Besluit van 3 december 1998, houdende wijziging
van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake schadeverhaal
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 18 juni 1998,
nr. P/98004267;
Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 7 augustus 1998 nr. W07.98.0262);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 27 november
1998, nr. P/98007263;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel I
Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie1 wordt
als volgt gewijzigd:
Artikel 85 komt te luiden:
Artikel 85 Schadeverhaal
1. Onze Minister kan de ambtenaar verplichten tot gehele of gedeeltelijke
vergoeding van de door de dienst geleden schade:
a. indien deze schade in het kader van de vervulling van aan de ambtenaar
opgedragen taken en werkzaamheden is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid
van de ambtenaar; dan wel
b. indien deze schade buiten het kader van aan de ambtenaar opgedragen
taken en werkzaamheden is ontstaan door verwijtbaar handelen van de ambtenaar.
2. Wanneer de schade is veroorzaakt door meerdere tot het Defensiepersoneel
behorende personen gezamenlijk, kan in beginsel ieder afzonderlijk tot vergoeding
van de gehele schade worden verplicht.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit
dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 3 december 1998
Beatrix
De Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
Uitgegeven de zeventiende december 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel 85 van het Burgerlijk ambtenaren reglement defensie regelt de
mogelijkheid om alle vormen van door de ambtenaar aan de dienst veroorzaakte
schade op hem te verhalen. Het artikel sluit aan bij uitgangspunten van artikel
7:661 van het Burgerlijk Wetboek over het verhaalsrecht van de werkgever op
de werknemer. Overeenkomstig deze uitgangspunten en de jurisprudentie (CrvB,
28 april 1994, TAR1994/137) is bepaald, dat indien de schade is ontstaan in
het kader van de vervulling van aan de ambtenaar opgedragen taken of werkzaamheden
voor een vergoedingsplicht opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar
moet worden aangetoond. Het uitgangspunt is immers, dat dergelijke schade
in beginsel het risico is van de werkgever. Indien de ambtenaar schade aanricht
buiten het kader van zijn dienstverrichting, is voor een vergoedingsplicht
voldoende dat verwijtbaar handelen van de ambtenaar kan worden aangetoond.
Het artikel komt overeen met artikel 145 van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
waar voor de militair ambtenaar op overeenkomstige wijze de schadevergoedingsplicht
is geregeld, zodat voor zowel het militair personeel als het burgerpersoneel
van Defensie een gelijke regeling geldt.
Het in het tweede lid bepaalde omtrent hoofdelijke aansprakelijkheid was
voorheen opgenomen in de ministeriële regeling op basis van het oude
artikel 85. De formulering houdt er rekening mee, dat schade kan zijn veroorzaakt
door tot het Defensiepersoneel behorende burger- en militaire ambtenaren gezamenlijk.
Indien twee of meer personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade,
dan zijn zij in beginsel hoofdelijk aansprakelijk.
Met de sectorcommissie Defensie is op 19 februari 1998 over het ontwerp-besluit
overeenstemming bereikt.
De Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
XNoot
1Stb. 1993, 350, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 mei 1998, Stb.
340.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Defensie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 januari 1999, nr.
7.