Wet van 25 februari 1999 tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake de Nationale ombudsman

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wet van 29 januari 1998 (Stb. 67) heeft verklaard dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake de Nationale ombudsman;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet1 ondergaat de in artikel II omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

De Grondwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 57, tweede lid, wordt na «lid van de Algemene Rekenkamer» ingevoegd: , Nationale ombudsman of substituut-ombudsman,.

B

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:

Raad van State, Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman en vaste colleges van advies

C

Na artikel 78 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 78a

  • 1. De Nationale ombudsman verricht op verzoek of uit eigen beweging onderzoek naar gedragingen van bestuursorganen van het Rijk en van andere bij of krachtens de wet aangewezen bestuursorganen.

  • 2. De Nationale ombudsman en een substituut-ombudsman worden voor een bij de wet te bepalen termijn benoemd door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen. In de gevallen bij de wet aangewezen kunnen zij door de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden geschorst of ontslagen. De wet regelt overigens hun rechtspositie.

  • 3. De wet regelt de bevoegdheid en werkwijze van de Nationale ombudsman.

  • 4. Bij of krachtens de wet kunnen aan de Nationale ombudsman ook andere taken worden opgedragen.

D

Artikel 108 vervalt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 februari 1999

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 218, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 404.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 26 157.

Handelingen II 1998/99, blz. 3101.

Kamerstukken I 1998/99, 26 157 (188).

Handelingen I 1998/99, blz. 735.

Naar boven