Besluit van 24 maart 1999 tot wijziging van het Besluit alcoholonderzoeken in verband met de wijziging van de Wet Luchtverkeer (alcoholonderzoek in de luchtvaart)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 5 november 1998, nr. 727266/98/6, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Defensie en Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 11.6, tiende lid, van de Wet Luchtverkeer;

De Raad van State gehoord (advies van 17 december 1998, no. W03.98.0521);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 16 maart 1999, nr. 752337/99/6, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Defensie en Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit alcoholonderzoeken1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ademanalyse: het vaststellen van het alcoholgehalte van uitgeademde lucht door middel van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, onderdeel a, van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12, derde lid, onderdeel a, van de Wet Luchtverkeer;

ademanalyse-apparaat: een apparaat, bestemd voor het verrichten van ademanalyse;

bloedafname: het afnemen van een hoeveelheid bloed ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12, derde lid, onderdeel b, van de Wet Luchtverkeer.

B

In artikel 6 wordt «in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12 of 5.17a van de Wet Luchtverkeer.

C

In artikel 10a, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet, onderscheidenlijk artikel 2.12, derde lid, onderdeel b, van de Wet Luchtverkeer.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12 of 5.17a van de Wet Luchtverkeer.

2. In het vierde lid wordt «artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet, onderscheidenlijk artikel 2.12, derde lid, onderdeel b, van de Wet Luchtverkeer.

E

In artikel 16, eerste lid, wordt «in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12 of 5.17a van de Wet Luchtverkeer.

F

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet bedoelde» vervangen door:

in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12, eerste lid, of 5.17a, eerste lid, van de Wet Luchtverkeer bedoelde.

2. In het tweede lid wordt «overeenkomstig artikel 163, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 28a, negende lid, van de Scheepvaartverkeerswet» vervangen door:

overeenkomstig artikel 163, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28a, negende lid, van de Scheepvaartverkeerswet onderscheidenlijk artikel 11.6, achtste lid, van de Wet Luchtverkeer.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 11.6 van de Wet Luchtverkeer, ingevoegd bij de wet van 26 maart 1997 tot wijziging van de Wet Luchtverkeer (bewijzen van bevoegdheid, bestrijding drank- en drugsgebruik) (Stb. 1997, 255), in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 maart 1999

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de eerste april 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de wet van 26 maart 1997 tot wijziging van de Wet Luchtverkeer (bewijzen van bevoegdheid, bestrijding van drank- en drugsgebruik) (Stb. 255) is een aantal bepalingen met betrekking tot het voorkomen van «vliegen onder invloed» opgenomen. Artikel 2.12, eerste lid, van de Wet Luchtverkeer bepaalt, kortgezegd, dat het een lid van het personeel aan boord van een luchtvaartuig verboden is werkzaamheden te verrichten terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof die de vaardigheid tot het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht die werkzaamheden naar behoren te verrichten. In het derde lid van dat artikel zijn vervolgens, wat betreft het gebruik van alcohol, concrete grenzen opgenomen ten aanzien van het alcoholgehalte van de adem, respectievelijk het bloed van de betrokkene, waar boven het in ieder geval verboden is om werkzaamheden aan boord van een luchtvaartuig te verrichten. Artikel 5.17a Wet Luchtverkeer bevat gelijke verbodsbepalingen als opgenomen in artikel 2.12 voor personen die luchtverkeersdienstverlening geven dan wel een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 5.17 bedienen.

Voorheen was ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Luchtvaartwet slechts bepaald dat een lid van het stuurhutpersoneel een luchtvaartuig slechts mag bedienen indien hij in zodanige toestand is, dat hij in staat is die bediening naar behoren te verrichten. In de praktijk bleek het voor de betrokken opsporingsinstanties moeilijk om te kunnen vaststellen dat dit niet het geval was.

De nieuwe regeling in de Wet Luchtverkeer is ontleend aan de regeling voor het wegverkeer zoals opgenomen in de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat naast een ademonderzoek ook een bloedonderzoek afgenomen kan worden. Bovendien is een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht opgenomen, zodat een ademtest afgenomen kan worden zonder dat er sprake behoeft te zijn van gerezen verdenking van alcoholgebruik.

Voor de nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de verschillende typen alcoholonderzoeken kon geheel worden aangesloten bij de bestaande regelingen voor het wegverkeer. Verwezen zij naar paragraaf 3 van de memorie van toelichting op de bovengenoemde wet van 26 maart 1997.

Bij het onderhavige besluit is het Besluit alcoholonderzoeken aangepast. Overal waar werd verwezen naar de Wegenverkeerswet 1994 wordt thans ook verwezen naar de corresponderende bepaling van de Wet Luchtverkeer.

Daarnaast zijn de Regeling ademanalyse en de Regeling bloed- en urineonderzoek aangepast in die zin dat ze ook van toepassing zijn op alcoholonderzoek krachtens de Wet Luchtverkeer.

Overigens heeft recentelijk eenzelfde aanpassing van het Besluit alcoholonderzoeken plaatsgevonden in verband met een wijziging van de Scheepvaartverkeerswet (zie het Besluit van 21 februari 1998, Stb. 119). Net als de Wet Luchtverkeer is de Scheepvaartverkeerswet namelijk, wat betreft het onderwerp alcohol in het verkeer, aangepast aan de Wegenverkeerswet 1994. Vanwege de aanvankelijke opzet om voor de luchtvaart een apart besluit te maken is bij de uit de Scheepvaartverkeerswet voortvloeiende wijzigingen van het Besluit alcoholonderzoeken nagelaten meteen de wijzigingen in verband met de Wet Luchtverkeer mee te nemen.

De uitvoering van de nieuwe regeling met betrekking tot vliegen onder invloed berust in de praktijk met name bij de divisie Mobiliteit van het Korps landelijke politiediensten, in casu de luchtvaartpolitie en voor wat betreft de militaire luchtvaart bij de Koninklijke Marechaussee. Welke handhavingsinspanning zij aan dit onderwerp zullen geven, wordt op de gebruikelijke wijze in samenspraak tussen korpsbeheerder, openbaar bestuur en Openbaar Ministerie, en, voor wat betreft de militaire luchtvaart, door het Openbaar Ministerie te Arnhem vastgesteld. Wat de voor de handhaving benodigde ademanalyse-apparatuur betreft, is de voor controle op de weg reeds beschikbare ademanalyse-apparatuur aangepast.

De artikelen 3 en 4 van het Besluit alcoholonderzoeken zijn te beschouwen als technische voorschriften in de zin van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). In zoverre het onderhavige besluit het toepassingsbereik van het Besluit alcoholonderzoeken – inclusief de daarin vervatte technische voorschriften – uitbreidt tot het luchtverkeer, is het zelf als een technisch voorschrift in de zin van genoemde richtlijn te beschouwen. Het ontwerp-besluit is dan ook op 9 november 1998 ingevolge artikel 8, eerste lid, van de bovenvermelde richtlijn voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notif.nr. 98/0494/ NL). Hierop zijn geen reacties ontvangen. Ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) is het ontwerp-besluit tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie.

De artikelen 3 en 4 van het Besluit alcoholonderzoeken bevatten eisen waaraan de door opsporingsambtenaren te gebruiken ademanalyse-apparatuur dient te voldoen, in het bijzonder de eis dat het apparaat behoort tot een door de Minister van Justitie aangewezen type en tevens is voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring, afgegeven door een daartoe aangewezen keuringsinstelling. Deze eisen maken geen onderscheid tussen apparatuur van Nederlandse dan wel van buitenlandse herkomst. Voor zover de eisen kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag inhouden, worden ze gerechtvaardigd ter bescherming van het belang van de openbare orde en de openbare veiligheid (art. 36 EG-Verdrag). De eisen die aan de ademanalyse-apparatuur worden gesteld waarborgen een deugdelijke uitkomst van het alcoholonderzoek, die de basis kan zijn voor verdere strafvorderlijke maatregelen zoals een vliegverbod, schorsing van het bewijs van bevoegdheid, strafvervolging en uiteindelijk eventueel veroordeling door de strafrechter. Centrale, landelijke normering van deze eisen is noodzakelijk voor een uniforme toepassing van dwangmiddelen en voor de eenheid in en doelmatigheid van de rechtspraak. De meergenoemde eisen zijn dan ook noodzakelijk en evenredig.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1997, 293, gewijzigd bij besluit van 21 februari 1998, Stb. 119.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven