Wet van 10 december 1998 tot wijziging van de Ontgrondingenwet (verbreding heffingsdoeleinden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bestemmingsmogelijkheden van de in artikel 21f van de Ontgrondingenwet bedoelde provinciale heffing te verruimen met het oog op het bekostigen uit de opbrengst van die heffing van maatregelen, gericht op het bieden van compensatie in verband met de gevolgen van ingrijpende ontgrondingen ten behoeve van de grondstoffenvoorziening aan gebieden waar zodanige ontgrondingen plaatsvinden, alsmede van schadevergoedingen ingevolge artikel 26;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Ontgrondingenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 21f komt te luiden:

Artikel 21f

  • 1. Provinciale staten zijn bevoegd bij wijze van provinciale belasting een heffing in te stellen ter bestrijding van:

    a. ten hoogste vijftig procent van de ten laste van de provincie komende kosten van werkzaamheden in verband met onderzoek en planning met betrekking tot ontgrondingen en van werkzaamheden, voortvloeiende uit de toepassing van artikel 7b;

    b. kosten van maatregelen, gericht op het bieden van compensatie in verband met de gevolgen van ingrijpende ontgrondingen ten behoeve van de grondstoffenvoorziening aan gebieden waar zodanige ontgrondingen plaatsvinden of plaatsgevonden hebben;

    c. kosten met betrekking tot schadevergoedingen ingevolge artikel 26.

  • 2. De heffing is verschuldigd ter zake van het verlenen van een vergunning of machtiging als bedoeld in de artikelen 3 en 12.

  • 3. Aan de heffing worden onderworpen de houders van vergunningen en machtigingen als bedoeld in de artikelen 3 en 12.

  • 4. Als grondslag voor de heffing geldt de ingevolge de vergunning of machtiging te winnen hoeveelheid vaste stoffen, gemeten in profiel van ontgraving.

  • 5. Vrijgesteld van de heffing zijn:

    a. hoeveelheden van minder dan 10 000 kubieke meter ingevolge de vergunning of machtiging te winnen vaste stoffen, gemeten in profiel van ontgraving;

    b. hoeveelheden ten aanzien waarvan de heffing eerder is geheven.

  • 6. Het vijfde lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing voor zover is geheven ten behoeve van een in het eerste lid bedoelde bestemming en nadien wordt geheven voor een andere in dat lid bedoelde bestemming.

  • 7. Ten behoeve van de in het eerste lid, onder a, b en c, bedoelde bestemmingen worden afzonderlijke tarieven vastgesteld.

  • 8. Het tarief dat betrekking heeft op de in het eerste lid, onder b, bedoelde bestemming bedraagt ten hoogste f 0,225 per kubieke meter vaste stoffen.

  • 9. Indien een vergunning of machtiging wordt vernietigd of ingetrokken dan wel wordt gewijzigd in die zin dat de toegestane te winnen hoeveelheid vaste stoffen wordt verminderd, vindt op verzoek van de heffingplichtige teruggaaf van de heffing plaats voor zover de vergunning of machtiging is vernietigd of ingetrokken dan wel de hoeveelheid vaste stoffen voor de winning waarvan vergunning of machtiging is verleend, is verminderd.

  • 10. Teruggaaf blijft achterwege indien het bedrag dat moet worden teruggegeven minder bedraagt dan f 500,–.

  • 11. De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven, te 's-Gravenhage, 10 december 1998

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de éénentwintigste januari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 412 gewijzigd bij de wet van 10 december 1997, Stb. 510.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 804.

Handelingen II 1998/99, blz. 1533.

Kamerstukken I 1998/99, 25 804 (77, 77a).

Handelingen I 1998/99, blz. 245.

Naar boven