Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1998, 725 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1998, 725 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het belastingplan 1999 wenselijk is maatregelen te treffen in het kader van het inkomensbeleid, een bijdrage te leveren aan een verdere vergroening van het fiscale stelsel en in samenhang daarmee het prijsindexcijfer van de Wet op de studiefinanciering te wijzigen, om maatregelen te nemen in het kader van auto en vervoer, met name ter bevordering van milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten, en voorts om enige andere belastingmaatregelen te treffen waaronder aanpassingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in verband met het voorkomen van ongewenste renteaftrek vooruitlopend op de herziening van het belastingstelsel in het kader van de 21e eeuw;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de inkomstenbelasting 19641 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 20h, tweede lid, wordt «artikel 38» vervangen door: artikel 38, eerste tot en met zesde lid.
B. Artikel 37, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden met inkomsten uit tegenwoordige arbeid gelijkgesteld:
a. inkomsten genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten;
b. inkomsten in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.
C. Artikel 38, zesde lid, wordt vervangen door:
6. In afwijking in zoverre van het eerste lid worden in een kalenderjaar bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, niet in aanmerking genomen:
a. indien zij betrekking hebben op tijdvakken welke eindigen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin zij zijn voldaan doch slechts voor zover zij betrekking hebben op de periode welke aanvangt na afloop van het kalenderjaar, waarbij die renten naar evenredigheid worden toegerekend aan kalendermaanden en gedeelten van kalendermaanden als kalendermaand worden aangemerkt, dan wel
b. voor zover zij betrekking hebben op tijdvakken of delen daarvan welke vallen na het tijdstip waarop de binnenlandse belastingplicht anders dan door overlijden eindigt.
Hetgeen op grond van de eerste volzin, onderdeel a, buiten aanmerking blijft wordt, behoudens ingeval de binnenlandse belastingplicht anders dan door overlijden is geëindigd, geacht in gelijke delen te zijn voldaan in elk van de op het in de eerste volzin bedoelde kalenderjaar volgende kalenderjaren waarop de renten betrekking hebben; daarbij worden gedeelten van kalenderjaren als kalenderjaren aangemerkt. In het jaar waarin de belastingplichtige overlijdt wordt hetgeen ter zake van bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden in dat jaar door hem is of wordt geacht te zijn voldaan, alsmede hetgeen in daaropvolgende jaren wordt geacht te zijn voldaan, geheel in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van de eerste volzin worden niet als bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, aangemerkt afsluitprovisies welke zijn voldaan ter zake van schulden welke zijn aangegaan ter verwerving van een eigen woning en zijn verzekerd door hypotheek op die woning, mits de inkomsten van de belastingplichtige met betrekking tot die woning in het kalenderjaar of een of meer van de voorafgaande twee of daaropvolgende twee jaren geheel of ten dele worden bepaald op de voet van artikel 42a, een en ander voor zover zij niet meer belopen dan anderhalf percent van het bedrag van de aangegane schulden en tevens gezamenlijk een bedrag van f 8000 niet te boven gaan. Tot de in de vierde volzin bedoelde schulden welke zijn aangegaan ter verwerving van een eigen woning worden mede gerekend schulden welke zijn aangegaan voor verbetering of onderhoud van die woning voor zover de verbetering of het onderhoud met schriftelijke bescheiden zijn te staven.
7. In afwijking in zoverre van het eerste lid worden renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, welke in een kalenderjaar zijn of worden geacht te zijn voldaan ter zake van schulden welke zijn aangegaan ter verwerving van rechten die niet op zaken betrekking hebben, in aanmerking genomen tot ten hoogste het gezamenlijke bedrag dat de belastingplichtige in het jaar aan inkomsten uit rechten die niet op zaken betrekking hebben geniet, nadat die inkomsten zijn verminderd met de overige aftrekbare kosten. Hetgeen op grond van de eerste volzin buiten aanmerking blijft, wordt – met inachtneming van artikel 45, vierde lid – in aanmerking genomen als persoonlijke verplichting. Voor de toepassing van de eerste volzin worden renten van schulden welke betrekking hebben op per 31 december 1995 bestaande schulden buiten aanmerking gelaten voor zover deze schulden per die datum verzekerd waren door een hypotheek op een onroerende zaak en zulks nog steeds zijn met betrekking tot dezelfde onroerende zaak; deze renten worden voor de toepassing van de derde, vijfde en zesde afdeling van dit hoofdstuk aangemerkt als aftrekbare kosten die verband houden met de onroerende zaak waarop de hypotheek is gevestigd.
D. Artikel 44m, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij een winst
gelijk aan of meer dan | doch minder dan | bedraagt de zelfstandigenaftrek |
---|---|---|
– | f 94 560 | f 11 615 |
f 94 560 | f 98 565 | f 10 540 |
f 98 565 | f 102 570 | f 9 465 |
f 102 570 | f 106 575 | f 8 390 |
f 106 575 | – | f 7 315 |
E. In artikel 45b, eerste lid, vervalt onderdeel a. De onderdelen b en c worden verletterd in onderscheidenlijk a en b.
F. Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «alsmede uitgaven ter zake van arbeidsongeschiktheid of ouderdom van de belastingplichtige en diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot» vervangen door: alsmede uitgaven ter zake van arbeidsongeschiktheid of ouderdom van de belastingplichtige en diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot, en uitgaven ter zake van chronisch zieke kinderen en pleegkinderen.
2. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde tot en met het achttiende lid in onderscheidenlijk zevende tot en met negentiende lid, ingevoegd:
6. Uitgaven ter zake van chronisch zieke kinderen en pleegkinderen worden in aanmerking genomen indien in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het inkomen van de belastingplichtige of dat van zijn niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in aanmerking zijn genomen die voor ten minste een derde deel kunnen worden toegerekend aan een of meer kinderen of pleegkinderen die bij het begin van het kalenderjaar jonger dan 27 jaar zijn en door de belastingplichtige in belangrijke mate worden onderhouden. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op f 1000.
3. In het in het dertiende lid vernummerde twaalfde lid wordt «elfde lid» vervangen door: twaalfde lid.
4. Voorts wordt het in dertiende lid vernummerde twaalfde lid vervangen door:
13. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, het twaalfde lid en artikel 53, zesde lid, worden met inkomsten ter zake van het verrichten van werkzaamheden buiten het huishouden gelijkgesteld:
a. inkomsten genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten;
b. inkomsten in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.
5. In het in het veertiende lid vernummerde dertiende lid wordt «elfde lid» vervangen door: twaalfde lid.
G. In artikel 47, derde lid, wordt «vijftiende lid» vervangen door: zestiende lid.
H. Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt het in de tweede volzin genoemde bedrag van de ouderenaftrek vervangen door: f 2152.
2. In het achtste lid wordt het in de tweede volzin genoemde bedrag van de aanvullende ouderenaftrek vervangen door: f 3057.
I. In artikel 53a wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbare som van | |||
---|---|---|---|
meer dan | doch niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
I | II | III | IV |
– | f 15 000 | 6,2% | |
f 15 000 | f 48 175 | f 930 | 7,5% |
f 48 175 | f 105 954 | f 3 418 | 50% |
f 105 954 | – | f 32 307 | 60% |
J. Artikel 64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de gezamenlijke voorheffingen» vervangen door: het saldo van de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige aanslagen die uitsluitend met het oog op toepassing van artikel 56 zijn vastgesteld,.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt, indien het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde saldo de verschuldigde belasting niet, of met niet meer dan f 26, te boven gaat, de aanslag vastgesteld op nihil en blijft verrekening van de voorheffingen en de voorlopige aanslagen die uitsluitend met het oog op toepassing van artikel 56 zijn opgelegd, achterwege.
K. In artikel 66b, eerste lid, wordt «46, eerste lid, onderdelen b en d, vierde lid, vijfde lid en tiende lid» vervangen door: 46, eerste lid, onderdelen b en d, vierde lid, vijfde lid, zesde lid en elfde lid.
De Wet op de loonbelasting 19642 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 11, vijftiende lid, wordt «artikel 46, tiende lid» vervangen door: artikel 46, elfde lid.
B. Artikel 17, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van het eerste lid en artikel 20, zesde lid, wordt met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking gelijkgesteld loon genoten:
a. wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten;
b. ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en als aanvulling daarop door degene tot wie de desbetreffende werknemer in dienstbetrekking staat.
C. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt het in de tweede volzin genoemde bedrag van de ouderenaftrek vervangen door: f 2152.
2. In het achtste lid wordt het in de tweede volzin genoemde bedrag van de aanvullende ouderenaftrek vervangen door: f 3057.
D. In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbare som van | |||
---|---|---|---|
meer dan | doch niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
I | II | III | IV |
– | f 15 000 | 6,2% | |
f 15 000 | f 48 175 | f 930 | 7,5% |
f 48 175 | f 105 954 | f 3 418 | 50% |
f 105 954 | – | f 32 307 | 60% |
In artikel 6, dertiende lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering3 wordt «artikel 46, tiende lid» vervangen door: artikel 46, elfde lid.
De Wet op de omzetbelasting 19684 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 8, vijfde lid, onderdeel d, laatste volzin, komt te luiden: Voor het vaststellen van het bedrag van de vermindering worden regels gesteld met inachtneming van de artikelen 10, 15 en 16 van die wet.
B. Tabel I, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. In post 1 wordt aan het slot de zinsnede «met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken» vervangen door: met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken en ander water dan mineraalwater in de zin van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.
2. Post 28 komt te luiden: Water, voor zover de vergoeding niet meer bedraagt dan f 60 per aansluiting per kalenderjaar. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post;
Artikel 51, zesde lid, van de Wet op de studiefinanciering5 komt te luiden:
6. Hetgeen onder prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie wordt verstaan wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld.
In artikel 10, vijfde lid, van de Wet financiering volksverzekeringen6 wordt «het eerstvermelde bedrag in kolom II van de tarieftabel» vervangen door: het als tweede vermelde bedrag in kolom II van de tarieftabel.
De Wet op de accijns7 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 66a, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat, anders dan over de binnenwateren;.
B. Na artikel 71a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor vloeibaar gemaakt petroleumgas dat is belast naar het tarief, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel d, indien dat petroleumgas is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor het aandrijven op de weg van een autobus die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet personenvervoer. Onder een autobus wordt in dit artikel en de daarop berustende bepalingen verstaan een autobus als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.
2. De teruggaaf bedraagt f 103,10 per 1000 kg.
3. De teruggaaf wordt verleend aan de vervoerder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet personenvervoer aan wie overeenkomstig artikel 11 of artikel 16 van die wet een vergunning is verleend tot het verrichten van openbaar vervoer met autobussen en op wiens naam het voor de autobus opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, op het tijdstip waarop het vloeibaar gemaakt petroleumgas is afgeleverd in de brandstoftank van de autobus.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf.
De Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten8 wordt als volgt gewijzigd:
A. Aan artikel 21 wordt, onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid, toegevoegd:
2. In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur, bij toepassing van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, op verzoek toestemming verlenen om de in een week op de voet van artikel 19 verschuldigd geworden belasting uiterlijk op de vrijdag van de week daaropvolgend op aangifte te voldoen.
B. Artikel 30, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat, anders dan over de binnenwateren;.
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 19929 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 10 komt te luiden:
1. Met betrekking tot gebruikte personenauto's of gebruikte motorrijwielen wordt het bij de personenauto of het motorrijwiel behorende bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, berekend met inachtneming van een vermindering.
2. De in het eerste lid bedoelde vermindering is een percentage van het bedrag aan belasting, welk percentage is aangegeven in de navolgende tabel.
Indien na het tijdstip waarop de personenauto of het motorrijwiel voor het eerst in gebruik is genomen, een tijdsduur is verstreken van | bedraagt het percentage |
---|---|
minder dan een maand | 4 |
een maand of meer, maar minder dan twee maanden | 7 |
twee maanden of meer, maar minder dan drie maanden | 10 |
drie maanden of meer, maar minder dan zes maanden | 15 |
zes maanden of meer, maar minder dan 1 jaar | 24 |
1 jaar of meer, maar minder dan 2 jaar | 37 |
2 jaar of meer, maar minder dan 3 jaar | 47 |
3 jaar of meer, maar minder dan 4 jaar | 57 |
4 jaar of meer, maar minder dan 5 jaar | 66 |
5 jaar of meer, maar minder dan 6 jaar | 72 |
6 jaar of meer, maar minder dan 7 jaar | 77 |
7 jaar of meer, maar minder dan 8 jaar | 82 |
8 jaar of meer, maar minder dan 9 jaar | 86 |
9 jaar of meer | 90 |
3. Indien na het tijdstip waarop de personenauto of het motorrijwiel voor het eerst in gebruik is genomen, een tijdsduur is verstreken van 25 jaar of meer, bedraagt in afwijking van het tweede lid het percentage van de vermindering 100.
4. Indien het tijdstip waarop de personenauto of het motorrijwiel voor het eerst in gebruik is genomen niet bekend is, treedt daarvoor in de plaats de laatste dag van het jaar waarin de personenauto of het motorrijwiel is vervaardigd.
5. Bij ministeriële regeling kan de vermindering ingevolge de tabel in het tweede lid worden verhoogd voor personenauto's en motorrijwielen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b en g.
B. In artikel 16, derde lid, wordt de eerste volzin vervangen door:
Indien het in het tweede lid bedoelde tijdstip is gelegen na het tijdstip waarop de personenauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, bedraagt de teruggaaf telkens een derde gedeelte van het belastingbedrag, nadat dit belastingbedrag is verminderd overeenkomstig artikel 10, tweede lid, dan wel met het op grond van artikel 10, vijfde lid, vastgestelde percentage.
De Wet belastingen op milieugrondslag10 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 18, tweede lid, tweede volzin, wordt «het Besluit stortverbod afvalstoffen» vervangen door: het Besluit stortverbod afvalstoffen, voor zover dit besluit in werking is getreden.
B. Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt «170 000» vervangen door: 1 000 000.
2. In het derde lid wordt «50 000» vervangen door: 10 000 000.
C. Artikel 36i wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het tarief bedraagt voor:
a. halfzware olie, per 1000 L f 126,80;
b. gasolie, per 1000 L f 127,85;
c. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram f 151,25;
d. aardgas met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule, voor dat gedeelte van de geleverde hoeveelheid
per verbruiksperiode van 12 maanden per aansluiting dat:
– niet hoger is dan 5000 m3, per m3 f 0,1598;
– hoger is dan 5000 m3, maar niet hoger dan 170 000 m3, per m3 f 0,1044;
– hoger is dan 170 000 m3, per m3 f 0,0071;
e. elektriciteit voor dat gedeelte van de geleverde hoeveelheid per verbruiksperiode van 12 maanden per aansluiting dat:
– niet hoger is dan 10 000 kWh, per kWh f 0,0495;
– hoger is dan 10 000 kWh, maar niet hoger dan 50 000 kWh,
per kWh f 0,0323;
– hoger is dan 50 000 kWh, per kWh f 0,0022.
2. In het vijfde lid wordt «wordt het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde tarief» vervangen door: worden de in het eerste lid, onderdeel d, genoemde tarieven.
3. Onder vernummering van het zevende lid in negende lid, wordt na het zesde lid ingevoegd:
7. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, bedraagt het tarief voor aardgas f 0,1598 per m3 voor de totale hoeveelheid aardgas die wordt geleverd aan een verbruiker die dat aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming.
8. Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan 12 maanden worden de in het eerste lid, onderdelen d en e, genoemde hoeveelheidsgrenzen naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.
D. Artikel 36l wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid in vijfde en zesde lid, wordt na het tweede lid ingevoegd:
3. Op verzoek wordt teruggaaf van de belasting verleend voor aardgas dat is belast naar het tarief als bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdeel d, voor het verbruik niet hoger dan 5000 m3 , voorzover het verbruik van warmte in een onroerende zaak die door een installatie voor blokverwarming wordt verwarmd, hoger is dan 158 000 MJ per verbruiksperiode van 12 maanden.
4. De teruggaaf, bedoeld in het derde lid, wordt verleend aan de gebruiker van de in het derde lid bedoelde onroerende zaak. De teruggaaf bedraagt het verschil tussen het tarief, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdeel d, voor het verbruik niet hoger dan 5000 m3 en het tarief voor het verbruik gelegen tussen 5000 m3 en 170 000 m3.
2. In het in vijfde lid vernummerde derde lid wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bedoeld in het eerste en derde lid.
E. In artikel 36o, tweede lid, wordt na de eerste volzin de volgende volzin ingevoegd: Voor de berekening van de verschuldigde belasting, bedoeld in de eerste volzin, worden voor elektriciteit en aardgas de hierna genoemde tarieven in aanmerking genomen: f 0,0323 per kWh onderscheidenlijk f 0,1044 per m3.
F. In artikel 36r, tweede lid, wordt na de eerste volzin de volgende volzin ingevoegd: Voor de berekening van de verschuldigde belasting, bedoeld in de eerste volzin, wordt een tarief in aanmerking genomen van f 0,0323 per kWh.
G. In hoofdstuk VI, afdeling 2, wordt voor artikel 38 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen 9, onderdelen a en b, 10, onderdelen a en b, 18, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, 27, eerste lid, onderdelen a tot en met k, tweede lid, onderdelen a tot en met c, en achtste lid, 35 en 36i, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en zevende lid, vermelde bedragen.
In de Wet belasting zware motorrijtuigen11 wordt als volgt gewijzigd:
A. Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor motorrijtuigen die worden gebruikt voor gecombineerd vervoer wordt op verzoek teruggaaf verleend van de belasting of een gedeelte daarvan.
2. Onder gecombineerd vervoer wordt verstaan: het goederenvervoer tussen lidstaten van de Europese Unie waarbij de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet en meer gebruik maken van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte in het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wanneer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verrichten:
a. hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtstbij gelegen geschikte station van inlading, wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbij gelegen geschikte station van uitlading en de losplaats van de goederen, wat het eindvervoer betreft;
b. hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of uitlading.
3. Indien goederen worden vervoerd over zee of per spoor, wordt dat vervoer, in afwijking in zoverre van het tweede lid, slechts begrepen onder gecombineerd vervoer indien voor het betreffende traject over zee of per spoor een alternatief vervoerstraject over de weg voorhanden is.
4. De teruggaaf wordt verleend voor iedere dag waarop het motorrijtuig is gebruikt voor een begin- of eindtraject over de weg dat deel uitmaakt van een traject van gecombineerd vervoer, waarbij de plaats van in- of uitlading van de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet en meer in Nederland is gelegen.
5. De periode waarover de teruggaaf wordt uitbetaald, is niet korter dan drie maanden.
6. De teruggaaf voor een dag bedraagt voor een motorrijtuig waarvoor de belasting is betaald over een tijdvak van:
a. een dag: de voor het motorrijtuig over het tijdvak betaalde belasting;
b. een week: een zevende deel van de voor het motorrijtuig over het tijdvak betaalde belasting;
c. een maand: een dertigste deel van de voor het motorrijtuig over het tijdvak betaalde belasting;
d. een jaar: een driehonderdvijfenzestigste deel van de voor het motorrijtuig over het tijdvak betaalde belasting.
7. Bij het verzoek om teruggaaf dient per dag en per motorrijtuig waarop het verzoek betrekking heeft, een verklaring van de beheerder van de gelegen plaats van in- of uitlading van de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet en meer te worden verstrekt, waaruit blijkt dat is voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
8. Artikel 14, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf en met betrekking tot de administratieve vereisten waaraan voldaan moet worden om voor teruggaaf in aanmerking te komen.
B. In artikel 20 wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid in onderscheidenlijk derde en vierde lid, ingevoegd:
2. Indien het gemeenschappelijke gebruiksrecht buiten Nederland is voldaan, is daarop artikel 14a van overeenkomstige toepassing. De teruggaaf wordt verleend op basis van het in artikel 10 bedoelde tarief, zoals dat gold voor het tijdvak waarvoor het gemeenschappelijke gebruiksrecht is voldaan.
In artikel 16, vijfde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen12 wordt «artikel 46, tiende lid» vervangen door: artikel 46, elfde lid.
In ARTIKEL II van de Wet van 31 oktober 1996, houdende goedkeuring van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving voor zover daarin beperkingen van de mogelijkheid tot willekeurige afschrijving zijn opgenomen (Stb. 547), wordt «wordt onder de gemeenten» vervangen door: wordt tot en met 31 december 1998 onder de gemeenten.
Tot 1 januari 2001 worden, onder bij ministeriële regeling vast te stellen hoeveelheidsbeperkingen, de in artikel 66a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns en artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten, bedoelde vrijstellingen eveneens verleend ter zake van de uitslag en de invoer van de in die artikelen bedoelde goederen die worden gebruikt aan boord van schepen in het verkeer naar een andere lid-staat over de binnenwateren. De in de eerste volzin bedoelde hoeveelheidsbeperkingen worden vastgesteld met inachtneming van de gebruikelijke reisduur naar de plaats van bestemming in de andere lid-staat. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze vrijstelling worden verlengd indien de behandeling in België en de Bondsrepubliek Duitsland van de onderhavige goederen ter zake van het gebruik aan boord van schepen in de binnenvaart, daartoe aanleiding geeft.
De Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt voorts als volgt gewijzigd:
A. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tiende lid wordt «andere dan zuivere inkomsten uit vermogen» vervangen door «andere dan winst uit aanmerkelijk belang, zuivere inkomsten uit vermogen».
2. In het elfde lid wordt «De zuivere inkomsten uit vermogen» vervangen door: De winst uit aanmerkelijk belang, de zuivere inkomsten uit vermogen.
B. Aan artikel 8, eerste lid, onderdeel j, wordt voor de punt aan het slot toegevoegd: alsmede aangewezen overeenkomsten die vooruitlopen op die regelingen.
C. In artikel 60, eerste lid, wordt aan de laatste volzin, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd: in geval van een kind jonger dan 18 jaar wordt het te verrekenen bedrag in aanmerking genomen bij de ouder die het gezag over dat kind uitoefent.
D. Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid in het derde lid, wordt na het eerste lid ingevoegd:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij een overheveling van een te verrekenen bedrag ter zake van een verlies uit aanmerkelijk belang op de voet van artikel 60, eerste lid, tweede volzin.
2. In het tot derde lid vernummerde tweede lid wordt «Van het eerste lid» vervangen door: Van het eerste lid en het tweede lid.
1. Met betrekking tot de kalenderjaren 1999 tot en met 2001 wordt in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 het in de eerste schijf van de tabel opgenomen percentage verhoogd met 3 procentpunten.
2. Met betrekking tot de kalenderjaren 1999 tot en met 2001 worden in artikel 44m, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 de in de tabel opgenomen bedragen aan zelfstandigenaftrek verhoogd met f 200.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1999, met dien verstande dat
a. artikel I, onderdeel F, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en de onderdelen G en K, artikel II, onderdeel A, artikel III, artikel XII en artikel XV, onderdeel B, terugwerken tot en met 1 januari 1998;
b. artikel I, onderdeel B en onderdeel F, vierde lid, en artikel II, onderdeel B, terugwerken tot en met 1 oktober 1998;
c. artikel I, onderdeel F, tweede lid, toepassing vindt nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 1998 is toegepast;
d. artikel I, onderdelen D, H en I, en artikel II, onderdelen C en D, toepassing vinden nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 1999 is toegepast;
e. artikel IX in werking treedt met ingang van 1 mei 1999;
f. artikel X, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 1998;
g. artikel X, onderdeel C, eerste en derde lid, toepassing vindt nadat het ingevolge onderdeel G van dat artikel ingevoegde artikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van het kalenderjaar 1999 is toegepast;
h. artikel X, onderdeel F, in werking treedt indien artikel VI, onderdeel I, van de Wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking), Stb. 732, in werking is getreden; en
i. artikel XI in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Financiën,
G. Zalm
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de negenentwintigste december 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1998/99, 26 245.
Handelingen II 1998/99, blz. 2020–2076; 2149–2151.
Kamerstukken I 1998/99, 26 245 (107).
Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 14/15 december 1998.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-725.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.