Wet van 24 december 1998, houdende wijziging van de Wet conflictenrecht namen in verband met de totstandkoming van de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek (Stb. 161)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de totstandkoming van de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 161) wenselijk is de Wet conflictenrecht namen aan te vullen met een regeling betreffende de toepassing van de nieuwe bepalingen van Nederlands naamrecht in internationale gevallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet conflictenrecht namen1 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 3 wordt de zinsnede «op hun geboorteakte een kantmelding te plaatsen» vervangen door: aan hun geboorteakte een latere vermelding toe te voegen.

B. In artikel 5, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 29 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 24 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

C. Na artikel 5 worden nieuwe artikelen 5a, 5b en 5c ingevoegd, die luiden:

Artikel 5a

  • 1. Indien de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat zijn gewijzigd, een en ander met inachtneming van ter plaatse geldende regels van internationaal privaatrecht, en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, worden de aldus vastgelegde of gewijzigde geslachtsnaam of voornamen in Nederland erkend. De erkenning kan niet wegens strijd met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van deze wet zou zijn gevolgd.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet de toepassing van de artikelen 5b en 5c.

Artikel 5b

Ter zake van de toepassing van artikel 5 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geldt het volgende:

a. Indien een kind buiten Nederland rechtsgeldig is erkend of gewettigd, door deze erkenning of wettiging in familierechtelijke betrekking tot de vader is komen te staan en daarbij het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam van dat kind na de erkenning of de wettiging niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de moeder en de erkenner gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip van de erkenning of de wettiging de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, zelf alsnog verklaren of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben.

b. De in artikel 5, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde verklaring houdende naamskeuze kan voor de geboorte van het kind worden afgelegd indien ten minste een van de ouders op het tijdstip van de verklaring het Nederlanderschap bezit.

c. Indien een buiten Nederland geboren kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot de beide ouders staat en het Nederlanderschap bezit, en indien de geslachtsnaam van dat kind in de geboorteakte niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de ouders gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de geboorte, verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben.

Artikel 5c

In de gevallen, bedoeld in artikel 5b, onder a en c, kan de verklaring houdende naamskeuze worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand.

D. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt het woord «gelachtsnaam» vervangen door: geslachtsnaam.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «plaatsing van een kantmelding» vervangen door: toevoeging van een latere vermelding.

ARTIKEL II

  • 1. In het in artikel 5b, onder a, bedoelde geval kan, indien de erkenning of de wettiging heeft plaatsgevonden na de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmee van enige andere artikelen van dit wetboek, en voor de inwerkingtreding van deze wet, een verklaring houdende naamskeuze worden afgelegd tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Indien, in het in artikel 5b, onder c, bedoelde geval, het kind is geboren na de inwerkingtreding van de wet houdende wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit wetboek, en voor de inwerkingtreding van deze wet, kunnen de ouders gezamenlijk, tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, een verklaring houdende naamskeuze afleggen.

  • 3. Indien betrokkenen wegens het internationale karakter van het geval niet zijn ontvangen in een verzoek tot het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel IV van de wet tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit wetboek, kan een zodanige verklaring alsnog, tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, worden afgelegd indien aan de voorwaarden van het eerste lid van voornoemd artikel IV is voldaan en alle in leven zijnde kinderen van dezelfde ouders op het tijdstip van de verklaring het Nederlanderschap bezitten. Het derde lid van voornoemd artikel IV is van toepassing voor zover de kinderen die nadien in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komen te staan, op het tijdstip van de geboorte de Nederlandse nationaliteit bezitten.

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 11 juli 1996 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, Kamerstukken II, 1995/96, 24 812 (R 1578)2 tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A. In het in onderdeel C opgenomen artikel 5b van de Wet conflictenrecht namen wordt, onder vernummering van de onderdelen b en c in c en d, een onderdeel b ingevoegd, dat luidt:

b. Indien een kind als gevolg van een buiten Nederland uitgesproken adoptie het Nederlanderschap heeft verkregen en indien de geslachtsnaam van dat kind na de adoptie niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de ouders alsnog, tot twee jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip waarop de uitspraak in kracht van gewijsde gaat de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na dat tijdstip, zelf alsnog verklaren of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben. De verklaring wordt ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand afgelegd.

B. Het in onderdeel B opgenomen artikel 5c van de Wet conflictenrecht namen komt te luiden:

Artikel 5c

In de gevallen, bedoeld in artikel 5b, onder a, b en d, kan de verklaring houdende naamskeuze worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand.

C. In artikel II, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 5b, onder c» vervangen door: artikel 5b, onder d.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 december 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de veertiende januari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1989, 288, gewijzigd bij de wet van 23 december 1993, Stb. 775.

XNoot
2

Stb. 1998, 303.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 971.

Handelingen II 1998/99, blz. 2349.

Kamerstukken I 1998/99, 25 971 (135).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 21 december 1998.

Naar boven