Besluit van 30 januari 1998, houdende regels met betrekking tot de kwaliteit en het op of in de bodem brengen van overige organische meststoffen (Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 oktober 1997, Directie Juridische Zaken, nr. J.977882;

Overwegende, dat het noodzakelijk is om zowel in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor meststoffen zijn bestemd als in het belang van de bescherming van de bodem, alsmede ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1986, nr. 86/278/EEG, betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG L 181/6), regels te stellen betreffende de kwaliteit en het gebruik van zuiveringsslib, compost en zwarte grond;

Gelet op de artikelen 1, 3, eerste lid, 7, 61, eerste lid, en 64 van de Meststoffenwet voor zover het betreft de artikelen 1, eerste lid, 2 tot en met 11 en 38 van dit besluit, alsmede gelet op de artikelen 6, 7, 15, 65, 91 en 92 van de Wet bodembescherming voor zover het betreft de artikelen 1 en 12 tot en met 38 van dit besluit;

De Raad van State gehoord (advies van 26 november 1997, nr. W11.97.0704);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 januari 1998, Directie Juridische Zaken, nr. J.9714329;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. zuiveringsslib:

    1° slib dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van een installatie voor de zuivering van huishoudelijk, stedelijk, industrieel dan wel ander afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater;

    2° slib dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van septictanks en andere installaties voor de verzameling, afvoer en behandeling van afvalwater met uitzondering van vet- en zandvangers;

    b. vloeibaar zuiveringsslib: zuiveringsslib dat verpompbaar is;

    c. steekvast zuiveringsslib: zuiveringsslib dat niet verpompbaar is;

    d. compost: produkt, waaronder mede begrepen het in onderdeel e bedoelde produkt, dat geheel of grotendeels bestaat uit één of meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een zodanig stabiel eindprodukt dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt, mits blijkens door de producent over te leggen gegevens dit produkt kennelijk niet geheel of grotendeels is geproduceerd uit dierlijke meststoffen;

    e. zeer schone compost: compost die voldoet aan de in de bij dit besluit behorende bijlage III gestelde eisen;

    f. zwarte grond: mengsel van bodembestanddelen en bewerkte organische afvalstoffen;

    g. gebruik van zuiveringsslib, compost of zwarte grond: op of in de bodem brengen van zuiveringsslib, compost of zwarte grond;

    h. jaar: kalenderjaar;

    i. emissie-arm aanwenden: gebruiken van zuiveringsslib of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond overeenkomstig de voorschriften die voor de desbetreffende situatie zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage V.

  • 2. Onder dierlijke meststoffen, landbouw, landbouwgrond, bouwland, maïsland, grasland, hectare, grond waarop zich een houtopstand bevindt, natuurterrein, overige grond, tot het bedrijf behorende oppervlakte grond, veenkoloniaal bouwplan en niet-beteelde grond wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen (Stb. 1987, 114).

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt voor de toepassing van hoofdstuk 3 van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 21 en 25, onder dierlijke meststoffen verstaan: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet die geheel of gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren, waaronder mede wordt begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- en darminhoud van dieren.

  • 4. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt onder bouwland tevens verstaan grond waarop een houtopstand is aangelegd die valt onder de vrijstelling, bedoeld in de Beschikking vrijstelling meldings- en herplantplicht (Stcrt. 1982, 195).

  • 5. Voor de toepassing van de artikelen 18 tot en met 21 en 23 is de situatie op 1 juli van het jaar waarin zuiveringsslib, compost of zwarte grond wordt gebruikt, bepalend voor de vraag of sprake is van bouwland, maïsland of grasland, met dien verstande dat indien op 1 juli van het desbetreffende jaar landbouwgrond niet wordt beteeld, deze grond wordt aangemerkt als bouwland, tenzij de grond het gehele jaar niet wordt beteeld, in welk geval de grond wordt aangemerkt als overige grond.

  • 6. Voor de toepassing van de artikelen 29 en 30 wordt onder bouwland niet verstaan grond waarop tuinbouw in glasopstanden wordt uitgeoefend.

HOOFDSTUK 2. REGELEN AANGAANDE DE KWALITEIT

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2

Het is verboden zuiveringsslib, compost of zwarte grond als zodanig te verhandelen indien niet is voldaan aan de voor het desbetreffende produkt bij of krachtens dit besluit gestelde samenstellingseisen en hetgeen overigens bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 10 is bepaald.

Paragraaf 2. Zuiveringsslib

Artikel 3

Zuiveringsslib dient te zijn behandeld langs biologische, chemische of thermische weg, door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procédé, dat tot gevolg heeft dat het grootste deel van de in het zuiveringsslib aanwezige pathogene organismen afsterft.

Artikel 4

  • 1. De samenstelling van zuiveringsslib dient tot en met 31 december 1994 te voldoen aan de in de bij dit besluit behorende bijlage I, onder A, gestelde eisen.

  • 2. Met ingang van 1 januari 1995 dient de samenstelling van zuiveringsslib te voldoen aan de in de bij dit besluit behorende bijlage I, onder B, gestelde eisen.

  • 3. Indien op enig tijdstip het stellen van aanvullende regels met betrekking tot de samenstelling van zuiveringsslib dringend noodzakelijk is en naar het oordeel van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de totstandkoming van een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht, kan hij in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een regeling terzake vaststellen.

  • 4. De in het derde lid bedoelde regeling vervalt één jaar nadat zij in werking is getreden, of, indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop die algemene maatregel van bestuur in werking treedt. De termijn kan door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer eenmaal bij een met redenen omkleed besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, met ten hoogste één jaar worden verlengd.

Artikel 5

  • 1. Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan bepalen dat zuiveringsslib, afkomstig van een installatie waarin zuiveringsslib wordt geproduceerd dan wel van een installatie waarin zuiveringsslib wordt be- of verwerkt, gedurende een bepaalde periode niet meer mag worden verhandeld.

  • 2. Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid slechts gebruik indien naar zijn oordeel bij herhaling is gebleken, op basis van de voorgeschreven bemonstering en analyse, dat het door de desbetreffende installatie geproduceerde, be- of verwerkte zuiveringsslib niet aan de in de bij dit besluit behorende bijlage I, onder A onderscheidenlijk onder B, bedoelde eisen voldoet.

Paragraaf 3. Compost

Artikel 6

  • 1. De samenstelling van compost, niet zijnde zeer schone compost, dient tot en met 31 december 1994 te voldoen aan de in de bij dit besluit behorende bijlage II, onder A, gestelde eisen.

  • 2. Met ingang van 1 januari 1995 dient de samenstelling van compost, niet zijnde zeer schone compost, te voldoen aan de in de bij dit besluit behorende bijlage II, onder B, gestelde eisen.

  • 3. De samenstelling van compost die geheel of grotendeels bestaat uit zuiveringsslib dient te voldoen aan de samenstellingseisen, met uitzondering van het organische stofgehalte en de zuurbindende waarde, met betrekking tot zuiveringsslib.

  • 4. De artikelen 4, derde en vierde lid, en 5 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot compost.

Paragraaf 4. Zwarte grond

Artikel 7

  • 1. De samenstelling van zwarte grond dient te voldoen aan de in de bij dit besluit behorende bijlage IV gestelde eisen.

  • 2. Artikel 4, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot zwarte grond.

Paragraaf 5. Bemonstering, analyse en certificering

Artikel 8

  • 1. Ten aanzien van zuiveringsslib, compost en zwarte grond dient te worden voldaan aan door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gestelde regels omtrent bemonstering en analyse, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de methode van bemonstering en analyse, de frequentie waarmee deze moeten plaatsvinden, de stoffen waarop de analyse betrekking dient te hebben, de erkenning en registratie van de instanties die de bemonstering en analyse dienen uit te voeren, op de intrekking van zodanige erkenning en registratie, alsmede op het bewaren en overleggen van de analyseresultaten.

  • 2. Ten aanzien van zuiveringsslib, compost en zwarte grond dient te worden voldaan aan door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gestelde regels omtrent certificering, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de methode van certificering, de frequentie waarmee deze moet plaatsvinden, alsmede op het bewaren en overleggen van de certificaten.

  • 3. Zuiveringsslib, compost of zwarte grond dienen bij het verhandelen te allen tijde vergezeld te gaan van een afschrift van de in het eerste lid bedoelde analyseresultaten dan wel de in het tweede lid bedoelde certificaten.

  • 4. Het is een instantie als bedoeld in het eerste lid verboden bemonsteringen of analyses uit te voeren en analyseresultaten af te geven, indien zij niet beschikt over de in dat lid bedoelde erkenning en registratie.

  • 5. Het is een instantie als bedoeld in het eerste lid, verboden onjuiste analyseresultaten of anderszins onjuiste gegevens af te geven.

Artikel 8a

Artikel 8 is niet van toepassing op zuiveringsslib, compost en zwarte grond die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie danwel rechtmatig zijn geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en die aan ten minste even strenge eisen voldoen en vergezeld gaan van een analyserapport dat voldoende informatie verschaft over de samenstelling van het product en is afgegeven door een in die lidstaat of staat erkend laboratorium dat gelijkwaardig is aan een in Nederland voor dit doel erkend laboratorium.

Paragraaf 6. Registers

Artikel 9

  • 1. Producenten en be- of verwerkers van zuiveringsslib, compost of zwarte grond, zijn verplicht een register bij te houden, waarin met betrekking tot deze produkten ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:

    a. de hoeveelheid geproduceerd, be- of verwerkt zuiveringsslib, compost of zwarte grond en de hoeveelheid verhandeld produkt, uitgedrukt in tonnen;

    b. de samenstelling en de eigenschappen van het desbetreffende produkt voor zover het betreft de gehalten aan droge stof en fosfaat, en indien het zuiveringsslib betreft, tevens het gehalte aan stikstof en de pH-waarde, alsmede de ingevolge de bij dit besluit behorende bijlagen I tot en met IV voor de desbetreffende produkten geldende parameters en die gegevens die voortvloeien uit de nadere regels welke Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij krachtens dit besluit met betrekking tot de samenstelling heeft gesteld;

    c. de namen en adressen van de afnemers van het desbetreffende produkt, de aan hen geleverde hoeveelheden en de samenstelling van het geleverde produkt;

    d. gegevens omtrent de bemonstering van het desbetreffende produkt, als bedoeld in artikel 8;

    e. indien het zuiveringsslib betreft, een omschrijving van de in artikel 3 bedoelde behandelingsmethode voor zuiveringsslib.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens dienen binnen vier weken nadat produktie, be- of verwerking dan wel afzet heeft plaatsgevonden, in het register te worden opgenomen.

  • 3. Het register dient te worden bijgehouden overeenkomstig een door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgesteld model.

  • 4. Omtrent de inhoud en het bijhouden van het register kunnen door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij nadere regels worden gesteld.

  • 5. De registers worden jaarlijks per 31 december afgesloten.

  • 6. Producenten en be- of verwerkers van zuiveringsslib, compost of zwarte grond zijn verplicht de afgesloten registers over een jaar voor 1 maart van het daaropvolgende jaar te doen toekomen aan gedeputeerde staten van de provincie waar de installatie voor produktie, be- of verwerking is gevestigd.

  • 7. Producenten en be- of verwerkers van zuiveringsslib, compost of zwarte grond dienen alle in het eerste lid genoemde in de registers te vermelden gegevens gedurende vijf jaren na afloop van het jaar waarop deze betrekking hebben, te bewaren.

  • 8. Producenten en be- of verwerkers van zuiveringsslib, compost of zwarte grond zijn verplicht de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde gegevens bij het verhandelen van deze produkten aan de afnemers van deze produkten te verstrekken door middel van de in artikel 8 bedoelde schriftelijke stukken.

Artikel 10

  • 1. De in artikel 9 genoemde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing op handelaren in, niet tevens zijnde producenten of be- of verwerkers van zuiveringsslib, compost of zwarte grond.

  • 2. De in artikel 9 genoemde verplichtingen zijn niet van toepassing op degene die compost produceert uit op zijn landbouwbedrijf dan wel uit zijn particuliere huishouding vrijgekomen organische afvalstoffen, voor zover de compost niet is bestemd om te worden verhandeld.

Artikel 11

  • 1. Gedeputeerde staten dienen elk in de artikelen 9, zesde lid en 10 bedoeld register, afkomstig van producenten, be- en verwerkers van en handelaren in zuiveringsslib, compost of zwarte grond gedurende vijf jaren na afloop van het jaar waarop het desbetreffende register betrekking heeft te bewaren.

  • 2. Gedeputeerde staten maken aan de hand van de ontvangen registers jaarlijks een rapport omtrent de produktie van zuiveringsslib, compost en zwarte grond en de afzet van deze produkten, waarin de hoeveelheid en de kwaliteit van het geproduceerde en geleverde zuiveringsslib, de compost en de zwarte grond alsmede de samenstelling van de produkten worden vermeld.

  • 3. Gedeputeerde staten doen het in het tweede lid bedoelde rapport voor 1 september van het jaar volgend op het in artikel 9, vijfde lid, bedoelde, toekomen aan Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

HOOFDSTUK 3. REGELEN AANGAANDE HET GEBRUIK

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 12

  • 1. Het is verboden zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken, indien niet is voldaan aan de in de bij dit besluit behorende bijlagen met betrekking tot de desbetreffende produkten gestelde samenstellingseisen en hetgeen overigens bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 10 is bepaald.

  • 2. De in de artikelen 18 tot en met 20 en 23 gestelde verboden gelden onverminderd de in de artikelen 21 en 25 gestelde verboden.

  • 3. De in de artikelen 21 en 25 gestelde verboden gelden onverminderd de in de artikelen 18 tot en met 20 en 23 gestelde verboden.

  • 4. De in de artikelen 21, 23 en 25 bedoelde hoeveelheden fosfaat in zuiveringsslib dan wel compost worden vastgesteld overeenkomstig de krachtens artikel 8 daaromtrent gestelde regels.

Artikel 13

  • 1. Het is verboden in enig jaar zuiveringsslib of compost, een mengsel van deze stoffen dan wel een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen te gebruiken.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing, indien de producent respectievelijk de gebruiker met behulp van de gegevens, bedoeld in de artikelen 8a en 9 van het Besluit mestbank en mestboekhouding, dan wel met behulp van gegevens bedoeld in de bij of krachtens de artikelen 8, 9, achtste lid en 16 van het onderhavige besluit gestelde regels, dan wel met behulp van andere aanvullende schriftelijke gegevens, aannemelijk maakt dat:

    a. op de tot het bedrijf van de producent respectievelijk de gebruiker behorende oppervlakte grond geen grotere hoeveelheid zuiveringsslib of compost, een mengsel van deze stoffen dan wel een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen is gebruikt dan op grond van de artikelen 18 tot en met 21, 23 en 25 is toegestaan, en

    b. met betrekking tot het gebruikte zuiveringsslib, de gebruikte compost of de gebruikte zwarte grond is voldaan aan de in het onderhavige besluit gestelde samenstellingseisen, en

    c. met betrekking tot het gebruikte zuiveringsslib of de gebruikte compost is voldaan aan de in de artikelen 14, 15 en 17 bedoelde verplichtingen met betrekking tot bemonstering en analyse van de bodem.

  • 3. Bij het in het tweede lid bedoelde aannemelijk maken worden de gegevens, bedoeld in de bij of krachtens de artikelen 8a en 9 van het Besluit mestbank en mestboekhouding gestelde regels, dan wel in de bij of krachtens de artikelen 8, 9, achtste lid, en 16 van het onderhavige besluit gestelde regels niet in aanmerking genomen indien deze regels niet of niet volledig door de betrokkenen zijn nageleefd.

Paragraaf 2. Landbouwgrond

Artikel 14

Onverminderd de overige bepalingen opgenomen in dit hoofdstuk, is het verboden op landbouwgrond zuiveringsslib te gebruiken, tenzij voorafgaand aan het gebruik en overeenkomstig het bepaalde krachtens dit besluit een bemonstering en analyse van de bodem waarop het zuiveringsslib zal worden gebruikt, hebben plaatsgevonden.

Artikel 15

  • 1. Onverminderd de overige bepalingen van dit hoofdstuk is het verboden op landbouwgrond compost, niet zijnde zeer schone compost, te gebruiken, tenzij voorafgaand aan het gebruik en overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit besluit een bemonstering en analyse van de bodem waarop de compost zal worden gebruikt, hebben plaatsgevonden.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing gedurende zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van zeer schone compost noch op het gebruik van compost die door de gebruiker zelf is vervaardigd uit op zijn landbouwbedrijf dan wel uit zijn particuliere huishouding vrijgekomen organische afvalstoffen.

Artikel 16

  • 1. Omtrent de in de artikelen 14 en 15 bedoelde bemonstering en analyse worden door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer regels gesteld, die onder meer betrekking kunnen hebben op de methode van bemonstering en analyse, de frequentie waarmee de bemonstering en analyse moeten plaatsvinden, de erkenning en registratie van instanties die de bemonstering en analyse dienen uit te voeren, op de intrekking van zodanige erkenning en registratie, alsmede op het bewaren en overleggen van de analyseresultaten.

  • 2. Artikel 8, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

Het is verboden zuiveringsslib of compost te gebruiken indien uit de in de artikelen 14 en 15 bedoelde bemonstering en analyse blijkt dat een of meer van de in de bodem aanwezige stoffen de krachtens de bij dit besluit behorende bijlage IV geldende toetsingswaarden overschrijden.

Artikel 18

Het is verboden vloeibaar zuiveringsslib te gebruiken in een grotere hoeveelheid dan:

a. 2 ton droge stof per hectare per jaar op bouwland of op maïsland;

b. 1 ton droge stof per hectare per jaar op grasland.

Artikel 19

  • 1. Het is verboden steekvast zuiveringsslib te gebruiken in een grotere hoeveelheid dan:

    a. 4 ton droge stof per hectare per twee jaren op bouwland of op maïsland;

    b. 2 ton droge stof per hectare per twee jaren op grasland.

  • 2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde perioden dient voor het betreffende aantal hectaren het grondgebruik ongewijzigd te blijven.

Artikel 20

  • 1. Het is verboden compost te gebruiken in een grotere hoeveelheid dan:

    a. 6 ton droge stof per hectare per jaar dan wel 12 ton droge stof per hectare per twee jaren op bouwland of op maïsland;

    b. 3 ton droge stof per hectare per jaar dan wel 6 ton droge stof per hectare per twee jaren op grasland.

  • 2. Indien de compost geheel of grotendeels bestaat uit zuiveringsslib zijn de artikelen 14 en 19 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De in het eerste lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op het gebruik van zeer schone compost.

  • 4. Gedurende de in het eerste lid bedoelde perioden dient voor het betreffende aantal hectaren het grondgebruik ongewijzigd te blijven.

Artikel 21

  • 1. Het is verboden zuiveringsslib of compost, een mengsel van deze stoffen of een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen, verschillende van deze meststoffen of dierlijke meststoffen tegelijkertijd of achtereenvolgens, dan wel een mengsel van zwarte grond met dierlijke meststoffen te gebruiken op bouwland in een grotere hoeveelheid, gemeten in kilogrammen fosfaat (kg P205) per hectare, dan:

    – 125 kg P205 per jaar tot en met 31 december 1994;

    – 110 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1995.

  • 2. Het is verboden zuiveringsslib of compost, een mengsel van deze stoffen of een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen, verschillende van deze meststoffen of dierlijke meststoffen tegelijkertijd of achtereenvolgens, dan wel een mengsel van zwarte grond met dierlijke meststoffen te gebruiken op maïsland in een grotere hoeveelheid, gemeten in kilogrammen fosfaat (kg P205) per hectare, dan:

    – 250 kg P205 per jaar tot en met 31 december 1992;

    – 200 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993;

    – 150 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994;

    – 110 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1995.

  • 3. Het is verboden zuiveringsslib of compost, een mengsel van deze stoffen of een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen, verschillende van deze meststoffen of dierlijke meststoffen tegelijkertijd of achtereenvolgens, dan wel een mengsel van zwarte grond met dierlijke meststoffen te gebruiken op grasland in een grotere hoeveelheid, gemeten in kilogrammen fosfaat (kg P205) per hectare dan:

    – 200 kg P205 per jaar tot en met 31 december 1994;

    – 150 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995;

    – 135 kg P205 per jaar met ingang van 1 januari 1996.

Artikel 22

De in de artikelen 20 en 21 gestelde verboden zijn niet van toepassing op het gebruik van compost die door de gebruiker zelf is vervaardigd uit op zijn landbouwbedrijf of uit zijn particuliere huishouding vrijgekomen organische afvalstoffen.

Paragraaf 3. Overige grond

Artikel 23

  • 1. Het is verboden op overige grond zuiveringsslib te gebruiken.

  • 2. Het is verboden op overige grond compost te gebruiken in een grotere hoeveelheid dan 6 ton droge stof per hectare per jaar, dan wel 12 ton droge stof per hectare per twee jaren.

  • 3. De in het tweede lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op het gebruik van zeer schone compost.

Artikel 24

  • 1. In afwijking van artikel 23, derde lid, is het toegestaan op overige grond compost te gebruiken bij wijze van eenmalige gift in een hoeveelheid van maximaal 200 ton droge stof per hectare, indien dit geschiedt ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een groenvoorziening, een recreatieterrein, een sportcomplex of een golfterrein, waarin bij een plan als bedoeld in de artikelen 7 en 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1962, 286), dan wel bij een besluit als bedoeld in artikel 19 van die wet is voorzien, en indien tenminste vier weken voorafgaande aan het gebruik een kennisgeving daarvan aan Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft plaatsgevonden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving dient te bevatten:

    a. naam en adres van de gebruiker;

    b. een nauwkeurige omschrijving van de aard van het project, als bedoeld in het eerste lid;

    c. een kadastrale aanduiding van de plaats waar het project wordt uitgevoerd alsmede een opgave van de oppervlakte van de locatie;

    d. het voorgenomen tijdstip van uitvoering van het project;

    e. naam en adres van de leverancier van het produkt;

    f. de gegevens, als bedoeld in artikel 8 van dit besluit, omtrent de hoedanigheid en samenstelling van het produkt.

  • 3. Met het in het eerste lid bedoelde gebruik mag eerst worden aangevangen, zodra een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving door de gebruiker is ontvangen.

Artikel 25

  • 1. Het is verboden op overige grond compost of een mengsel van deze stof met dierlijke meststoffen, dan wel verschillende van deze meststoffen tegelijkertijd of achtereenvolgens te gebruiken in een grotere hoeveelheid, gemeten in kilogrammen fosfaat (kg P205) per hectare, dan 70 kg P205 per jaar.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in geval van gebruik van compost als bedoeld in artikel 24.

Artikel 26

De in de artikelen 23 en 25 gestelde verboden zijn niet van toepassing op het gebruik van compost die door de gebruiker zelf is vervaardigd uit op zijn landbouwbedrijf of uit zijn particuliere huishouding vrijgekomen organische afvalstoffen.

Paragraaf 4. Natuurterrein

Artikel 27

Het is verboden op natuurterrein zuiveringsslib, compost of zwarte grond, een mengsel van deze stoffen of een mengsel van deze stoffen met dierlijke meststoffen te gebruiken.

Paragraaf 5. Regelen aangaande het uitrijden van overige organische meststoffen

Artikel 28

Het is verboden zuiveringsslib, compost of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op landbouwgrond, natuurterrein of overige grond indien de grond geheel of gedeeltelijk met sneeuw is bedekt.

Artikel 28a

Het is verboden zuiveringsslib te gebruiken of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib:

a. op weideland: gedurende de periode van beweiding;

b. op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen: minder dan drie weken voor de oogst;

c. op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen: gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit;

d. op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd: minder dan 10 maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst.

Artikel 29

  • 1. Het is tot en met 31 december 1992 verboden gedurende de maanden september, oktober, november en december, een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

  • 2. Het is verboden met ingang van 1 januari 1993, gedurende de maanden januari, september, oktober, november en december, een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

  • 3. Het is verboden met ingang van 1 januari 1994, gedurende de maanden januari, september, oktober, november en december, zuiveringsslib te gebruiken op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

Artikel 30

  • 1. Onverminderd de artikelen 18 tot en met 21, eerste en tweede lid, 28, 28a en 29 is het verboden zuiveringsslib of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, tenzij het zuiveringsslib of het mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond emissie-arm wordt aangewend.

  • 2. Tot en met 31 december 1994 is het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing op gronden in gebruik voor de teelt van bloembollen, alsmede op gronden waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod is met ingang van 1 januari 1997 niet van toepassing op gronden waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend, indien deze gronden zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen bedoelde kaarten, alsmede op gronden in gebruik als bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, indien deze gronden zijn gelegen op Texel.

Artikel 31

  • 1. Onverminderd de artikelen 18 en 20 is het verboden een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op grasland:

    a. tot en met 31 december 1993, gedurende de maanden oktober, november en december;

    b. met ingang van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994 gedurende de maanden januari, oktober, november en december;

    c. met ingang van 1 januari 1995 gedurende de maanden januari, september, oktober, november en december.

  • 2. Onverminderd artikel 18 is het verboden zuiveringsslib te gebruiken op grasland:

    a. met ingang van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994 gedurende de maanden januari, oktober, november en december;

    b. met ingang van 1 januari 1995 gedurende de maanden januari, september, oktober, november en december.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel c, en in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde verbod is met ingang van 1 januari 1997 niet van toepassing in de periode van 1 tot en met 15 september op gronden die zijn gelegen in andere gebieden dan zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

Artikel 32

In afwijking van artikel 31 is het tot en met 31 december 1993 verboden gedurende de maanden januari, oktober, november en december een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op grasland, gelegen in de gebieden die zijn aangewezen op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten.

Artikel 33

  • 1. Onverminderd de artikelen 21, derde lid en 28 is het verboden tot en met 31 december 1993, gedurende de periode aansluitend op het einde van de in de artikelen 31 en 32 bedoelde perioden en eindigende op 15 juni, zuiveringsslib, een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op grasland, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten, tenzij het zuiveringsslib of het mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond emissie-arm wordt aangewend.

  • 2. Onverminderd de artikelen 21, derde lid en 28 is het verboden met ingang van 1 januari 1994, gedurende de periode aansluitend op het einde van de in de artikelen 31 en 32 bedoelde perioden en eindigende op 15 juni, zuiveringsslib of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op grasland, tenzij het zuiveringsslib of het mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond emissie-arm wordt aangewend.

  • 3. Onverminderd de artikelen 21, derde lid, 28, 31 en 32 is het verboden met ingang van 1 januari 1995 zuiveringsslib of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken op grasland, tenzij het zuiveringsslib of het mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond emissie-arm wordt aangewend.

  • 4. De in dit artikel gestelde verboden zijn niet van toepassing op het gebruik van steekvast zuiveringsslib.

Artikel 34

Het is verboden zuiveringsslib, compost of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond te gebruiken, anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop het zuiveringsslib of de compost wordt gebruikt, onverminderd de gebruiksnormen van dit besluit.

Artikel 35

De in de artikelen 29, 30, 32 en 33 bedoelde kaarten liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, alsmede bij de Dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 36

  • 1. Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op een daartoe strekkend verzoek en gehoord de Technische commissie bodembescherming, aan een onderzoeksinstelling ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 28 tot en met 34 op basis van een door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer goedgekeurd onderzoeksplan.

  • 2. Omtrent het indienen van het in het eerste lid bedoelde verzoek alsmede omtrent de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden kunnen door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij regels worden gesteld.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 37

Artikel 10b van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen1 wordt vervangen door:

Artikel 10b

Dit besluit is niet van toepassing op het gebruik van mengsels van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, met compost of met zwarte grond, als bedoeld in het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen (Stb. 1991, 613).

Artikel 38

Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de krachtens het Besluit van 20 november 1991 (Stb. 613), houdende regels met betrekking tot de kwaliteit en het op of in de bodem brengen van overige organische meststoffen, vastgestelde regels op dit besluit.

Artikel 39

Het Besluit van 20 november 1991 (Stb. 613), houdende regels met betrekking tot de kwaliteit en het op of in de bodem brengen van overige organische meststoffen, wordt ingetrokken.

Artikel 40

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtentwintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 8, tweede lid, en derde lid, voor zover dit de certificering betreft, 10, eerste lid, 15, alsmede de artikelen 13, tweede lid, onderdeel c, en 17, voor zover zij de bemonstering en analyse van de bodem bij het gebruik van compost betreffen, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 41

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

histnoot

's-Gravenhage, 30 januari 1998

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de vierentwintigste februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I behorende bij het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffenSamenstellingseisen zuiveringsslib

 A (periode t/m 31-12-1994)B (m.i.v. 1-1-1995)
organische stof òf zuurbindende waarde*tenminste 50% van de droge stof (ds) tenminste 25 op ds-basistenminste 50% van de droge stof (ds) tenminste 25 op ds-basis
Cd (Cadmium)ten hoogste 3,5 mg/kg dsten hoogste 1,25 mg/kg ds
Cr (Chroom)ten hoogste 350 mg/kg dsten hoogste 75 mg/kg ds
Cu (Koper)ten hoogste 425 mg/kg dsten hoogste 75 mg/kg ds
Hg (Kwik)ten hoogste 3,5 mg/kg dsten hoogste 0,75 mg/kg ds
Ni (Nikkel)ten hoogste 70 mg/kg dsten hoogste 30 mg/kg ds
Pb (Lood)ten hoogste 300 mg/kg dsten hoogste 100 mg/kg ds
Zn (Zink)ten hoogste 1400 mg/kg dsten hoogste 300 mg/kg ds
As (Arseen)ten hoogste 25 mg/kg dsten hoogste 15 mg/kg ds

* Aan tenminste één van beide eisen dient te worden voldaan.

Bijlage II behorende bij het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffenSamenstellingseisen compost

 A (periode t/m 31-12-1994)B (m.i.v. 1-1-1995)
organische stoftenminste 20% van de droge stof (ds)tenminste 20% van de droge stof (ds)
Cd (Cadmium)ten hoogste 2 mg/kg dsten hoogste 1 mg/kg ds
Cr (Chroom)ten hoogste 200 mg/kg dsten hoogste 50 mg/kg ds
Cu (Koper)ten hoogste 300 mg/kg dsten hoogste 60 mg/kg ds
Hg (Kwik)ten hoogste 2 mg/kg dsten hoogste 0,3 mg/kg ds
Ni (Nikkel)ten hoogste 50 mg/kg dsten hoogste 20 mg/kg ds
Pb (Lood)ten hoogste 200 mg/kg ds*ten hoogste 100 mg/kg ds
Zn (Zink)ten hoogste 900 mg/kg dsten hoogste 200 mg/kg ds
As (Arseen)ten hoogste 25 mg/kg dsten hoogste 15 mg/kg ds

* Tot en met 31 december 1992 is een loodgehalte van 700 mg/kg ds toegestaan.

Bijlage III behorende bij het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffenSamenstellingseisen zeer schone compost

organische stof òf zuurbindende waarde*ten minste 20% van de droge stof (ds)
Cd (Cadmium)ten hoogste 0,7 mg/kg ds
Cr (Chroom)ten hoogste 50 mg/kg ds
Cu (Koper)ten hoogste 25 mg/kg ds
Hg (Kwik)ten hoogste 0,2 mg/kg ds
Ni (Nikkel)ten hoogste 10 mg/kg ds
Pb (Lood)ten hoogste 65 mg/kg ds
Zn (Zink)ten hoogste 75 mg/kg ds
As (Arseen)ten hoogste 5 mg/kg ds

* Aan tenminste één van beide eisen dient te worden voldaan.

Bijlage IV behorende bij het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffenSamenstellingseisen zwarte grond, alsmede toetsingswaarden voor de bodem bij het gebruik van zuiveringsslib of compost

Cd (Cadmium)ten hoogste 0,4 + 0,007 (L + 3H) mg/kg ds
Cr (Chroom)ten hoogste 50 + 2 L mg/kg ds
Cu (Koper)ten hoogste 15 + 0,6 (L + H) mg/kg ds
Hg (Kwik)ten hoogste 0,2 + 0,0017 (2 L + H) mg/kg ds
Ni (Nikkel)ten hoogste 10 + L mg/kg ds
Pb (Lood)ten hoogste 50 + L + H mg/kg ds
Zn (Zink)ten hoogste 50 + 1,5 (2 L + H) mg/kg ds
As (Arseen)ten hoogste 15 + 0,4 (L + H) mg/kg ds

L = % Lutum

H = % organische stof, met dien verstande dat in de berekening dit percentage nimmer hoger is dan 15.

Bijlage V behorende bij het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

Beschrijving van emissie-arm aanwenden, als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

1. Algemeen

Voor de toepassing van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen dient het emissie-arm aanwenden van zuiveringsslib of een mengsel van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond – verder aangeduid als zuiveringsslib – uitsluitend plaats te vinden door toepassing van de in de punten 2 en 3 beschreven methoden.

2. Emissie-arm aanwenden van zuiveringsslib op grasland

Bij het emissie-arm aanwenden van zuiveringsslib op grasland dient het zuiveringsslib tegelijkertijd met het uitrijden van het zuiveringsslib op of in de grond te worden gebracht.

Indien het zuiveringsslib op de grond wordt gebracht, dient gebruik te worden gemaakt van apparatuur waarmee het zuiveringsslib uitsluitend op de grond wordt gebracht tussen het gras, waarbij het gras tevoren dient te worden opgelicht of zijdelings weggedrukt.

De strookjes mogen geen grotere breedte hebben dan 5 cm en de afstand van het midden van een strookje tot het midden van een naastliggend strookje dient minimaal 15 cm te bedragen.

Indien het zuiveringsslib in de grond wordt gebracht, dient gebruik te worden gemaakt van apparatuur waarmee het zuiveringsslib uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes mogen geen grotere breedte hebben dan 5 cm.

3. Emissie-arm aanwenden van zuiveringsslib op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond

a. Bij het emissie-arm aanwenden van zuiveringsslib op bouwland, maïsland of niet-beteelde grond, dient het zuiveringsslib:

1e. tegelijkertijd met het uitrijden van het zuiveringsslib in de grond te worden gebracht waarbij het gestelde in punt 2 van overeenkomstige toepassing is, of

2e. in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen te worden uitgereden en ondergewerkt en wel zodanig dat op de desbetreffende percelen altijd ofwel zichtbaar een uitrij-activiteit plaatsvindt, ofwel zichtbaar een onderwerkactiviteit plaatsvindt.

b. Bij toepassing van de in onderdeel a, punt 2e bedoelde onderwerkactiviteit dient het zuiveringsslib na het op de grond brengen ofwel in de grond te zijn gebracht, ofwel intensief met de grond te zijn vermengd, zodat het zuiveringsslib als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt tot vervanging van het besluit van 20 november 1991, Stb. 613, houdende regels met betrekking tot de kwaliteit en het op of in de bodem brengen van overige organische meststoffen (Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen). Het ontwerp van dat besluit werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1 en dient derhalve te worden ingetrokken. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is dit besluit in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken 1996/97, 25 389). Voor een toelichting op de achtergronden van dit besluit zij verwezen naar de toelichtingen bij het oorspronkelijke besluit (Stb. 1991, 613) en de belangrijkste wijzigingen daarvan (besluit van 13 maart 1995, Stb. 171, en besluit van 20 december 1996, Stb. 685). De tekst van het besluit is identiek aan de tekst van huidige Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen. Om verwarring te voorkomen is ook de citeertitel en de artikelnummering tot en met artikel 37 intact gelaten. Nieuw of vernummerd zijn alleen artikel 8a en de – wetstechnische – artikelen 38 tot en met 41.

Het nieuwe nieuwe artikel 8a stelt buiten twijfel dat overige organische meststoffen uit andere lidstaten die ten minste aan dezelfde samenstellingseisen voldoen, in Nederland verhandeld mogen worden als zij vergezeld gaan van een afschrift van een analyserapport dat is afgegeven door een laboratorium in de lidstaat of staat van oorsprong, dat gelijkwaardig is aan een in Nederland voor dit doel erkend laboratorium.

Ingevolge artikel 92, eerste lid, van de Wet bodembescherming is het ontwerp eerst overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en in de Staatscourant van 7 augustus 1997 bekend gemaakt om eenieder de gelegenheid te bieden zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen. Daarvan is gebruik gemaakt door de Vereniging van Afvalverwerkers en Avebe. De ingediende opmerkingen houden echter geen verband met de reden waarom dit besluit opnieuw moest worden vastgesteld, te weten de notificatie van technische voorschriften. Met de Europese Commissie is namelijk afgesproken dat de hersteloperatie niet zou worden gebruikt om andere wijzigingen door te voeren. De ingediende opmerkingen worden echter meegenomen in de algemene evaluatie van het Boom.

Het ontwerp-besluit is op 4 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG, notificatienummer 97/0467/NL. Als technische voorschriften in de zin van artikel 1, onder 9, van de richtlijn moeten worden aangemerkt de samenstellingseisen voor compost en zwarte grond, de verplichting dat bij verhandeling een analyserapport moet worden overgelegd, en de eisen waaraan de apparatuur moet voldoen die moet worden gebruikt voor de emissie-arme aanwending. Deze voorschriften vinden hun rechtvaardiging in de bescherming van het milieu.

Het ontwerp-besluit is op 26 oktober 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235), notificatienummer 97.440. Een vooraankondiging van de desbetreffende notificatie is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 207.

Van de zijde van de Commissie zijn geen opmerkingen gemaakt. Oostenrijk heeft als enige lidstaat een gemotiveerde mening geformuleerd en wel over de registerplicht. In reactie hierop hebben de Nederlandse autoriteiten verklaard dat het onderhavige besluit niet beoogt een registerplicht op te leggen aan in het buitenland gevestigde producenten, bewerkers en verwerkers van en handelaren in zuiveringsslib, compost en zwarte grond. De bij de artikelen 9 en 10 opgelegde verplichtingen gelden naar hun aard slechts voor in Nederland gevestigde ondernemingen. De Oostenrijkse autoriteiten hebben met deze interpretatie genoegen genomen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1991, 386, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 1996, Stb. 685.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 maart 1998, nr. 47.

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven