Wet van 29 april 1999 tot wijziging van bepalingen in de Wet milieubeheer met betrekking tot milieu-effectrapportage

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de regeling van de milieu-effectrapportage in de Wet milieubeheer op een aantal onderdelen te wijzigen in verband met richtlijn nr. 97/11/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEG L 73);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 7.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

1. Aan onderdeel a wordt na «kan bevatten» toegevoegd: en de activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land.

2. Aan onderdeel b wordt na «kan bevatten» toegevoegd: en de activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land.

B

Het vierde lid van artikel 7.8b komt te luiden:

  • 4. Onder bijzondere omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden verstaan de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben, gezien:

    a. de kenmerken van de activiteit;

    b. de plaats waar de activiteit wordt verricht;

    c. de samenhang met andere activiteiten ter plaatse;

    d. de kenmerken van die gevolgen.

C

Artikel 7.10 wordt gewijzigd als volgt.

1. Aan onderdeel b van het eerste lid wordt na «in beschouwing dienen te worden genomen» toegevoegd: , en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, die luidt:

Indien een activiteit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben.

D

Aan artikel 7.12 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 7. Indien een activiteit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de mededeling in de landstaal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben.

E

Artikel 7.38a komt te luiden:

Artikel 7.38a

  • 1. Indien een activiteit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt, belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, worden de in het kader van dit hoofdstuk verzamelde informatie, alsmede de aanvraag, bedoeld in artikel 7.28, onderscheidenlijk het ontwerp van het besluit bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport moet worden gemaakt en het besluit, bedoeld in artikel 7.27, aan de regering of een door die regering aan te wijzen autoriteit in het andere land verstrekt gelijktijdig met de bekendmaking in Nederland. Tevens worden deze informatie en deze bescheiden toegezonden aan de instanties die daartoe door de bevoegde autoriteit van dat andere land zijn aangewezen op grond van hun specifieke verantwoordelijkheid op milieugebied. De artikelen 7.14, eerste lid, en 7.25, eerste lid, zijn ten aanzien van die instanties van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De ingevolge het eerste lid te verstrekken stukken dienen als grondslag voor het overleg met bestuursorganen in het betrokken andere land over de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu in dat andere land kan hebben, en de maatregelen die worden overwogen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.

  • 3. Onze Minister is belast met de taken die voortvloeien uit de toepassing van het eerste en tweede lid, voorzover het betreft het verschaffen van informatie aan en overleg met de regering van het andere land. Overigens is het bevoegd gezag belast met die taken.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste en tweede lid.

F

In artikel 7.38b wordt «informeert Onze Minister» vervangen door: informeren Onze Minister onderscheidenlijk het bevoegd gezag.

G

Artikel 7.38c komt te luiden:

Artikel 7.38c

  • 1. Het bevoegd gezag zendt, indien er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land, aan Onze Minister:

    a. een exemplaar van de mededeling, bedoeld in artikel 7.12;

    b. een exemplaar van de richtlijnen, bedoeld in artikel 7.15;

    c. een exemplaar van het milieu-effectrapport, bedoeld in artikel 7.20;

    d. een exemplaar van de aanvraag, bedoeld in artikel 7.28, onderscheidenlijk van het ontwerp van het besluit bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport moet worden gemaakt;

    e. een exemplaar van het besluit, bedoeld in artikel 7.27.

  • 2. Bij de toezending verzoekt het bevoegd gezag Onze Minister toepassing te geven aan artikel 7.38a, eerste lid.

H

In artikel 7.38d wordt «geeft Onze Minister» vervangen door: geven Onze Minister onderscheidenlijk het bevoegd gezag.

I

In artikel 7.38f komt onderdeel b te luiden:

b. hetgeen is overwogen omtrent de uitkomsten van het overleg, bedoeld in artikel 7.38a, tweede lid.

J

In de artikelen 7.38d, 7.38e en 7.38g, eerste lid, vervalt telkens «mogelijke».

ARTIKEL II

Indien voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 7.2 of 7.4,

a. een aanvraag als bedoeld in artikel 7.28 is ingediend of door het bevoegd gezag ingevolge artikel 7.8d, vierde lid, van een beslissing mededeling is gedaan, of

b. mededeling is gedaan van een ontwerp onderscheidenlijk een voorontwerp van een besluit bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt en dit ontwerp onderscheidenlijk dit voorontwerp ter inzage is gelegd,

blijft het voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 april 1999

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H. H. Apotheker

Uitgegeven de vijfentwintigste mei 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 80 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 februari 1999, Stb. 122.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 350.

Handelingen II 1998/99, blz. 3801.

Kamerstukken I 1998/99, 26 350 (218, 218a).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 27 april 1999.

Naar boven