Besluit van 4 februari 1998 tot wijziging van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 oktober 1997, nr. MJZ 97561077, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 97/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 (PbEG L 116) tot vijftiende wijziging van richtlijn nr. 76/769/EEG betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten en op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1997, nr. W08.97.0676);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 januari 1998, nr. MJZ 98005801, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van de paragrafen 4 tot en met 7 tot 5 tot en met 8, de artikelen 1a tot en met 3c tot de artikelen 2 tot en met 7 en de artikelen 4 tot en met 8 tot 9 tot en met 18, wordt na § 3 een paragraaf ingevoegd, die luidt:

§ 4. hexachloorethaan

Artikel 8

Het is verboden hexachloorethaan (CAS nr. 67-72-1 of EINECS nr. 2006664) voorhanden te hebben of toe te passen ten behoeve van de fabricage of behandeling van non-ferrometalen.

B

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998.

ARTIKEL II

De tekst van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 februari 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de negentiende februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De onderhavige algemene maatregel van bestuur strekt tot wijziging van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen1.

Deze wijziging is nodig in verband met de implementatie van richtlijn nr. 97/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 (PbEG L 116) tot vijftiende wijziging van Richtlijn nr. 76/769/EEG betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (hierna te noemen de wijzigingsrichtlijn). De wijzigingsrichtlijn moet op 31 december 1997 zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De implementatiemaatregelen moeten uiterlijk op 1 januari 1998 in werking treden.

De wijzigingsrichtlijn houdt verband met het besluit van de Commissie van Parijs van juni 1996 betreffende de geleidelijke uitbanning van hexachloorethaan in de non-ferrometaalindustrie (Parcom-besluit 96/1). Het Parcom-besluit 96/1 treedt in de plaats van twee eerdere besluiten van die Commissie, namelijk het Parcom-besluit 92/4 van 22 september 1992 en het Parcom-besluit 93/1 van juni 1993. Het Parcom-besluit 92/4 behelsde een geleidelijke stopzetting van het gebruik van hexachloorethaan (CAS nr. 67-72-1 of EINECS nr. 2006664) in de aluminiumindustrie met geïntegreerde gieterijen. Met het Parcom-besluit 93/1 werd een geleidelijke stopzetting van het gebruik van hexachloorethaan in de non-ferrometaalindustrie voorgestaan. Onder een non-ferrometaal wordt elk ander metaal dan ijzer verstaan.

De Parcom-besluiten zijn gebaseerd op het Verdrag van Parijs van 4 juni 1974 ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land (Trb. 1975, 29). Het uitvoerend orgaan van dit verdrag kan programma's en maatregelen vaststellen met het oog op het voorkomen of verminderen van de verontreiniging van het marine milieu in het noord-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan vanaf het land.

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het verdrag hebben de Verdragsluitende Partijen zich verbonden tot het uitbannen van verontreiniging door bepaalde stoffen vanaf het land. Het betreft daarbij bijvoorbeeld een groep van stoffen waarvan de verontreiniging vraagt om dringende maatregelen. Onder deze categorie zijn ook organohalogeenverbindingen begrepen, alsmede de stoffen die uit deze verbindingen in het marine milieu kunnen ontstaan.

In de praktijk wordt in het kader van het Verdrag van Parijs in het bijzonder de verontreiniging van toxische, persistente of bio-accumulerende organohalogeenverbindingen aangepakt, zoals in casu hexachloorethaan.

Bij het verdrag zijn de Gemeenschap en alle lid-staten aangesloten met uitzondering van Italië, Griekenland en Luxemburg. Ten behoeve van de interne markt heeft Parcom-besluit 96/1 geleid tot de wijzigingsrichtlijn. De in Parcom-besluit 96/1 afgesproken maatregelen zullen derhalve in de gehele Europese Economische Ruimte van toepassing zijn.

Hexachloorethaan is niet in bijlage I van richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), vermeld en dus niet als gevaarlijk ingedeeld. Desalniettemin is de stof schadelijk bij inademing en huidcontact.

Uit hexachloorethaan kunnen carcinogene, toxische en bio-accumulerende verbindingen ontstaan, zoals dioxinen, hexachloorbenzeen en chloorfenolen. Om deze reden is hexachloorethaan vermeld op lijst I van de bijlage bij richtlijn nr. 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEG L 129).

Ook de bovengenoemde Parcom-besluiten hangen samen met de bio-accumulerende werking in het marine milieu van de verbindingen die uit hexachloorethaan kunnen ontstaan.

In de praktijk is hexachloorethaan om verschillende redenen toegepast. Zo is of wordt deze stof gebruikt in de pyrotechniek (opwekking van rook voor militaire doeleinden en in vuurwerk), in de (dier)farmaceutische industrie, als oplosmiddel, en in de non-ferrometaalindustrie. De wijzigingsrichtlijn heeft alleen betrekking op deze laatste toepassing.

Hexachloorethaan wordt gebruikt voor het ontgassen (zuiveren) van gesmolten metaal, in het bijzonder aluminium en magnesiumverbindingen.

Overigens is uit onderzoek van de Europese Commissie gebleken dat hexachloorethaan in de Europese Unie alleen nog wordt gebruikt in de zogenaamde secundaire aluminiumindustrie, in het bijzonder de kleine gieterijen, maar dan slechts op kleine schaal. Voorts wordt bij de vervaardiging van bepaalde magnesiumlegeringen in de Europese Unie nog een aanzienlijke hoeveelheid hexachloorethaan gebruikt.

Een verdere continuering van de reeds bestaande afname van het gebruik van hexachloorethaan in de Europese Unie is overigens voorzien vanwege de stijgende prijs van deze stof. Ook speelt een rol dat voor de betreffende toepassingen goede alternatieven voorhanden zijn (bijvoorbeeld het gebruik van argon).

Ingevolge de wijzigingsrichtlijn mag hexachloorethaan, behoudens de in de bij die richtlijn behorende bijlage opgenomen uitzonderingen voor de productie van bepaalde soorten aluminium en bepaalde magnesiumverbindingen, niet worden gebruikt bij de fabricage of bewerking van non-ferrometalen. Ten einde deze regeling in de praktijk ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren en handhaven is met dit besluit het voorhanden hebben en het toepassen van hexachloorethaan ten behoeve van de fabricage of behandeling van non-ferrometalen aan banden gelegd.

2. Effecten voor het bedrijfsleven

Voor het Nederlandse bedrijfsleven zullen geen of te verwaarlozen effecten optreden door dit wijzigingsbesluit. Volgens een opgave van de Vereniging van ondernemingen in de metaal-, -elektronika- en elektronische industrie en aanverwante sectoren (FME) wordt hexachloorethaan in geen van de bij deze vereniging aangesloten leden-bedrijven meer gebruikt.

Om deze reden is dan ook geen gebruik gemaakt van de in de wijzigingsrichtlijn vervatte mogelijkheid voor lid-staten om het gebruik van hexachloorethaan in bepaalde gevallen toe te staan.

Overigens zij opgemerkt dat ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c (nieuw), van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen, het verbod niet van toepassing is op hexachloorethaan, indien dat uitsluitend is bestemd voor het verrichten van onderzoek in laboratoria.

3. Wetgevingstoets, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en overige aspecten

Er worden door dit wijzigingsbesluit noch nieuwe organen, noch nieuwe bestuursinstrumenten in het leven geroepen. Op de gevolgen voor het bedrijfsleven is hierboven reeds ingegaan. Voor burgers en non-profit instellingen zullen uit dit wijzigingsbesluit geen lasten voortvloeien.

Voor de controle op de handhaving van het wijzigingsbesluit zal de Inspectie Milieuhygiëne verantwoordelijk zijn.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In dit onderdeel is voorzien in de implementatie van de richtlijn nr. 97/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 (PbEG L 116) tot vijftiende wijziging van Richtlijn nr. 76/769/EEG betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten.

Onderdeel B

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen te vernoemen tot het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998. In de praktijk wordt het begrip «EEG-stoffenrichtlijn» gewoonlijk gebruikt in verband met Richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196).

Artikel II

Aangezien het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen integraal zal worden gepubliceerd, is ten behoeve van de leesbaarheid, tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om de artikelen van dit besluit te vernummeren.

Artikel III

De datum van inwerkingtreding wijkt af van artikel 61, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Bekendmakingswet is het toegestaan een van de Wet milieugevaarlijke stoffen afwijkende regeling te treffen. In dat artikellid is namelijk bepaald dat, indien bij of krachtens de wet is bepaald dat na de bekendmaking van een algemene maatregel van bestuur of een vanwege het Rijk anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgesteld algemeen verbindend voorschrift een bepaalde periode dient te verstrijken alvorens de regeling in werking kan treden, in afwijking daarvan een eerder tijdstip van inwerkingtreding kan worden vastgesteld, indien de regeling uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het onderhavige besluit strekt tot implementatie van zodanig besluit.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1996, 235, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 oktober 1997, Stb. 492.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luid (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

XNoot
1

Stb. 1996, 235.

Naar boven