Besluit van 20 februari 1999, houdende aanpassing van het Mediabesluit aan de Telecommunicatiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 10 december 1998, nr. MLB/JZ/1998/52.783;

Gelet op de artikelen 42, vijfde lid, 52, tweede lid, 67, derde lid, 71g, tweede en derde lid, 82f, derde lid, 131, 132, derde lid, en 168 van de Mediawet;

De Raad van State gehoord (advies van 12 januari 1999, nr. W05.98.0585);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, van 10 februari 1999, nr. MLB/JZ/1999/3924;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Mediabesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 1 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 1. PUBLIEKE OMROEP

B

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

2. In het vierde lid wordt «lokaal omroepprogramma» vervangen door «programma voor lokale omroep» en wordt «draadomroepinrichting» vervangen door: omroepnetwerk.

C

In artikel 19, vierde lid, eerste volzin, wordt «het zendernet» vervangen door: de omroepzender of omroepzenders.

D

Artikel 20, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «het zendernet» vervangen door: de omroepzender of omroepzenders.

b. In de derde volzin wordt «lokaal omroepprogramma» vervangen door «programma voor lokale omroep» en wordt «draadomroepinrichting» vervangen door: omroepnetwerk.

E

In artikel 21, eerste lid, wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

F

In artikel 22, tweede lid, eerste volzin, wordt «het zendernet» vervangen door: de omroepzender of omroepzenders.

G

In hoofdstuk I wordt het opschrift van afdeling 2a vervangen door:

AFDELING 2a. UITZENDING DOOR MIDDEL VAN OMROEPNETWERKEN

H

In artikel 25c wordt «Een regionaal programma» vervangen door: Een programma voor regionale omroep.

I

In artikel 31, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel r, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet.

J

Het opschrift van hoofdstuk 3 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 3. COMMERCIËLE OMROEP

K

In hoofdstuk 3 vervalt het opschrift van afdeling 1.

L

In artikel 52h, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel r, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet.

M

In artikel 52i, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel r, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet.

N

Artikel 52k wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel e, wordt «een aantal beelden met alfanumerieke gegevens of andere stilstaande beelden» vervangen door: stilstaande beelden.

2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:

  • 6. Het Commissariaat voor de Media kan met betrekking tot een programma voor bijzondere omroep in bijzondere gevallen tijdelijk gedeeltelijke ontheffing verlenen van het eerste lid, met dien verstande dat het percentage niet lager gesteld kan worden dan tien.

O

Artikel 52l wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een programma voor bijzondere omroep.

P

Artikel 52n wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «een aantal beelden met alfanumerieke gegevens en andere stilstaande beelden» vervangen door: stilstaande beelden.

2. In onderdeel b wordt «zender of draadomroepinrichting» vervangen door: omroepzender of omroepnetwerk.

Q

In hoofdstuk 3 vervalt het opschrift van afdeling 2.

R

De artikelen 53a en 53b vervallen.

S

Het opschrift van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 4. HET UITZENDEN VAN PROGRAMMA'S

T

Artikel 53c, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, kan worden bepaald dat in afwijking van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet voor de uitzending van de radioprogramma's van eenzelfde instelling meer frequentieruimte mag worden gebruikt dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties.

U

In artikel 55, eerste lid, onderdeel c, wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

V

In artikel 60, eerste tot en met vierde lid, wordt in de aanhef van de desbetreffende leden «tenminste» telkens vervangen door: ten minste.

W

In artikel 68, eerste lid, wordt «zender» vervangen door: omroepzender.

X

In artikel 69 wordt «het zendernet» vervangen door: de omroepzender of omroepzenders.

Y

In artikel 70, tweede lid, onderdeel d, wordt «zender» vervangen door: omroepzender.

Z

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82

Dit besluit wordt aangehaald als: Mediabesluit.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (kamerstukken 25 312) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan artikel I, onderdelen I, L en M, van dit besluit, wordt in artikel I, onderdelen I, L en M, van dit besluit «artikel 1, onderdeel ll» telkens vervangen door: artikel 1, onderdeel kk.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (kamerstukken 25 312) tot wet wordt verheven en op hetzelfde tijdstip als of op een later tijdstip dan artikel I, onderdelen I, L en M, van dit besluit in werking treedt, wordt het Mediabesluit als volgt gewijzigd:

A

In artikel 31, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel kk, van de Mediawet.

B

In artikel 52h, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel kk, van de Mediawet.

C

In artikel 52i, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet» vervangen door: artikel 1, onderdeel kk, van de Mediawet.

ARTIKEL IV

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen I, L, M, N, O, P, U en V, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 december 1998.

  • 2. Artikel I, onderdelen I, L, M, N, O, P, U en V, van dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van het artikel verschillend kan worden vastgesteld en waarbij terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met een daarbij te bepalen tijdstip dat voor de verschillende onderdelen van het artikel verschillend kan worden vastgesteld. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, en gedurende die termijn niet door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de in artikel I, onderdelen I, L, M, N, O, P, U en V, van het onderhavige besluit geregelde onderwerpen bij wet worden geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 februari 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Uitgegeven de negende maart 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

In artikel 19.7 (zie voorts de artikelen 19.17 en 19.18) van de Telecommunicatiewet is een groot aantal bepalingen van de Mediawet gewijzigd, met het doel te komen tot een duidelijke afbakening tussen de telecommunicatie- en mediawetgeving. Dit besluit strekt ertoe het Mediabesluit daaraan aan te passen. Daarbij gaat het om wijzigingen van terminologische aard. Zo wordt onder meer «draadomroepinrichting» vervangen door «omroepnetwerk» en «zender» door «omroepzender». Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om redactionele verbeteringen in het Mediabesluit aan te brengen. Een voorbeeld daarvan is het telkens vervangen van «tenminste» door «ten minste», daar waar «minimaal» is bedoeld.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen J, K, N, tweede onderdeel, O, tweede onderdeel, Q en R

Een van de terminologische aanpassingen heeft betrekking op de voorheen als abonnee-programma aangeduide programma's. Daarvoor gelden ingevolge de Mediawet de bepalingen inzake commerciële omroep. Dit betekent dat de bepaling in het Mediabesluit die bepalingen inzake commerciële omroep van overeenkomstige toepassing verklaarde op de verzorger van een abonneeprogramma en bepalingen inzake abonneeprogramma's die inhoudelijk overeenkwamen met de bepalingen inzake commerciële omroep zijn geschrapt (artikel I, onderdelen J, K, Q en R). In beperkte mate golden er echter bijzondere regels voor abonneeprogramma's die afweken van de regels inzake commerciële omroep (artikelen 52l en 53b, zesde lid, Mediabesluit – oud). Die bijzondere regels zijn (met aanpassing van de terminologie) gehandhaafd (artikel I, onderdelen N, tweede onderdeel, en O, tweede onderdeel).

Artikelen II en III

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (kamerstukken 25 312) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 1 van de Mediawet onderdeel ll geletterd tot onderdeel kk. Aangezien in artikel I, onderdelen I, L en M, van het onderhavige besluit artikelen van het Mediabesluit zodanig worden gewijzigd dat daarin wordt verwezen naar artikel 1, onderdeel ll, van de Mediawet, dient het onderhavige besluit op het hiervoor genoemde wetsvoorstel te worden afgestemd. In de artikelen II en III van het onderhavige besluit is daarvoor een voorziening getroffen.

Artikel IV

Het eerste onderdeel van dit artikel bepaalt onder meer dat dit besluit terug werkt tot en met 15 december 1998. Met ingang van die datum is namelijk de Telecommunicatiewet grotendeels in werking getreden. Het verlenen van terugwerkende kracht is in casu niet bezwaarlijk, omdat het in dit besluit zoals gezegd gaat om terminologische aanpassingen en redactionele verbeteringen en derhalve niet om een belastende regeling.

De tweede volzin in het tweede onderdeel van dit artikel vloeit voort uit artikel 175 van de Mediawet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg


XNoot
1

Stb. 1992, 617, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 mei 1998, Stb. 327.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 april 1999, nr. 70.

Naar boven