Besluit van 22 december 1998, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 1998, nr. P21 98/121 M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, Projectorganisatie Belastingwetgeving 21e eeuw;

Gelet op artikel 36l, vijfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1998, nr. W06.98.0560);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 1998, nr. P21 98/145M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, Projectorganisatie Belastingwetgeving 21e eeuw;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag1 wordt als volgt gewijzigd.

A. In artikel 1, eerste lid, wordt «36l, derde lid» vervangen door: 36l, vijfde lid.

B. Artikel 8c wordt als volgt gewijzigd:

B.1. In het tweede lid, wordt «De teruggaaf» vervangen door: De in het eerste lid bedoelde teruggaaf.

B.2. Na het tweede lid wordt ingevoegd:

  • 3. Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, derde lid, van de wet wordt uiterlijk gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode van 12 maanden.

  • 4. Ter vaststelling van de hoeveelheid verbruikte warmte meet de gebruiker van de onroerende zaak deze hoeveelheid met behulp van een warmtehoeveelheidsmeter.

  • 5. Bij het verzoek om de in het derde lid bedoelde teruggaaf wordt de afrekening overgelegd die door de exploitant van de installatie voor blokverwarming of in diens opdracht is opgemaakt.

  • 6. Op verzoek van de gebruiker kan de inspecteur onder nader te stellen voorwaarden toestaan dat de plaatsing van warmtehoeveelheidsmeters achterwege blijft, indien plaatsing hiervan om technische dan wel financiële redenen niet in redelijkheid kan worden gevergd en op een andere wijze tot een aanvaardbare vaststelling van de hoeveelheid verbruikte warmte kan worden gekomen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 december 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negenentwintigste december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag houden verband met de Wet van 17 december 1998 houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1999). Het gaat hierbij om de nadere uitwerking van de in het derde en vierde lid van artikel 36l van de Wet belastingen op milieugrondslag opgenomen teruggaafregeling voor blokverwarming.

Artikel I (Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Onderdeel B (artikel 8c)

De nadere regels met betrekking tot de teruggaafregeling blokverwarming zijn in artikel 8c, derde tot en met zesde lid, opgenomen.

In het vierde lid is de verplichting vastgelegd dat de hoeveelheid verbruikte warmte wordt vastgelegd met behulp van een warmtehoeveelheidsmeter. Een dergelijke meter geeft het verbruik van warmte – gemeten in megajoules (MJ) of gigajoules (GJ) – weer. De teruggaaf geldt voor zover het verbruik meer bedraagt dan de in artikel 36l, derde lid, van de wet genoemde hoeveelheid van 158 000 MJ per verbruiksperiode van 12 maanden.

Het vijfde lid bevat een bepaling met betrekking tot de bij het verzoek om teruggaaf over te leggen bescheiden. De afrekening waarbij het warmteverbruik door de exploitant van de installatie aan de verbruiker in rekening wordt gebracht, dient bij het verzoek om teruggaaf te worden gevoegd. In veel gevallen worden de registratie van de warmtehoeveelheidsmeters, de facturering, e.d. door de exploitant van de installatie voor blokverwarming uitbesteed aan daartoe gespecialiseerde bedrijven. Deze bedrijven verzorgen dan de afrekening aan de verbruikers.

De in het zesde lid neergelegde andere aanvaardbare manier van vaststelling van de hoeveelheid verbruikte warmte zou bijvoorbeeld kunnen worden gevonden in een berekening met behulp van een systeem van warmtekostenverdeling. Deze systemen worden toegepast in woning-, winkel- en kantoorcomplexen met een gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie. De warmtekostenverdeling wordt door de exploitant van de installatie voor blokverwarming veelal uitbesteed aan daartoe gespecialiseerde bedrijven. Op basis van deze verdeling wordt voor iedere deelnemer (bewoner) zijn aandeel in de totale verwarmingskosten bepaald. Met behulp van deze gegevens kan het aandeel van de verbruiker in de totale hoeveelheid warmte die in het blokverwarmingscomplex in de verbruiksperiode is verbruikt, worden bepaald.

Artikel II

De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met het belastingplan 1999. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingen is dan ook hetzelfde als dat van de overeenkomstige onderdelen van het belastingplan, te weten 1 januari 1999.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1994, 948, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 1997, Stb. 733.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven