Wet van 27 maart 1999, houdende goedkeuring van het op 24 juni 1986 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Verdrag nr. 162 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeënzeventigste zitting)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 24 juni 1986 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Verdrag nr. 162 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeënzeventigste zitting), ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 24 juni 1986 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Verdrag nr. 162 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeënzeventigste zitting), waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 1987, 87, en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1988, 11O, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 2

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 27 maart 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

D. A. Benschop

Uitgegeven de negenentwintigste april 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 23 984.

Handelingen II 1998/99, blz. 3370–3371.

Kamerstukken I 1998/99, 23 984 (208).

Handelingen I 1998/99, blz. 1005.

Naar boven