Besluit van 15 december 1998, houdende vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van bepalingen van de Wet van 26 juni
1998 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met een aanpassing van
de regels op het terrein van de binnenvisserij (Stb. 449)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij van 8 december 1998, nr. TRC/JZ/1998/501, Directie Juridische Zaken;
Gelet op artikel IV van de wet van 26 juni 1998 tot wijziging
van de Visserijwet 1963 in verband met een aanpassing van de regels op het
terrein van de binnenvisserij (Stb. 449);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Van de wet van 26 juni 1998 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband
met een aanpassing van de regels op het terrein van de binnenvisserij (Stb.
449) treden de navolgende onderdelen van artikel I op het daarbij vermelde
tijdstip in werking:
a. de onderdelen I, K en L met ingang van 1 januari 1999;
b. de onderdelen H, J en M met ingang van 1 september 1999.
Artikel 2
Artikel III van de wet van 26 juni 1998 tot wijziging van de Visserijwet
1963 in verband met een aanpassing van de regels op het terrein van de binnenvisserij
(Stb. 449) treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is belast met
de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende toelichting in
het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 15 december 1998
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Bij besluit van 27 juli 1998 (Stb. 514) is het tijdstip vastgesteld waarop
een aantal onderdelen van artikel I van de wet van 26 juni 1998 tot wijziging
van de Visserijwet 1963 in verband met een aanpassing van de regels op het
terrein van de binnenvisserij (Stb. 449) in werking treedt. Voor de achtergrond
hiervan wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit van 27
juli 1998. Het onderhavige besluit strekt tot vaststelling van het tijdstip
waarop de overige onderdelen van artikel I en artikel III van de wet in werking
treden, met uitzondering van onderdeel E, artikel 17, van artikel I, dat wordt
genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader
van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998
betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische
voorschriften (PbEG L 204).
Onderdeel H voorziet in een verlenging van rechtswege van bepaalde overeenkomsten
van huur en verhuur van visrecht. Een verhuurder van visrecht kan deze verlenging
van rechtswege voorkomen door de huurder uiterlijk acht maanden voor het verstrijken
van de looptijd te kennen te geven de overeenkomst niet te willen voortzetten.
Gelet op deze termijn van acht maanden is het tijdstip van inwerkingtreding
van onderdeel H vastgesteld op 1 september 1999, zijnde meer dan een jaar
na het tijdstip van bekendmaking van de wet.
Onderdeel I treedt in werking op 1 januari 1999. De Organisatie ter verbetering
van de binnenvisserij (OVB) heeft aangegeven alsdan gereed te zijn voor de
in dit onderdeel geherformuleerde omschrijving van de maatregelen ter bereiking
van haar doelstelling.
Onderdeel J heeft betrekking op de samenstelling van het bestuur van de
OVB. Dit onderdeel treedt in werking op 1 september 1999, zijnde de datum
waarop de ambtsperiode van het bestuur van de OVB afloopt. Onderdeel M, dat
betrekking heeft op het aantal bestuursleden van de Kamer voor de Binnenvisserij,
treedt ter wille van de uniformiteit op dezelfde datum in werking. Er is geen
reden om de inwerkingtreding op een later tijdstip te laten plaatsvinden.
Onderdeel K heeft betrekking op het boekjaar van de OVB. Artikel III van
de wet voorziet in een overgangsregeling terzake, zodat onderdeel K en artikel
III in werking kunnen treden op 1 januari 1999. Onderdeel L, dat betrekking
heeft op het financiële verslag van de OVB, treedt ter wille van de uniformiteit
op dezelfde datum in werking. Er is geen reden om de inwerkingtreding op een
later tijdstip te laten plaatsvinden.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en visserij,
G. H. Faber