Besluit van 1 december 1998, houdende reparatie van enkele algemene maatregelen van bestuur gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 oktober 1997, nr. MJZ97561840, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1997, nr. W08.97 0681);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 november 1998, nr. MJZ 98112980, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer1, bijlage I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd.

A

Voorschrift 1.19, onder b en c, komt te luiden:

b. het geen grove bedrijfsafvalstoffen bevat, en

c. het geen snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

B

In voorschrift 1.20, wordt voor «olie-afscheider» ingevoegd: een.

C

Voorschrift 2.11, onder b, komt te luiden:

b. dat snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

D

Voorschrift 5.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een slibvangput en een olie-afscheider als bedoeld in voorschrift 1.4 uit bijlage 1a, en voorschrift 1.20:

    a. werken doelmatig,

    b. voldoen aan NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen,

    c. worden gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen, en

    d. zijn te allen tijde voor controle bereikbaar.

    Van het ledigen en reinigen van de slibvangput en de olie-afscheider wordt een logboek bijgehouden.

E

In voorschrift 5.8, tweede lid, wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

F

In voorschrift 5.8, derde lid, wordt «vetafscheider» vervangen door «olie-afscheider» en vervalt voor «correctiebladen»: «de».

G

Aan voorschrift 5.8 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder b, en de voorschriften op grond van het tweede lid, kunnen slibvangputten en olie-afscheiders ook voldoen aan regels die ten aanzien van slibvangputten en olie-afscheiders gelden in andere lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en waarmee een ten minste met de in het eerste lid, onder b, en het tweede lid bedoelde voorschriften gelijkwaardige bescherming voor het milieu wordt bereikt.

  • 5. Een slibvangput en een olie-afscheider voldoen in elk geval aan regels als bedoeld in het vierde lid, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling waaruit blijkt dat een instelling, gevestigd in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, welke instelling in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van slibvangputten en olie-afscheiders, bij een keuring heeft vastgesteld dat de voorzieningen voldoen aan deze regels.

H

In voorschrift 5.9 wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

ARTIKEL II

Voorschrift 4.4, onder a en b, van het Besluit opslag goederen milieubeheer2, bijlage I, onderdeel II, komt te luiden:

a. grove bedrijfsafvalstoffen bevat, of

b. snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

ARTIKEL III

Het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer3, bijlage I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd.

A

Voorschrift 4.6, onder b en c, komt te luiden:

b. dat grove bedrijfsafvalstoffen bevat, of

c. dat snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

B

Voorschrift 4.7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een slibvangput en een olie-afscheider waardoor bedrijfsafvalwater wordt geleid:

    a. werken doelmatig,

    b. voldoen aan NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen,

    c. worden gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen, en

    d. zijn te allen tijde voor controle bereikbaar.

    Van het ledigen en reinigen van de slibvangput en de olie-afscheider wordt een logboek bijgehouden.

C

In voorschrift 4.7, tweede lid, wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

D

In voorschrift 4.7, derde lid, wordt «vetafscheider» vervangen door «olie-afscheider» en vervalt voor «correctiebladen»: «de»

E

Aan voorschrift 4.7 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder b, en de voorschriften op grond van het tweede lid, kunnen slibvangputten en olie-afscheiders ook voldoen aan regels die ten aanzien van slibvangputten en olie-afscheiders gelden in andere lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en waarmee een ten minste met de in het eerste lid, onder b, en het tweede lid bedoelde voorschriften gelijkwaardige bescherming voor het milieu wordt bereikt.

  • 5. Een slibvangput en een olie-afscheider voldoen in elk geval aan regels als bedoeld in het vierde lid, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling waaruit blijkt dat een instelling, gevestigd in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, welke instelling in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van slibvangputten en olie-afscheiders, bij een keuring heeft vastgesteld dat de voorzieningen voldoen aan deze regels.

F

In voorschrift 4.8 wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

ARTIKEL IV

Het Besluit tankstations milieubeheer4, bijlage I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd.

A

Voorschrift 11.4, onder b en c, komt te luiden:

b. het geen grove bedrijfsafvalstoffen bevat, en

c. het geen snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

B

In voorschrift 11.6 wordt «de gemiddelde korreldiameter van zand groter is dan 0,5 mm, bepaald volgens DIN 4188,» vervangen door: dat snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

C

Voorschrift 12.1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een slibvangput en een olie-afscheider als bedoeld in de voorschriften 1.4 en 11.5:

    a. werken doelmatig,

    b. voldoen aan NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen,

    c. worden gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen, en

    d. zijn te allen tijde voor controle bereikbaar.

    Van het ledigen en reinigen van de slibvangput en de olie-afscheider wordt een logboek bijgehouden.

D

In voorschrift 12.1, tweede lid, wordt na « onder b» ingevoegd «en c».

E

In voorschrift 12.1, derde lid, wordt «vetafscheider» vervangen door «olie-afscheider» en vervalt voor «correctiebladen»: «de»

F

Aan voorschrift 12.1 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder b, en de voorschriften op grond van het tweede lid, kunnen slibvangputten en olie-afscheiders ook voldoen aan regels die ten aanzien van slibvangputten en olie-afscheiders gelden in andere lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en waarmee een ten minste met de in het eerste lid, onder b, en het tweede lid bedoelde voorschriften gelijkwaardige bescherming voor het milieu wordt bereikt.

  • 5. Een slibvangput en een olie-afscheider voldoen in elk geval aan regels als bedoeld in het vierde lid, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling waaruit blijkt dat een instelling, gevestigd in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, welke instelling in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van slibvangputten en olie-afscheiders, bij een keuring heeft vastgesteld dat de voorzieningen voldoen aan deze regels.

G

In voorschrift 12.2 wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

ARTIKEL V

Het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer5, bijlage I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd.

A

In de aanhef van voorschrift 1.1.4b wordt «op een openbaar riool wordt gebracht» vervangen door: op een openbaar riool worden gebracht.

B

In voorschrift 2.4 wordt «open grondteelt» vervangen door: open grondsteelt.

C

Voorschrift 6.7, onder b en c, komt te luiden:

b. het geen grove bedrijfsafvalstoffen bevat, en

c. het geen snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

D

Voorschrift 8.9, onder b en c, komt te luiden:

b. dat grove bedrijfsafvalstoffen bevat, of

c. dat snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat met een korreldiameter van meer dan 0,75 mm, bepaald met een testzeef volgens ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

E

Voorschrift 8.12, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een slibvangput en een olie-afscheider waardoor bedrijfsafvalwater wordt geleid:

    a. werken doelmatig,

    b. voldoen aan NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen,

    c. worden gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7089, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met de daarop in 1992 en 1993 uitgegeven correctiebladen, en

    d. zijn te allen tijde voor controle bereikbaar.

    Van het ledigen en reinigen van de slibvangput en de olie-afscheider wordt een logboek bijgehouden.

F

In voorschrift 8.12, tweede lid, wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

G

In voorschrift 8.12, derde lid, wordt «vetafscheider» vervangen door «olie-afscheider» en vervalt voor «correctiebladen»: «de»

H

Aan voorschrift 8.12 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder b, en de voorschriften op grond van het tweede lid, kunnen slibvangputten en olie-afscheiders ook voldoen aan regels die ten aanzien van slibvangputten en olie-afscheiders gelden in andere lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en waarmee een ten minste met de in het eerste lid, onder b, en het tweede lid bedoelde voorschriften gelijkwaardige bescherming voor het milieu wordt bereikt.

  • 5. Een slibvangput en een olie-afscheider voldoen in elk geval aan regels als bedoeld in het vierde lid, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling waaruit blijkt dat een instelling, gevestigd in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, welke instelling in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van slibvangputten en olie-afscheiders, bij een keuring heeft vastgesteld dat de voorzieningen voldoen aan deze regels.

I

In voorschrift 8.13 wordt na «onder b» ingevoegd «en c».

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de negenentwintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 december 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de achttiende maart 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Op 1 maart 1996 is het besluit van 19 januari 1996, houdende het opnemen van voorschriften in enkele algemene maatregelen van bestuur gebaseerd op artikel 8.40 Wet milieubeheer met betrekking tot het brengen van bedrijfsafvalwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater (Stb. 45) in werking getreden. Dat besluit maakte onderdeel uit van een meer omvangrijke aanpassing van regelgeving aan richtlijn nr. 91/271/EEG van 21 mei 1992 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135). In bovengenoemd besluit zijn enkele onvolkomenheden over het hoofd gezien. In het onderhavige besluit worden deze onvolkomenheden gerepareerd. De twee belangrijkste zijn de volgende:

– In enkele voorschriften over slibvangputten en olie-afscheiders is in het eerste en derde lid abusievelijk van vetafscheider in plaats van olie-afscheider gesproken.

– De verwijzing naar DIN 4188 als bepalingsmethode is onjuist omdat deze bepalingsmethode niet meer geldt. Verwezen moet worden naar ISO 3310-1, uitgave juli 1990.

Bovendien is in het besluit naar aanleiding van een opmerking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de notificatie van de Regeling slibvangputten en vet- of olie-afscheiders op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 (PbEG L 109) betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (98/0174/NL) bij gelegenheid van het nader rapport een bepaling van wederzijdse erkenning opgenomen met betrekking tot slibvangputten en vet- en olie-afscheiders.

Omdat de genoemde regeling specifieke technische voorschriften geeft die het voldoen aan Nederlandse normen voor vervaardiging en certificering verplicht stellen, drong de Commissie er op aan dat in die regeling een bepaling met betrekking tot de wederzijdse erkenning werd opgenomen van slibvangputten en vet-en olie-afscheiders die op rechtmatige wijze zijn geproduceerd en/of op de markt gebracht in een andere EU-lidstaat of afkomstig zijn van een bij de europese vrijhandelsassociatie aangesloten EER-staat, en wel volgens zodanige technische voorschriften dat daardoor een passend en voldoende niveau van milieubescherming wordt bereikt. Aan dit verzoek van de Commissie is gevolg gegeven, zij het niet in de regeling maar door middel van het onderhavige besluit. De eis dat slibvangputten en vet- en olie-afscheiders aan Nederlandse normen (NEN) moeten voldoen staat immers in de betreffende algemene maatregelen van bestuur gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. Het is dan ook logischer en wetstechnisch ook zuiverder om de bepaling van wederzijdse erkenning in die maatregelen op te nemen.

Een drietal onlangs in werking getreden algemene maatregelen van bestuur ingevolge artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer en het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer) zal afzonderlijk worden aangepast

Het ontwerp-besluit is op 6 november 1997 ingevolge artikel 8 van de bovengenoemde richtlijn voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (97/0789/NL).

Door dit besluit wordt een internationale norm waarvan de toepassing op basis van vrijwilligheid plaatsvond (ISO 3310-1, uitgave juli 1990) verplicht gesteld. Artikel 8, eerste lid, van de richtlijn wordt zodanig uitgelegd dat in een dergelijk geval de notificatieprocedure gevolgd moet worden.

In het kader van de notificatieprocedure heeft het Verenigd Koninkrijk opgemerkt dat bij verwijzingen naar ISO-normen de formulering «of gelijkwaardige normen» zou moeten worden toegevoegd. Er zou naar de mening van het Verenigd Koninkrijk aangenomen kunnen worden dat voor ISO-normen het principe van gelijkwaardigheid niet geldt omdat de ISO-leden in principe ingestemd hebben in het vrijwillig gebruik ervan. Aan deze opmerking is geen gevolg gegeven omdat het in de verwijzing naar de ISO-norm gaat om een bepalingsmethode met behulp waarvan eenduidig de korreldiameter wordt bepaald. Andere bepalingsmethoden – ook al zijn ze gelijkwaardig – kunnen andere uitkomsten hebben. Het aanwijzen van gelijkwaardige bepalingsmethoden is daarom ongewenst.

Het ontwerp-besluit is op 15 januari 1998 ingevolge de op 15 april 1994 te Marrakech gesloten Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) voorgelegd aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie (G/TBT/Notif.98.3)).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1990, 51, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 april 1996, Stb. 228.

XNoot
2

Stb. 1990, 52, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 januari 1996, Stb. 45.

XNoot
3

Stb. 1991, 324, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 augustus 1998, Stb. 539.

XNoot
4

Stb. 1994, 53, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 april 1996, Stb. 228.

XNoot
5

Stb. 1994, 107, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 augustus 1998, Stb. 539.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 april 1999, nr. 70.

Naar boven