Besluit van 5 maart 1999, houdende toekenning van
bevoegdheden aan de Minister van VWS om de organisatie ZorgOnderzoek Nederland
bepaalde werkzaamheden terzake op te dragen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 18 december 1998, GZB/VVD 985630.
Gelet op artikel 3, tweede lid van de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek
Nederland;
De Raad van State gehoord (advies van 28 januari 1999, no. W13.98.0609);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 1 maart 1999 met nummer GZB/VVB 99642;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan de organisatie ZorgOnderzoek
Nederland opdragen de in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de organisatie
ZorgOnderzoek Nederland genoemde werkzaamheden te verrichten op het gebied
van alternatieven voor dierproeven, waaronder mede wordt verstaan het minimaliseren
van de aantasting van het welzijn van proefdieren.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarin behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 5 maart 1999
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de achttiende maart 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland is ingesteld een
organisatie ZorgOnderzoek Nederland, kortweg ZON. Artikel 3, tweede lid, van
de wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de organisatie (ZON)
kan opdragen de in het eerste lid genoemde werkzaamheden te verrichten op
andere in de maatregel aangewezen verwante gebieden.
Van deze mogelijkheid wordt thans gebruik gemaakt door in het onderhavige
besluit het gebied alternatieven voor dierproeven aan te wijzen en de Ministeer
van VWS de bevoegdheid te verlenen aan ZON bovengenoemde werkzaamheden ter
zake op te dragen. De rechtvaardiging hiervoor ligt in het gegeven dat de
Wet op de Dierproeven (WOD), waarin alternatieven voor dierproeven een prominente
plaats innemen, valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS
en in het feit dat het meeste dierexperimenteelonderzoek direct dan wel indirect
ten dienste is van de volksgezondheid. Tevens is uit overleg met ZON gebleken
dat het gebied alternatieven voor dierproeven past in het reeds bestaande
pakket van deze organisatie.
De WOD beoogt de bescherming van het proefdier. Het beleid met betrekking
tot proefdieren richt zich op een verantwoord gebruik van proefdieren. Beteugeling
van het proefdiergebruik vindt met name plaats door het ontwikkelen en in
toepassing brengen van onderzoeksmethoden waarbij geen dan wel minder proefdieren
worden gebruikt. Daarnaast richt het beleid zich op het ontwikkelen en toepasbaar
maken van methoden die leiden tot het toebrengen van minder ongerief aan de
proefdieren. In het spraakgebruik staan bedoelde methoden te boek als alternatieven
voor dierproeven.
ZON biedt naar de mening van ondergetekende goede mogelijkheden voor het
doen ontwikkelen en in toepassing brengen van alternatieven voor dierproeven.
Gelet op de aard van het op te stellen programma zal nauwe samenwerking moeten
plaatsvinden met het Gebied Medische Wetenschappen van de Nederlandse organisatie
voor wetenschappelijk onderzoek. Het wordt voorzien dat ook derden zich tot
ZON wenden met het verzoek om werkzaamheden op het aangewezen gebied te verrichten.
Artikel 3, derde lid, van de wet biedt daartoe de mogelijkheid.
De taakuitbreiding van ZON brengt met zich dat op andere wijze invulling
wordt gegeven aan de taken van het Platform Alternatieven voor dierproeven
(PAD) dat ter uitvoering van het beleid met betrekking tot proefdieren is
ingesteld bij ministerieel besluit van 27 augustus 1987 (Staatscourant 1987,
191). De taak van het Platform zal in elk geval niet meer het adviseren van
de Minister van VWS over de door deze te verlenen subsidie betreffen. Immers,
het is niet meer deze Minister, maar ZON die subsidies verstrekt. De adviserende
taken van het Platform zullen worden gekoppeld aan de bevoegdheden die de
Minister van VWS op de grond van de Wet ZON heeft. In het bijzonder kan daarbij
worden gewezen op de bevoegdheid tot het goedkeuren van het programma en de
goedkeuring van de begroting.
Het instellingsbesluit van het Platform dient dienovereenkomstig te worden
gewijzigd.
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de Minister van VWS zijn bevoegdheden
op grond van de Wet ZON, voor zover die betrekking hebben op programma-onderdelen
of projecten die mede van belang zijn voor andere ministers in overeenstemming
met deze ministers zal uitoefenen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.