Wet van 10 december 1998 tot wijziging van de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet met betrekking tot de werktuigenvrijstelling (Wet wijziging werktuigenvrijstelling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen van de Gemeentewet en van de Waterschapswet met betrekking tot de werktuigenvrijstelling in de onroerende-zaakbelastingen respectievelijk in de waterschapsomslag gebouwd te wijzigen en de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet daaraan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A.1. Aan artikel 220d, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, toegevoegd:

j. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

A.2. Artikel 220d, tweede en derde lid, vervallen onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot het tweede tot en met het vierde lid.

A.3. In artikel 220d, vierde lid, wordt de zinsnede «eerste tot en met het vierde lid en artikel 305a» vervangen door: eerste en het tweede lid.

B. Artikel 305a vervalt.

ARTIKEL II

De Waterschapswet2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 120, derde lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 305a van de Gemeentewet» vervangen door: als bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel j, van de Gemeentewet.

ARTIKEL III

De Invoeringswet Financiële-verhoudingswet3 wordt als volgt gewijzigd:

In bijlage 2, verdeelmaatstaf 1, wordt de zinsnede «de artikelen 220d en 305a» vervangen door: artikel 220d.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001, maar is voor de waardebepaling, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, ten behoeve van het tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2001, van toepassing vanaf 1 januari 1999.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet wijziging werktuigenvrijstelling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 10 december 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 november 1998, Stb. 678.

XNoot
2

Stb. 1991, 444, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 oktober 1998, Stb. 621.

XNoot
3

Stb. 1996, 577, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 mei 1998, Stb. 312.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 736.

Handelingen II 1998/99, blz. 1032–1037; 1143–1144.

Kamerstukken I 1998/99, 25 736 (90).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 8 december 1998.

Naar boven