraag is toegestaan op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet in Nederland te verblijven en die op grond van klemmende redenen van humanitaire aard tot Nederland is toegelaten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt, indien het een vluchteling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet, of een asielgerechtigde betreft, onder remigreren mede verstaan het zich in elk ander land buiten Nederland vestigen.

Artikel 2

  • 1. Deze wet is van toepassing op:

    a. een meerderjarige vreemdeling, bedoeld in artikel 1, onder e, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die behoort tot een minderheidsgroep, en

    b. een meerderjarige Nederlander, die niet tevens een andere nationaliteit bezit, die behoort tot een minderheidsgroep en die verklaart bereid te zijn al hetgeen te doen wat in redelijkheid mogelijk is, om de nationaliteit van het bestemmingsland met bekwame spoed te verkrijgen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3. Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

HOOFDSTUK II. VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN REMIGRATIE

Artikel 3

  • 1. Aan een remigrant die niet over voldoende middelen beschikt om zelfstandig te kunnen remigreren worden onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, de volgende basisvoorzieningen verstrekt:

    a. een vergoeding van de kosten van vervoer van de remigrant en van zijn partner en hun kinderen die te zamen met de remigrant vertrekken naar het bestemmingsland, tot de plaats van bestemming;

    b. een tegemoetkoming in de kosten van hervestiging in het bestemmingsland.

  • 2. Aan een remigrant, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, naast de basisvoorzieningen, genoemd in het eerste lid, de volgende basisvoorzieningen worden verstrekt:

    a. een vergoeding van de kosten van het vervoer naar het bestemmingsland tot de plaats van bestemming van een nader te bepalen hoeveelheid bagage van de remigrant, zijn partner en hun kinderen;

    b. een vergoeding van de kosten van het vervoer van een bedrijfsinventaris;

    c. een vergoeding van de kosten van het vervoer van een personenauto of andere hulpmiddelen voor een gehandicapte;

    d. een vergoeding van opslagkosten van goederen in het bestemmingsland.

  • 3. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, betreffen in ieder geval:

    a. het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, door een meerderjarige Nederlander die behoort tot een minderheidsgroep;

    b. in overeenstemming met deze verklaring al hetgeen te doen wat in redelijkheid mogelijk is, om binnen een redelijke termijn de nationaliteit van het bestemmingsland met bekwame spoed te verkrijgen.

Artikel 4

  • 1. Aan een remigrant die op de datum van aanvraag ten minste 45 jaar oud is en die niet over voldoende middelen beschikt om zelfstandig te kunnen remigreren, wordt onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden een periodieke uitkering verstrekt ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen onder daarbij aan te geven voorwaarden, daarbij aan te geven categorieën van remigranten, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen als verzekerden in de zin van de Ziekenfondswet. De voordracht voor een zodanige algemene maatregel van bestuur geschiedt door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Aan een remigrant als bedoeld in het eerste lid, die niet behoort tot de aangewezen categorieën van remigranten als verzekerden in de zin van de Ziekenfondswet als bedoeld in het tweede lid, wordt een tegemoetkoming in de kosten verstrekt ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland.

  • 4. Aan een persoon als bedoeld in artikel 2, die is geremigreerd naar zijn land van herkomst of naar een land als bedoeld in artikel 1, tweede lid, en die geen aanspraak heeft op verstrekking van een periodieke uitkering als bedoeld in het eerste lid, uitsluitend vanwege het feit, dat hij voorafgaande aan zijn vertrek uit Nederland geen aanvraag daarvoor heeft ingediend, wordt overeenkomstig de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag een periodieke uitkering verstrekt, indien hij op de dag van vertrek recht had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke uitkering na zijn vertrek uit Nederland op grond van artikel 36 of 43 van Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is verlaagd of ingetrokken.

  • 5. Het tweede en derde lid van dit artikel en de artikelen 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de persoon, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 5

  • 1. Indien de remigrant een partner heeft en hij ophoudt met deze persoon een gezamenlijke huishouding te voeren, verkrijgt ieder der partijen een recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, als ware hij een alleenstaande remigrant.

  • 2. Indien de remigrant een partner heeft en hij of zijn partner overlijdt, verkrijgt de langstlevende een recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, als ware hij een alleenstaande remigrant.

  • 3. Indien de remigrant en zijn partner overlijden, verkrijgen de minderjarige kinderen een recht op de helft van de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, waarop de remigrant en zijn partner bij leven recht zouden hebben gehad.

Artikel 6

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, kan het recht op de voorzieningen, bedoeld in die artikelen worden beëindigd, de betaling van op grond van dat recht uit te keren bedragen worden geschorst, of de op grond daarvan reeds betaalde bedragen geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, voorzover dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald.

Artikel 7

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot de voorzieningen, bedoeld in dit hoofdstuk, nadere regels gesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    a. de hoogte van de vergoedingen, de tegemoetkomingen in de kosten en de periodieke uitkering;

    b. de gevolgen voor de periodieke uitkering van de samenloop met andere uitkeringen;

    c. de bij een aanvraag te overleggen bewijsstukken;

    d. de termijn waarbinnen op een aanvraag moet zijn beslist;

    e. de termijn waarbinnen tot remigratie moet zijn overgegaan, nadat op een aanvraag is beslist;

    f. de datum waarop het recht op de voorzieningen ingaat en het recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, vervalt.

  • 2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

HOOFDSTUK III. TERUGKEEROPTIE

Artikel 8

  • 1. Personen die op grond van deze wet zijn geremigreerd kunnen tot uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop zij zich buiten Nederland hebben gevestigd naar Nederland terugkeren.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over een terugkeer naar Nederland als bedoeld in het eerste lid en de daaraan te verbinden voorwaarden.

HOOFDSTUK IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 10

  • 1. Personen die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet zijn geremigreerd en een uitkering ontvingen op basis van de Remigratieregeling 1985 behoeven geen aanvraag in te dienen voor het verkrijgen van een periodieke uitkering op basis van deze wet. De bedragen van bedoelde uitkering worden automatisch aangepast aan het niveau van de bedragen op basis van deze wet.

  • 2. Artikel 4, tweede en derde lid, is niet van toepassing op personen die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet zijn geremigreerd.

  • 3. Artikel 4, eerste lid, is niet van toepassing op personen die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet geen uitkering ontvingen op basis van de Remigratieregeling 1985.

  • 4. Artikel 5, eerste lid, is niet van toepassing op de partner van de remigrant die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet is geremigreerd en bij inwerkingtreding van deze wet geen gezamenlijke huishouding meer voert met de remigrant.

  • 5. Artikel 5, derde lid, is niet van toepassing op minderjarige kinderen die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet zijn meegeremigreerd en bij inwerkingtreding van deze wet de remigrant en zijn partner met wie de minderjarige kinderen zijn meegeremigreerd, zijn overleden.

Artikel 11

  • 1. Aan een persoon als bedoeld in artikel 2, die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is geremigreerd naar zijn land van herkomst of naar een land als bedoeld in artikel 1, tweede lid, en die geen aanspraak heeft op een recht op uitkering op grond van de Remigratieregeling 1985 uitsluitend vanwege het feit, dat hij voorafgaande aan zijn vertrek uit Nederland geen aanvraag daarvoor heeft ingediend, wordt zo nodig in afwijking van artikel 10, derde lid, overeenkomstig de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, bedoeld in artikel 4, eerste lid, op aanvraag een periodieke uitkering verstrekt, indien hij op de dag van vertrek recht had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke uitkering na zijn vertrek uit Nederland op grond van artikel 36 of 43 van Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is verlaagd of ingetrokken.

  • 2. Artikel 10, tweede, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op een persoon als bedoeld in het eerste lid, zijn partner en zijn minderjarige kinderen die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn geremigreerd respectievelijk zijn meegeremigreerd.

Artikel 12

Voor zover deze wet daarin niet voorziet, alsmede indien nodig in afwijking van het bij of krachtens deze wet bepaalde, worden bij ministeriële regeling regels vastgesteld ten behoeve van een goede invoering van deze wet.

Artikel 13

De Emigratiewet wordt ingetrokken, met dien verstande dat de op grond van de Basisremigratiesubsidieregeling 1985 en de op grond van de Remigratieregeling 1985 vastgestelde beschikkingen van kracht blijven.

Artikel 14

  • 1. Alle vermogensbestanddelen van het Emigratiebestuur, genoemd in artikel 5, eerste lid, van de Emigratiewet, gaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt over op de Staat zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.

  • 2. Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het Emigratiebestuur, bedoeld in het eerste lid, betrokken is en die betrekking hebben op de vermogensbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, worden met ingang van het tijdstip van overgang voortgezet door de Staat.

Artikel 15

De archiefbescheiden van het Emigratiebestuur, bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt overgedragen aan de Staat.

Artikel 16

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Remigratiewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 april 1999

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Uitgegeven de vijftiende juni 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 741.

Handelingen II 1997/98, blz. 5322–5352; 5426–5427.

Kamerstukken I 1997/98, 25 741 (322, 322a, 322b); 1998/99, 25 741 (31, 31a, 31b, 31c, 31d, 31e).

Handelingen I 1998/99, blz. 1240–1257.

Naar boven