Besluit van 16 december 1998, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten houdende uitbreiding van de kring van studerenden voor de toepassing van die wet (Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 2 december 1998, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/98/38819;

Gelet op artikel 5, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 10 december 1998, nr. W12.98.0561);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 14 december 1998, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/WV/98/41142;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Uitbreiding van de kring van studerenden

Voor de toepassing van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt mede verstaan onder studerende: de persoon die niet op grond van artikel 5, tweede lid, van die wet als studerende wordt aangemerkt en werkzaam is om vakbekwaamheid te verwerven, onder wie mede wordt begrepen de persoon, die als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam is, alsmede de persoon die aan een bedrijfsschool opleiding ontvangt.

Artikel 2. Inwerkingtreding

  • 1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 oktober 1998 ingediende voorstel van wet tot nadere wijziging van een aantal socialezekerheids-wetten en enige andere wetten, houdende technische alsmede enige andere wijzigingen (Veegwet SZW 1998; kamerstukken 26 239), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven op of na de dag van inwerkingtreding van het voorstel van wet, bedoeld in het eerste lid, treedt dit besluit, in afwijking van het eerste lid, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met de dag van inwerkingtreding van dat voorstel van wet.

Artikel 3. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 december 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Voor leerlingen en studenten van bepaalde onderwijsinstellingen is het in de praktijk opdoen van ervaring onderdeel van hun opleiding. Leerlingen en studenten, die in de praktijk leren worden stagiairs genoemd. Zij hebben met de instelling waar zij gaan werken een stage- of leerovereenkomst gesloten. Het kan hierbij gaan om leerlingen en studenten van onderwijsinstellingen die in een bedrijf werken om praktijkervaring op te doen of om schoolverlaters die een praktijkopleiding volgen volgens het programma van een bedrijfsschool of opleidingsstichting.

In een stage- of leerovereenkomst staat het kunnen voltooien van de studie centraal. Een stage-overeenkomst is geen arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de regels van het arbeidsrecht niet van toepassing zijn. De stagiair ontvangt ook geen salaris. De stagegever kan wel een onkostenvergoeding betalen. Er kan bij deze leerlingen en studenten ook niet van een reële gezagsverhouding gesproken worden. De stage moet immers worden vervuld om de opleiding met goed gevolg te kunnen voltooien. Tijdens de stage is een sterke binding met de onderwijsinstelling noodzakelijk. Vaak is de stage- of leerovereenkomst een tripartiete overeenkomst tussen de leerling/student, de praktijkinstelling en de onderwijsinstelling. De uitbreiding van kennis en ervaring (onderwijs) staat voorop en niet de economische betekenis van het verrichten van productieve arbeid. Is er sprake van het verrichten van productieve arbeid, waarvoor salaris wordt betaald, en een reële gezagsverhouding dan gaat het niet om een stage- of leerovereenkomst, maar om een arbeidsovereenkomst respectievelijk een dienstbetrekking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), van de Ziektewet en van de Werkloosheidswet.

Tot de datum van inwerkingtreding van de Veegwet SZW 1998 werd ingevolge artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de WAO mede als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van: degene, die als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam was, alsmede degene, die aan een bedrijfsschool opleiding ontving. Kort gezegd ging het in dat onderdeel om stagiairs. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Veegwet SZW 1998 is artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de WAO komen te vervallen. Overweging daarbij was onder meer dat de positie van stagiairs meer verwant is met de positie van studenten dan met die van werknemers. Om te voorkomen dat in bepaalde gevallen door de werking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 december 1986, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 5 van de Ziektewet en artikel 5 van de Werkloosheidswet (Aanwijzing van gevallen waarin een arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd) (Stb. 1986, 655) alsnog verzekeringsplicht voor stagiairs voor de WAO ontstaat, zal de krachtens artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van dat besluit getroffen ministeriële regeling op dat punt worden uitgebreid.

In artikel 5 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is neergelegd wie als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. Naast de ingezetene die op de dag waarop hij 17 jaar wordt arbeidsongeschikt is, wordt op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van die wet als jonggehandicapte aangemerkt de ingezetene die na die dag arbeidsongeschikt wordt en in het jaar voorafgaande aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid ten minste zes maanden studerende was.

In het tweede lid van artikel 5 van de Wajong is aangegeven wie als studerende wordt aangemerkt. In het derde lid van die wet is bepaald, dat bij algemene maatregel van bestuur (amvb) ook andere personen als studerende kunnen worden aangemerkt.

Deze amvb strekt ertoe om stagiairs onder het bereik van de Wajong te brengen, voorzover dat niet reeds het geval was op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wajong. Hiermee worden stagiairs wat betreft het recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid op één lijn gesteld met studenten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven