Wet van 16 december 1998, tot wijziging van de Opiumwet om onderscheid te kunnen maken tussen Opiumwetmiddelen bij het geven van regels voor het voorschrijven van Opiumwetmiddelen op recept

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Opiumwet zodanig te wijzigen dat ter zake van het voorschrijven van Opiumwetmiddelen op recept, in het belang van de volksgezondheid onderscheid kan worden gemaakt tussen Opiumwetmiddelen, alsmede enige bepalingen van die wet redactioneel aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Opiumwet1 wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 2, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Het is verboden de middelen, vermeld op de bij deze wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid:

    A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

    B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

    C. aanwezig te hebben;

    D. te vervaardigen.

B. Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden een middel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of 3, voor te schrijven op recept, tenzij het middel daartoe, in het belang van de volksgezondheid, is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Bij de maatregel kunnen voorschriften worden gesteld ter zake van het recept en het doel waarvoor een middel wordt voorgeschreven.

    Een krachtens de eerste volzin vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

    Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. In het belang van de volksgezondheid kan, in afwijking van de eerste volzin, bij ministeriële regeling een middel worden aangewezen dat mag worden voorgeschreven op recept, zolang het middel tevens is aangewezen krachtens artikel 2, derde lid.

C. Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. Onverminderd de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften ter zake van de aflevering van Opiumwetmiddelen op recept, is een verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder B, C en D, en in artikel 3, eerste lid, onder B, C en D, niet van toepassing voor zover Onze Minister schriftelijk verlof heeft gegeven tot het verrichten van een in die bepalingen bedoelde handeling. Voor een verlof kan een jaarlijkse vergoeding worden geheven volgens een tarief dat overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt bepaald.

  • 2. Een verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder B en C, en in artikel 3, eerste lid, onder B en C, is tevens niet van toepassing:

    a. ten aanzien van gevestigde apothekers en apotheekhoudende artsen, indien zij krachtens artikel 4, eerste lid, aangewezen middelen voor geneeskundige doeleinden bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben en deze werkzaamheden geschieden binnen de normale beroepsuitoefening;

    b. ten aanzien van dierenartsen, indien zij krachtens artikel 4, eerste lid, aangewezen middelen voor diergeneeskundige doeleinden verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 december 1998

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negentiende januari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1976, 425, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 737.

Handelingen II 1997/98, blz. 6433–6446; 1998/99, blz. 188.

Kamerstukken I 1998/99, 25 737 (13, 13a, 13b).

Handelingen I 1998/99, blz. 259.

Naar boven