Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1998, 705 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1998, 705 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 23 november 1998, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/AVF/98/36134;
Gelet op artikel 85, eerste lid, van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 3 december 1998, Nr. W12.98.0542);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 14 december 1998, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/AVF/98/40798;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. het wachtgeldpremiepercentage: het percentage van het loon dat op grond van artikel 85, eerste lid, van de Werkloosheidswet wordt vastgesteld ter bepaling van het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds;
b. de verzekerde loonsom: het totaalbedrag van het loon, bedoeld in artikel 84 van de Werkloosheidswet, waarover het Landelijk instituut sociale verzekeringen in een jaar de aldaar bedoelde premies ontvangt, met uitzondering van de uitkeringen en het loon waarop artikel 85, derde lid, van de Werkloosheidswet van toepassing is;
c. de ziekengeldlasten: hetgeen op grond van artikel 90, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet ten laste van een wachtgeldfonds komt;
d. de lasten: hetgeen op grond van artikel 90, eerste lid, van de Werkloosheidswet ten laste van een wachtgeldfonds komt, met uitzondering van de ziekengeldlasten en hetgeen op grond van artikel 90, vierde lid, van de Werkloosheidswet ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds wordt gebracht;
e. het lastenpercentage: het percentage van de verzekerde loonsom in een jaar waarin de lasten in dat jaar tot uitdrukking komen;
f. het lastenpercentage van de ziekengeldlasten: het percentage van de verzekerde loonsom in een jaar waarin de ziekengeldlasten in dat jaar tot uitdrukking komen;
g. het lastenplafond: het lastenpercentage dat op grond van artikel 94 van de Werkloosheidswet wordt vastgesteld als maximum;
h. het jaar: het kalenderjaar.
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt voorafgaand aan elk jaar een wachtgeldpremiepercentage over dat jaar vast op ten minste het percentage dat overeenkomt met het gemiddelde van de lasten-percentages van de laatste vier jaren die voorafgingen aan het jaar waarin het Landelijk instituut sociale verzekeringen dat wachtgeldpremie-percentage vaststelt en op ten hoogste het lastenplafond.
2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt voor de dekking van de ziekengeldlasten een opslagpercentage vast, waarmee het wachtgeld-premiepercentage met betrekking tot dat wachtgeldfonds wordt verhoogd. Dit opslagpercentage is ten minste gelijk aan het lasten-percentage van de ziekengeldlasten van het jaar waarin dat wachtgeldpremiepercentage wordt vastgesteld.
3. Indien op 31 december van het jaar dat voorafging aan het jaar waarin een wachtgeldpremiepercentage wordt vastgesteld, in het wachtgeldfonds een negatief dekkingssaldo aanwezig was, kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, in afwijking van het eerste lid, een wachtgeldpremiepercentage vaststellen dat hoger is dan het lastenplafond, zodat op 31 december van het jaar waarover dat wachtgeldpremiepercentage wordt vastgesteld geen of een lager negatief dekkingssaldo zal bestaan.
4. Indien op 31 december van het jaar dat voorafging aan het jaar waarin een wachtgeldpremiepercentage wordt vastgesteld, in het wachtgeldfonds een positief dekkingssaldo aanwezig was, kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, in afwijking van het eerste lid, een wachtgeldpremiepercentage vaststellen dat lager is dan het in het eerste lid bedoelde laagste percentage, zodat op 31 december van het jaar waarover dat wachtgeldpremiepercentage wordt vastgesteld geen of een lager positief dekkingssaldo zal bestaan.
5. De vaststelling van het wachtgeldpremiepercentage mag er niet toe leiden dat een negatieve wachtgeldpremie wordt geheven.
6. Indien een wachtgeldfonds bestaat uit onderdelen die niet afzonderlijk worden beheerd, terwijl het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds voor elk van die onderdelen afzonderlijk wordt vastgesteld, zijn het eerste tot en met het vijfde lid met betrekking tot deze onderdelen gezamenlijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat onder het wachtgeldpremiepercentage wordt verstaan het gewogen gemiddelde van de voor die onderdelen afzonderlijk vastgestelde wachtgeldpremiepercentages.
1. Bij de uitvoering van artikel 2, eerste lid, vermenigvuldigt het Landelijk instituut sociale verzekeringen de in dat artikellid bedoelde lastenpercentages, voor zover die betrekking hebben op tijdvakken die gelegen zijn vóór 1 januari 1998, met de factor 1,25.
2. Na uitvoering van het eerste lid vermenigvuldigt het Landelijk instituut sociale verzekeringen de desbetreffende lastenpercentages, voor zover die betrekking hebben op tijdvakken die gelegen zijn vóór 1 januari 1996, met de factor 1,5.
3. Bij de uitvoering van artikel 2, eerste lid, worden de lastenpercentages die betrekking hebben op het jaar 1998 herberekend met een correctiefactor die door het Landelijk instituut sociale verzekeringen per sector wordt vastgesteld.
Het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen wordt ingetrokken.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
2. Indien de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst gelegen is na 31 december 1998, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 1999.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De wachtgeldpremiepercentages worden vastgesteld door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Het onderhavige besluit geeft aangepaste (reken)regels die daarbij gehanteerd dienen te worden.
Het kabinet heeft in het kader van de begroting 1999 besloten de premiegrondslag voor de wachtgeldpremieheffing te wijzigen door de franchise op nul te stellen. Deze wijziging is verwerkt in het beeld van de lastenontwikkeling en het premiebeeld dat gepresenteerd is in de Macro Economische Verkenningen 1999. De wijziging van de premiegrondslag voor de wachtgeldpremieheffing per 1 januari 1999 noopt tot het aanpassen van enige rekenregels die waren neergelegd in het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen.
De wachtgeldpremie wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde gebaseerd op de lastenpercentages van de afgelopen vier jaar. Daarbij dienen aan deze lastenpercentages wel dezelfde vooronderstellingen ten grondslag te liggen ten aanzien van de premiegrondslag en wachtgeldperiode als welke gelden voor het jaar waarover de wachtgeldpremie wordt vastgesteld. De correctie van lastenpercentages van voorgaande jaren is geregeld in artikel 3.
De premiegrondslag in 1998 week af van de premiegrondslag in voorgaande jaren. In het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen was daarom neergelegd dat lastenpercentages in andere jaren gecorrigeerd moesten worden voor de franchise. Aangezien de franchise in 1999 bij ministeriële regeling op nul is gesteld, kan deze correctie achterwege blijven en dient slechts een correctiefactor opgenomen te worden voor de in 1998 afwijkende premiegrondslag. Dit is geschied door in artikel 3 (het oude artikel 6) een nieuwe bepaling op te nemen in het derde lid.
Tevens zijn ten opzichte van het Besluit premievaststelling wachtgeld-fondsen enige wijzigingen aangebracht die niet samenhangen met de wijziging van de premiegrondslag.
In het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen werd in artikel 3 verwezen naar artikel IV van de wijzigingswet van 27 juni 1990, houdende nadere wijziging van de Werkloosheidswet (aanpassing van het financieringssysteem van de wachtgeldfondsen) (Stb. 404). Dat artikel heeft uitsluitend betrekking op de periode tot en met 31 december 1994. Derhalve kan bedoeld artikel 3 vervallen.
Het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen kende ook regels voor de premievaststelling van onderdelen van wachtgeldfondsen. Sinds de inwerkingtreding van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 zijn er echter geen zogenaamde risicogroepen meer. Alle risicogroepen zijn sectoren met een eigen wachtgeldfonds geworden. Artikel 4 van het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen kon daarom vervallen. Artikel 5 van dat besluit, betreffende de zogenaamde premiegroepen, is – aangepast aan het niet meer bestaan van risicogroepen – opgenomen in artikel 2, zesde lid, van het onderhavige besluit.
Artikel 2. Wijze van vaststelling van het wachtgeldpremiepercentage
Dit artikel komt, onder redactionele aanpassing, overeen met de artikelen 2 en 5 van het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen.
In artikel 2, eerste lid, wordt de wijze bepaald waarop de vaststelling van het wachtgeldpremiepercentage door het Lisv dient plaats te vinden. Daarbij is bepaald dat het wachtgeldpremiepercentage dat over 1999 en de daarop volgende jaren wordt vastgesteld ten minste gelijk is aan het gemiddelde van de lastenpercentages van de vier jaren voorafgaand aan het jaar waarin dat wachtgeldpercentage wordt vastgesteld. Als maximumpercentage voor de wachtgeldpremie wordt het lastenplafond, zoals dat door Lisv wordt vastgesteld op grond van artikel 94 van de Werkloosheidswet, gehanteerd. In het tweede lid wordt bepaald dat ten behoeve van de dekking van de ziekengeldlasten een opslagpercentage wordt vastgesteld waarmee het wachtgeldpremiepercentage voor ieder wachtgeldfonds wordt verhoogd. Dit opslagpercentage is ten minste gelijk aan het lastenpercentage van de ziekengelduitkeringen van het jaar waarin de wachtgeldpremie wordt vastgesteld. In het derde lid is de bevoegdheid neergelegd voor het Lisv om het wachtgeldpremie-percentage hoger vast te stellen dan het lastenplafond, ten behoeve van het omlaag brengen van een eventueel dekkingstekort dat in vooraf-gaande jaren is ontstaan. In het vierde lid is bepaald dat het Lisv de bevoegdheid heeft om bij dekkingsoverschotten in een wachtgeldfonds het premiepercentage lager vast te stellen dan is voorgeschreven in het eerste lid.
In vijfde lid is bepaald dat vaststelling van de wachtgeldpremie niet mag leiden tot de heffing van een negatieve wachtgeldpremie.
In het zesde lid is artikel 5 van het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen, betreffende de zogenaamde premiegroepen, met enige redactionele aanpassingen overgenomen.
Artikel 3. Correctie van de lastenpercentages van tijdvakken gelegen voor 1999
In artikel 3, eerste en tweede lid, zijn de vermenigvuldigingsfactoren van de lastenpercentages voor de tijdvakken gelegen vóór 1998 niet gewijzigd ten opzichte van het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen. In het derde lid is neergelegd dat een door het Lisv vastgestelde correctiefactor wordt toegepast in verband met de wijziging van de premiegrondslag voor de wachtgeldpremieheffing per 1 januari 1999.
Artikel 4. Intrekking Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen
Dit besluit vervangt het Besluit premievaststelling wachtgeldfondsen, dat derhalve wordt ingetrokken.
Het Lisv hanteert als premiebetalingstijdvak het kalenderjaar, dat aanvangt op 1 januari. Uitvoeringsinstellingen en werkgevers treffen in december dan ook hun administratieve voorbereidingen gericht op 1 januari als ingangsdatum van een nieuw wachtgeldpremiepercentage. Het hanteren van een andere ingangsdatum zou gepaard gaan met zeer hoge uitvoeringskosten voor zowel uitvoeringsinstellingen als werkgevers.
Vandaar dat er voor gekozen is, mocht dit besluit onverhoopt niet voor 1 januari 1999 in het Staatsblad worden gepubliceerd, het een – beperkte – terugwerkende kracht te verlenen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-705.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.