Besluit van 27 april 1999 tot aanpassing van het
Inkomensbesluit IOAW aan de Veegwet SZW 1998
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 24 maart 1999, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/VOL/99/16314;
Gelet op artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
De Raad van State gehoord, advies van 1 april 1999, no. W12.99.0144/IV;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 19 april 1999, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/VOL/1999/19853a;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Inkomensbesluit IOAW1 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 3, derde lid, vervalt.
B
Aan artikel 7, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. subsidies die op grond van artikel 3 van de Wet inschakeling werkzoekenden
worden verstrekt voor het onverplicht, in georganiseerd verband, verrichten
van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten, voorzover deze subsidies:
1°. binnen een tijdvak van een kalendermaand minder bedragen dan het
bedrag, genoemd in artikel 43, tweede lid, onderdeel o, van de Algemene bijstandswet;
en,
2°. worden verstrekt aan een langdurig werkloze als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder e, van de Wet inschakeling werkzoekenden, dan wel aan
een belanghebbende, die behoort tot een categorie van personen voor wie een
of meer van de verplichtingen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, niet
gelden op grond van de bij of krachtens de artikelen 35, vijfde lid, of 36,
eerste of tweede lid, van de wet gestelde regels.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
januari 1999.
Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 27 april 1999
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries
Uitgegeven de elfde mei 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
Met ingang van 1 januari 1999 geldt in artikel 43, tweede lid, onderdeel
o, van de Algemene bijstandswet (Abw) voor nader aangegeven doelgroepen een
vrijlating op een ontvangen subsidie (i.c. stimuleringspremie) ingevolge de
Wet inschakeling werkzoekenden voor het verrichten van onbetaalde maatschappelijk
nuttige activiteiten. Dit is geregeld in de Veegwet SZW 1998.
Tijdens de parlementaire behandeling van die wet is toegezegd dat zo'n
vrijlating ook zal gelden voor dezelfde doelgroepen met een uitkering op grond
van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (Ioaw) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen (Ioaz).
Aangezien de inkomenstoets in deze wetten nader is uitgewerkt in algemene
maatregelen van bestuur (inkomensbesluiten) moet de vrijlating daarin worden
opgenomen. Daartoe wordt alleen het Inkomensbesluit IOAW gewijzigd. Voor Ioaz-ers
is een wijziging van het Inkomensbesluit IOAZ niet nodig, aangezien dat inkomensbesluit
ten aanzien van in aanmerking te nemen inkomen verwijst naar het Inkomensbesluit
IOAW. De vrijlating wordt met terugwerkende kracht ingevoerd tot en met 1 januari
1999.
Gemeenten zijn eerder bij circulaire van 3 december 1998 op de hoogte
gebracht van de voorgenomen wijziging (BZ/UK/98/39554).
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 3, derde lid, van het
Inkomensbesluit IOAW te schrappen. Ingevolge deze bepaling zou de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid hebben om regels te stellen
omtrent gevallen waarin artikel 3, tweede lid, onderdeel e, van het besluit
niet van toepassing is. Er bestaat gerede twijfel over de formeel-wettelijke
basis van deze ministeriële bevoegdheid. Indien nodig zullen de betreffende
nadere regels gesteld worden bij algemene maatregel van bestuur.
Artikel I, onderdeel B
Aan artikel 7, tweede lid, van het Inkomensbesluit IOAW wordt een onderdeel
h toegevoegd, dat vrijwel geheel is ontleend aan het bij gelegenheid van de
Veegwet SZW 1998 ingevoegde artikel 43, tweede lid, o van de Abw. Anders dan
in de laatstbedoelde bepaling is in artikel 7, tweede lid, onderdeel h, onder
1°, van het Inkomensbesluit geen bedrag genoemd, maar volstaan met een
verwijzing naar het bedrag, genoemd in artikel 43, tweede lid, onderdeel o,
van de Abw. Dit bedrag is met ingang van 1 januari 1999 op netto f 150,–
gesteld. Indien ingevolge artikel 56, tweede lid, van de Abw indexering van
het bedrag van f 150,– plaatsvindt, dan werkt deze indexering automatisch
door naar de bepaling in het Inkomensbesluit IOAW.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries
XNoot
1Stb. 1986, 658, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 augustus 1998,
Stb. 523.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van
State, omdat het zonder meer instemmend luidt.