Besluit van 7 april 1999 tot uitvoering van artikel 9, aanhef en onder c, van de Bankwet 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken d.d. 24 maart 1999, nr. WJB 99/277M;

Gelet op de start van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie op 1 januari 1999 en in verband daarmee het vervangen van de gulden door de euro alsmede het opereren van De Nederlandsche Bank N.V. binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken;

Gelet op het initiatief van De Nederlandsche Bank N.V. om ter gelegenheid van de komst van de euro en het afscheid van de gulden een éénmalige bijdrage te willen leveren voor kunstaankopen ten behoeve van het nationaal kunstbezit;

Gelet op artikel 9, aanhef en onder c, van de Bankwet 1998;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In het kader van het beëindigen van de taak van De Nederlandsche Bank N.V. tot het reguleren en zoveel mogelijk stabiliseren van de waarde van de gulden en de invoering van de euro, verkrijgt De Nederlandsche Bank N.V. toestemming om eenmalig aan de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit gevestigd te Amsterdam een bedrag te schenken dat op eenzelfde wijze wordt berekend als het deel van de winst dat over het boekjaar 1998 zonder deze schenking met toepassing van de uit 1974 daterende regeling aan de reserve zou worden toegevoegd, onder de voorwaarde dat de daarmee aangekochte of aan te kopen kunstwerken eigendom worden van de Staat ten behoeve van openbare collecties, alsmede om alle met deze schenking verband houdende werkzaamheden te verrichten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 april 1999

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de twintigste april 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: de Bank) heeft met instemming van de Minister van Financiën het initiatief genomen om bij gelegenheid van de komst van de euro en het afscheid van de gulden een bijdrage te leveren aan het nationale culturele erfgoed. Zij heeft besloten een bijzonder en eenmalig gebaar jegens de Nederlandse samenleving te maken door op 22 juli 1998 aan de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit een schenking toe te zeggen ter grootte van het bedrag dat zij op grond van de op het boekjaar 1998 toepasselijke afspraken (zonder deze schenking) aan haar reserves zou hebben moeten toevoegen (naar huidig inzicht circa 116 miljoen gulden). De Bank heeft aan deze schenking de voorwaarde gesteld dat de kunstwerken die worden aangekocht met de schenking eigendom worden van de Staat ten behoeve van openbare collecties in Nederland. Deze schenking dient het algemeen belang.

Met betrekking tot de schenking zelve als ook de boekhoudkundige verwerking van de schenking als bijzondere last in de verlies- en winstrekening geldt, dat die in het kader van het opstellen door de Bank van de jaarstukken over het boekjaar 1998 plaatsvinden. Het formele proces van opstellen, vaststellen en goedkeuren van de jaarstukken over het boekjaar 1998 zal in de komende maanden zijn beslag krijgen waarna de jaarstukken eind mei zullen worden gepubliceerd.

De vennootschappelijke organen van de Bank (directie, raad van commissarissen en aandeelhouder) achten het passend voor de Bank om de unieke gebeurtenis in de monetaire historie van de Bank en van Nederland, waarbij zij haar taak als «hoedster van de gulden» bij de overgang naar de euro voorgoed achter zich zal laten, te markeren met dit bijzondere gebaar jegens de Nederlandse samenleving. De eenmalige schenking door de Bank dient te worden bezien in het licht van de nauwe verbondenheid met de taken en doelstellingen van de Bank sedert 1814, welke met de start van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie per 1 januari 1999 in een andere, Europese, dimensie hebben gekregen.

Het koninklijk besluit geeft formele uitdrukking aan de instemming van de Minister van Financiën, en komt tegemoet aan de wens van de Algemene Rekenkamer.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven